Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amos 5 : 4 en 5.

HOPENDE: Een vreselijk oordeel zou over Israël komen, zoals we uit het begin van dit hoofdstuk reeds beluisterd hebben. Niet minder dan negentig procent van de krijgsmacht van Israël zou door het zwaard gedood worden. Maar dan zou er toch nog een tiende deel overblijven. Dit is dan toch ook nog weer de belofte die in die oordeelsaankondiging te vinden is. En nu horen we de Heere in het 4e vers door de mond van de profeet het volk nog toeroepen: „Zoekt Mij en leeft". Het oordeel zou doorgaan, maar nog niet tot een algehele verderving. Daarom te meer had deze ernstige vermaning het volk nog zoveel te zeggen.

UITZIENDE: De genadetijd was dus nog niet voorbijgegaan. Men zou tot dat tiende deel nog kunnen behoren. Maar de weg tot behoudenis zien we hier ia de tekst het volk duidelijk aangewezen. Het zoeken van de Heere hield in: een zich afkeren van de afgoden. De plaatsen waar de afgoden gediend werden, zouden zeker verwoest worden. Daarom lezen we: „Maar zoekt Bethel niet, en komt niet te GÜgal, en gaat niet over naar Berséba; want Gilgal zal voorzeker gevankelijk worden weggevoerd, en Bethel worden tot niet". Buiten God is niet anders dan ellende, ja, de dood te vinden. Daarom houdt die roepstem tot bekering toch zoveel in, als we de profeet hier horen zeggen: „Zoekt Mij en leeft". Het leven is uit genade te vinden in een weg van wederkering tot de Allerhoogste. Het komt dus maar op één^zaak aan. We vinden die uitgedrukt in de woorden: „Zoekt Mij". Daar kan nooit anders dan het leven aan verbonden zijn. Veeltijds kan het schijnen alsof in een weg waarin God in waarheid gezocht, gevreesd en gediend wordt, alleen maar tegenspoeden ons deel zijn. Toch kan nooit anders dan het leven aan het oprecht zoeken van de Heere verbonden zijn.

HOPENDE: De ware zoekers van de Heere, zullen Hem zeker vinden. Maar dan moet het ook niet alleen om een verlossing van de straf, maar om Zijn gunst en om Zijn gemeenschap te doen zijn. Het zoeken van de Heere, waarover de tekst spreekt, zegt ons dat we Hem kwijt zijn. Israël was ver van de Heere afgeweken. Al baadde men zich uitwendig in de weelde, men werd slechts vet gemest als een os voor de dag der slachting. Het ging op de dood en het verderf aan. Zelfs een plaats als Bethel zou worden tot niet. En dat was een plaats waar men God dacht te dienen, al was het dan door de verering van een gouden kalf. Die eigenwillige godsdienst kon God echter niet behagen, maar Hem alleen tot toorn verwekken. De Heere was te Bethel niet te vinden. Jacob had Hem daar gevonden. Toen was die plaats waarlijk een Bethel, een huis Gods en een poort des hemels geweest. Maar nu was dat Bethel een Beth-Aven, een huis der ijdelheid geworden, zoals we ook al uit de profetie van Hoséa beluisterd hebben. Daarom wordt er in vers 5 zo met nadruk gezegd: „Maar zoekt Bethel niet". Er kon een goede gedachtenis aan Bethel verbonden zijn, want de aartsvader Jacob had daar de eerste Godsontmoeting gehad. En de Heere was Zijn woord nagekomen in het leven van vader Jacob, dat Hij te Bethel tot hem gesproken had. Hij heeft zelfs tot Jacob gezegd: „Ik ben die God van Bethel". Maar daar had het zaad van Jacob nu toch echt niets aan, ook al mocht men naar Gods belofte aan Abraham gedaan, het land nog bewonen waarin Bethel was gelegen. De Heere woonde daar in Zijn gunst niet meer onder Israël. Hij werd daar niet op een rechte wijze gediend. En zoals het met Bethel was, zo was het ook met Gilgal. Gilgal was ook een plaats waar een bijzondere historie aan was verbonden. Als Israël over de Jordaan gegaan was en het land Kanaan in een erfelijke bezitting zou nemen, dan was Gilgal de plaats waar het verbond vernieuwd werd. Daar werd het volk weer besneden en daar werd het pascha weer gevierd. Maar Gilgal zou nu voorzeker gevankelijk wor­ den weggevoerd. Dus van Gilgal was ook geen heÜ te verwachten. En Berséba was ook een plaats van betekenis. Daar was de Heere aan Izak verschenen. En daar heeft de Heere aan Izak de belofte gedaan: „Ik ben de God van Abraham, uw vader; vrees niet, want Ik ben met u; en Ik zal u zegenen en uw zaad vermenigvuldigen om Abrahams, Mijns knechts wil". Izak heeft daar de Heere een altaar gebouwd en de Naam des Heeren aangeroepen. Maar Berséba was nu ook een plaats geworden waar men de afgoden diende. En toch had men een sterk vertrouwen om de godsdienstige historische betekenis die al deze plaatsen hadden, dat men met het bezoeken van die plaats, ook al hield men er een valse godsdienst op na, alleen maar wel kon varen. Wat zou men echter beschaamd uitkomen !

UITZIENDE: Daarom heeft het toch zoveel te zeggen, als we in het 4e vers lezen: „Want zo zegt de Heere tot het huis Israels: Zoekt Mij en leeft". Godsdienst zonder God is er genoeg. En ook kan die godsdienst nog wel te vinden zijn op plaatsen waar de Heere vroeger in waarheid gediend werd en in Zijn gunst heeft wiUen wonen. Maar wat is toch een mens die'geen schuld gevoelt en dan met wat godsdienst die uit het vlees is, het wel denkt te kunnen redden. Om Gods gunst is het niet te doen en om Zijn eer bekommert men zich niet. Men houdt zich op de been met uiterlijke vormen, met een kerkverband, met een kerkgebouw en met hetgeen men dan van de vaderen nog heeft overgehouden. Maar de God van die vaderen is er niet meer. Dat kan ook niet, want die moet op een zelfde wijze gekend en gevreesd worden als Hij door die vaderen gekend en gevreesd werd. „Zoekt Mij en leeft", zegt Hij.

HOPENDE: Om Hem dus te zoeken, moeten we Hem gevoelig kwijt zijn. Dat is het geval niet, zolang we ons nog redden met Bethel en GÜgal en Berséba. Als we in ons Godsgemis geplaatst worden, dan kunnen al deze gedenkwaardige plaatsen ons niet meer helpen. Al hebben we een bekeerde vader of moeder gehad, daar beginnen we niets mee. En zeker niet, waimeer we niet in een zelfde weg gewandeld hebben. Jacob heeft God te Bethel ontmoet. En die God van Bethel-moeten we allen hebben. Ook die God van Berséba en van Gilgal. En die God vinden we op die plaatsen op geen andere wijze dan dat de vaderen Hem daar gevonden hebben. O hoe smartelijk wordt het voor de ziel die in het ware Godsgemis geplaatst wordt, die God van die vaderen te moeten missen en Hem nergens te kunnen vinden. Wat waren die vaderen toch gelukkig en hoe gevoelt men zichzelf dan diep ongelukkig ! Maar dan kan men toch ook buiten die God van die vaderen niet meer leven. Zo gaat men de geschriften der vaderen onderzoeken, maar men leest er zichzelf buiten. Oude vergeelde briefjes van vader of moeder, van grootvader of grootmoeder worden voor de dag gehaald en met grote belangstelling gelezen. Men wordt toch zo jaloers op die mensen, want die mensen hadden iets wat men zelf niet bezit. Dus men kan zich met hun nagelaten erfstukken niet helpen. Men moet de God van die mensen missen. En die God kan men niet meer missen. Van die God is men zover afgeweken, alsook van het voetspoor van hen die in oprechtheid in Zijn wegen mochten wandelen. En hoe zal die God nu ooit nog terug te vinden zijn ? We horen Hem hier echter zeggen: „Zoekt Mij en leeft". Ook in het volgende vers horen we Hem nog eens hetzelfde zeggen. Aan het ware zoeken van Hem is het leven dus toch verbonden. De volgende keer hopen we daar nog nader op in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1979

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1979

De Wachter Sions | 8 Pagina's