Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK RUTH. XXXIII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK RUTH. XXXIII

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

De Heere velgelee u uw daad en uw loon zij volkomen, van den Heere, den God Israels, onder 'Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen ! En zij zeide: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben, gelijk een uwer dienstmaagden.

Ruth 2 : 12, 13.

Het woord vergelden vindt zowel ten goede als ten kwade zijn betekenis in de H. Schrift. Wanneer de Heere Zijn volk met de roede bezocht, vergold Hij hen naar hun zonden en afwijkingen. Doch wanneer de tuchtiging Zijn doel had bereikt vergold Hij hen naar dat Hij geslagen had, zodat Hij hen door Zijn verbondstrouw weer herstelde. We lezen in Joel 2 : 24, 25: „En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen. Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten".

„De Heere dan vergelde een iegelijk Zijne gerechtigheid en zijn getrouwheid", antwoordde David aan Saul. 1 Samuel 26 : 23-. En in Spreuken 19 : 17 zegt de Spreukdichter: „Die zich den armen ontfermt, leent den Heere; en Hij zal zijne weldaad vergelden". Doch zo spreekt Gods Woord ook van een vergelden ten kwade. „Hij zal den boosdoener vergelden naar zijne boosheid". 2 Sam. 3 : 39. Hij zal Zijne vijanden de verdiensten vergelden. Jesaja 66 : 6.

„Wee den goddelozen, het zal hem kwalijk gaan, want de vergelding Zijner handen zal hem geschieden". Jes. 3 : 11. Zo zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn werk, naar al wat hier gebeurd is, hetzij goed of kwaad.

Spreekt Boaz tot Ruth over vergelding, zo is er een vergelding in betrekking tot een iegelijk onzer. „Want wij aUen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt naar dat hij gedaan heeft hetzij goed, hetzij kwaad". Evenals Ruth staat een iegelijk onzer vergelding te wachten naar het rechtvaardig oordeel Gods. Ieder zal zijn eigen pak dragen. Galaten 6:7.

Zij, die onbekeerd blijven zullen vergelding of loon naar werk ontvangen, verdrukking en benauwdheid over alle ziel, die het kwade werkt. Die hier in de tijd Zijne bestraffing niet hebben gadegeslagen, maar hardnekkig in de zonde geleefd, de genadetijd verwaarloosd, onnut doorgebracht. Wat zal het zwaar vallen, daar hier alle vermaningen in de wind zijn geslagen, om heen gewezen te worden, naar het eeuwige vuur dat niet uitgeblust wordt en naar de put, die voor eeuwig zal worden toegedaan. Is er voor het vlees niets bekoorlijks dan weelde en voorspoed, ijdel vermaak in de vleselijke begeerlijkheden, tijdelijk genot. Is dat uw keuze, jeugd van onze tijd ?

Het is maar een handvol tijd om hier uw ver-maak in te zoeken. Zulk een armoedig leven van Ruth wordt door r niet begeerd. Toch als straks de vergelding komt, zal rekenschap moeten worden afgelegd, en in het oordeel zal Ruth tegenover u worden gesteld. Maar dan zult ge ook goed aan de weet komen wat het is, hier de tijd nutteloos te hebben doorgebracht. En wat dan uw lijden ontzaglijk zal verzwaren is dat het eeuwigheid is. Geen tijd, geen verandering meer. Het lot is beslist en dat voor eeuwig. Het is dan ook de vrucht van onze diepe val in Adam, dat we gerust het gewis verderf tegemoet gaan. Ook al leven we onder de zuivere bediening van Gods Woord, waar de waarschuwende stem nog niet ontbreekt. En nu kan er zelf een verandering van levenswijze komen, welke ten doel heeft om de toekomende straf te ontgaan en. tot genade te komen. Genade om de straf te ontgaan. Het kan ook gebeuren dat men met een invallende waarheid uit de benauwdheid komt en men dat als bevinding beschouwt en zich daarop grondt voor de eeuwigheid.

Het doel om tot genade te komen is niet anders dan om de straf te ontgaan.

Er kan zoveel zijn dat er op lijkt en toch niet is. Het onderscheid tussen Ruth en Orpa is aan de buitenkant zomaar niet zichtbaar. Hoever kan het niet komen, terwijl de wortel der zaak gemist wordt. Zo is er wat ingebeelde rechtvaardigheid en heiligheid, waarmee men rein is in eigen ogen en intussen van zijn drek niet gewassen. Doch de ware rechtvaardigheid is dat Gods heilig gebod is overtreden, waardoor Zijne majesteit is beledigd. Het is wat een oudvader zegt: „Zij beleven wat ze belijden". Zij hebben indrukken van zonden en schiold en strafwaardigheid. Want zij spreken van zonde en ongerechtigheden, afwijkingen van de overtredingen tegen God en Zijne geboden. Zij spreken er van in het meervoud, als van ondaden die zich hebben vermenigvuldigd tot boven hun hoofd en die groot geworden zijn tot tan de hemel. Zij naasten ze en houden ze voor de hunne, niet anders dan of elk hunner zeide: Ik, ik heb gezondigd, en ik heb onrecht gehandeld. „Ik ken mijne overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij. Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan dat kwaad is in Uwe ogen; Opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken en rein zijt in Uw richten". Zij tonen ook indrukken en bevinding te hebben van Gods goedertierenheid. Want zij zeggen: „Hij doet ons niet naar onze zonden". Hij is de Heere, van Wien zij gezongen hebben: Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goediertierenheid.

Nu, daar was Ruth geen vreemdeling van. Het was geen kleine weldaad dat zij toevlucht mocht nemen tot de Heere, de God van Israël. Welk een indruk maakt het op haar als Boaz daarvan spreekt. En dat zij er niet mee opgevlogen is of zichzelf ging overschatten op hetgeen er plaats vond, komt duidelijk uit in haar antwoord in vers 13. En zij zeide: „Laat mij genade vinden in uwe ogen mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt en dewijl gij naar het hart van uwe dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben gelijk een uwer dienstmaagden". Ruth erkent de weldaad dat hij haar getroost en naar haar hart gesproken had. Hier zien we ootmoed en dankbaarheid voor een verbeurde weldaad bewezen aan een, die de minste was onder de dienstmaagden. Zij dankt Boaz voor zijn woorden en onderwerpt zich in nederigheid als dienstmaagd aan haar heer. Hierin wordt bevestigd: „en de nederigheid gaat voor de eer". Spreuken 15 : 33b.

Tot grote heerUjkheid zou zij eenmaal opklimmen, zodat uit haar Vorsten van Israël zullen worden voortgebracht. „Laat mij genade vinden in uwe ogen". Had zij dan geen genade gevonden ? Zeker, maar Gods volk zal met hetgeen

ontvangen is niet verder kunnen. Als een dochter werd Ruth door Boaz aangesproken, en zij voelt zich de minste van Boaz' dienstmaagden. „Laat mij genade vinden in uwe ogen". Wat zij ontvangen had was zij zich welbewust. Maar waar zij om vraagt is ook voor de toekomst. Het gaat bij Ruth ook om dé gunst.

Nu had ze wel ontvangen hetgeen ze geen recht op had, maar daarmee bleef ze in zichzelf een vreemde. Nu, zo is het met Gods volk met bewezen genade in het verleden en de weldadigheden bewezen, maar nu staat genade ten op­ zichte van schuld. Tot God de schuldige genade bewijst in het vrijspreken van schuld en straf en dat ziet op het richterlijk werk des Vaders, als de zondaar met God wordt verzoend. Maar zover is dat hier niet gekomen. Het is door genade dat Ruth met hetgeen gebeurd is in haar leven groter gemis dan bezit gaat inleven. En dan gaat het bij Zijn volk om de gemeenschap en gunst des Heeren. Het gaat dan om de goedheid des Heeren ook voor de toekomst. Hoe meer Ruth zich als vreemdeHng inleeft, hoe sterker de betrekking is op de Heere.

Hoe had David dat ook menigmaal ervaren, wanneer hij vluchtende was als een veldhoen op de bergen. Toch belijdt Ruth dat zij Boaz' dienstmaagd is. Gods volk mag dan ook geloven dat ze er bij horen. In het geloof als dat in beoefening is, is geen twijfel, maar wel in de gelovige. Hier gaat het dus om de gemeenschap met God, er is een hongeren en dorsten bij Ruth naar de God van Israël.

Wordt vervolgd.

R, - d. Gr.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 augustus 1979

De Wachter Sions | 8 Pagina's

HET BOEK RUTH. XXXIII

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 augustus 1979

De Wachter Sions | 8 Pagina's