Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer A. de G. te L.,

Uit uw schrijven blijkt, dat u de vraag die u me hebt gesteld niet belangrijk genoeg vindt voor een antwoord in ons blad. U hebt daarom een antwoordpostzegel ingesloten, opdat ik uw vraag persoonlijk zou heant-

woorden, als ik dat ook beter zou vinden. Met dank voor uw antwoordpostzegel wil ik echter nogmaals laten weten dat het me niet mogelijk is om allerlei vragen persoonlijk te beantwoorden. Er zijn vragen waar men, werkelijk moeilijk mee zit en dte niet voor beantwoording in ons blad in aanmerking kunnen komen. In die gevallen geef ik ook antwoord door een persoonlijk schrijven, maar daar heb ik dan ook werkelijk genoeg aan. Maar ik meen begrepen te hebhen dat het meer uit schroom was dat u me gevraagd hebt om een persoonlijk antwoord. Echter lijkt mij de vraag die u me gesteld hebt, heus niet zo ongeschikt ter beantwoording in ons blad. Wel begin ik nu aan iets waarvan ik niet weet of ik dit op zulk een wijze zal kunnen volbrengen, dat het tot enige stichting voor de lezers zal kunnen zijn. Maar het is Gods Woord waar u me naar gevraagd hebt. En nu moeten we toch altijd voor ogen houden, dat de Heere in Zijn Woord niets overbodigs heeft doen beschrijven. Daarom durf ik me niet er aan te onttrekken om te proberen een antwoord in deze rubriek te geven op uw vraag, te meer daar u me daarin ook vrijgelaten hebt. Bi; het lezen van Genesis 25 hebt u uzelf altijd afgevraagd, of Abraham er goed aan gedaan heeft, om na het sterven van Sara, op ongeveer 140-jarige leeftijd, weer een vrouw te nemen. Als u echter de kanttekening daarover nagelezen hebt, dan kwam u tot de vraag waarom de Heere dat mogelijk heeft gemaakt. Het is niet buiten Gods raad omgegaan en zo rijst dan bij u de vraag, waarom dit moest gebeuren.

Daar u me hebt laten weten dat u de kanttekening geraadpleegt hebt, was het natuurlijk ook mijn eerste werk om die even na te lezen. Welnu, de kanttekening zegt ons, dat Abraham na de dood van zijn huisvrouw en het trouwen van zijn zoon niet weduwnaar gebleven is, maar is voortgevaren om weder te trouwen. En dan zegt de kanttekening verder: „Hoewel Abraham nu omtrent 140 jaren oud mocht zijn, en zijn lichaam al verstorven was, toen hij honderd jaren oud was, hfdst. 17 : 17; Rom. 4 : 19, nochtans heeft hij kinderen van deze Ketura gekregen, niet omdat hij weder wonderbaarlijk gesterkt was, evenals toen hij Izak gewon, maar omdat hij de mirakeleuze sterkte behouden had".

Verder sprak mij onder de verschillende verklaringen die ik er even op nageslagen heb, de verklaring van Matthew Henry toch wel bijzonder aan. Laat ik die dus even mogen neerschrijven. Hij merkt zo op: „Abraham heeft nog vijfendertig jaren na Izaks huwelijk geleefd en niettemin is van alles wat hem gedurende die tijd is wedervaren, niet anders aangetekend dan hetgeen in deze weinige verzen vervat is. Wij lezen niet meer, dat God op een buitengewone wijze hem verschenen zij, noch zijn geloof door iets ongemeens beproefd heeft, hetwelk niet zeer vreemd is, want de dagen, zelfs die der beste en grootste heiügen, zijn alle niet even uitmuntende; sommige gaan stil voorbij en komen en gaan zonder aanmerkelijke zaken uit te leveren, en zodanig zijn geweest deze laatste dagen van Abraham. Hetgeen ons van hem nog voorkomt, is 1. Een verhaal, van zijn kinderen bij Ketura, een andere vrouw, welke hij trouwde na Sara's dood. Hij miste nu de liefelijke bijwoning van zijn twee allerdierbaarste panden, hebbende Sara begraven en Izak uitgehuwd. Hij had een hulp van node; zijn huisgezin moest een verzorgster hebben. En dus was hem niet goed alleen te bHjven, waarom hij ook voortvoer een vrouw te nemen, welker naam was Ketura, waarschijnlijk de voornaamste van zijn dienstmaagden, geboren in zijn huis of gekocht met het geld. Het huweHjk is aan oude bedaagden niet verboden. Hij teelde haar zes zonen, in dewelke de beloftenis aangaande de grote vermenigvuldiging en aanwas van zijn nakomelingen voor een groot gedeelte vervuld werd. En zeer waarschijnlijk Was het de vervulling van deze belofte die hem tot dit huwelijk had doen overgaan. De sterkte en kracht, die hij door deze belofte ontvangen had, bleef hem nog steeds bij, waaruit men zien kan, hoezeer de kracht der beloftenis de macht der natuur overtreft".

Uw vraag, of Abraham er goed aan gedaan heeft, om na het sterven van Sara nog weer een vrouw te nemen, vindt u dus in deze verklaring van Matthew Henry gelijk beantwoord. Een tweede huwelijk is niet verboden, zelfs niet al is men zeer oud geworden. Het bHjft gelden tot het erode van het leven van de mens: „Het is niet goed, dat de mens alleen zij". Echter kan ik uw bezwaar wel aanvoelen. De daad van Abraham komt u erg aards voor. De apostel zegt van hem dat hij door het geloof en dus door genade een beter vaderland heeft mogen zoeken. Bij de sluiting van een tweede huwelijk en dat reeds op gevorderde leeftijd, doet men nogal eens graag een beroep op Abraham. Men weet de tekst heel goed te gebruiken: „En Abraham voer voort en nam een vrouw, wier naam was Ketura". Zo komt men er dan ook weer met de Bijbel uit, al geeft het soms wel wat te denken als men op zeer hoge leeftijd nog weer een huwelijk sluit en dan ook nog wel met iemand die heel wat jonger is. SchriftuurHjk is er echter niets tegen te zeggen. Ook moeten we rekening houden met Gods leiding in ieders leven, waarbij nog komt dat de één wat - langer jong blijft dan de ander.

De vraag is echter bij u gerezen, daar dit tweede huwelijk van Abraham toch niet buiten Gods raad is omgegaan, welke bedoeling de Heere ook hierin met hem heeft gehad.

Allereerst moeten we het wel als een bijzonderheid aanmerken, dat Abraham de kracht die hij ontvangen heeft nadat hij voor een verstorvene was te rekenen, behouden heeft. Daarop wijst ook de kanttekening. Dit ging vanzelf ook niet buiten de leiding des Heeren om. De Heere had hem gezegd, dat Hij hem tot een vader van menigte der volken had gesteld. Gen. 17 : 5. En bij deze tekst zegt de kanttekening: „Niet alleen naar het vlees, als der IsraëHeten, Ismaelieten, Idumeërs, Kethureërs, maar inzonderheid naar de geest, als van alle ware gelovigen door de ganse wereld, van welk geslacht en welke natie zij ook mogen zijn". Ook uit Ketura moesten er dus voortkomen, die in dat bijzondere Zaad Dat uit Izak zou voortkomen, gezegend zouden mogen zijn. Abraham heeft het ongetwijfeld als een wonderwerk Gods gezien, dat hij de nieuwe kracht die hij had gekregen, had mogen behouden. Deze weldaad die de Heere hem bewezen had, heeft hij dan ook naar buiten willen openbaren. De Heere had zijn jeugd vernieuwd als die eens arends. Zijn ouderdom werd hem als zijn jeugd. Dit geeft ons ook al genoeg te overdenken. Abraham als een aartsvader en een vader der gelovigen is aan zijn geestelijk zaad van alle eeuwen tot een voorbeeld gesteld. Dat geestelijke zaad van Abraham heeft toch ook nog met een wonderdoend God van doen. De kracht en moed ontzinken menigmaal om verder te gaan. Waarlijk, geachte vriend, men behoeft nog niet zo oud te zijn om zich oud te voelen. Dan moet men zich verwonderen over mensen die wel twintig jaar ouder zijn, maar zich twintig jaar jonger betonen. En neen, daar kan men in vele gevallen ook niet jaloers op zijn. Die vitaliteit schijnt het bewijs ervan te zijn dat het aan tegenwicht ontbreekt. Men schijnt dan ook maar ver van de dood vandaan te leven. Het verlangen strekt zich niet naar het hemels Kanaan uit. Er is geen zoeken en bedenken van de dingen die boven zijn, waar Christus is, ter rechterhand Gods. Het vreemdelingsleven hier op aarde ontbreekt. De gemeenschapsomgangen met Christus zijn er niet. Men heeft een dor en dodig leven. In alles is dat heel goed waar te nemen. En kan men zichzelf daar dan boven plaatsen ? O neen ! Men moet er voor zichzelf ook dikwijls zo over klagen dat men zo dor en dodig is. Maar anderzijds is er toch een onderscheid. Het is dan toch de Heere bekend, dat men als een vreemdeling en bijwoner hier op aarde zijn weg moet gaan. Veeltijds moet men de zoete bHjken van Gods gunst zo missen, maar bij ogenblikken haakt de ziel daar toch naar, want het is toch het leven van het leven om daarin te delen. Dan kan men toch met Hiskia getuigen: „Heere, bij deze dingen leeft men en in dit alles is het leven van mijn geest". En och, men komt er toch meer en meer achter, dat als de Heere niet gedurig, al is het dan ook in de middellijke weg door Zijn Woord te bekrachtigen, weer eens geesteÜjke onderstand gaf, de weg die men te gaan heeft te veel en te zwaar zou worden. Het leven op aarde wordt steeds zwaarder, de rustpozen steeds minder, de tegenheden steeds menigvuldiger. Zo kan men soms haast niet meer verder. Maar de Heere betoont toch ook daarvan te weten. Dan weet men ervan wat het is, om uit zwakheid weer krachten te ontvangen. Men ziet dan weer eens even over het leven heen, dus dan kan men weer een weinig gemoedigd verder trekken.

Maar nu geeft ons Abrahams tweede huwelijk nog wat meer te overdenken. Hij was een keer tot Hagar ingegaan. Zij baarde hem echter het kind der belofte niet. Hagar is met haar zoon uitgedreven op de speenmaaltijd van Izak. De zoon van die dienstmaagd zou met Izak niet erven. Maar nu moet u er eens erg in hebben, hoe ons gehjk na het huwelijk van Abrahani met Ketura beschreven staat, dat Abraham aan Izak gaf al wat hij had. Maar de zonen der bijwijven gaf Abraham geschenken. Met die bijwijven worden Hagar en Ketura bedoeld. Ismaël zou hebben mogen denken, als Abraham verder geen kinderen meer gekregen had, dat hij toch ook zowel als Izak erfgenaam was, maar door de geboorte van niet minder dan zes zonen uit Ketura, die ook uitgesloten werden van de erfenis, kon Ismaël nu weten dat er ook tussen hem en Izak een groot onderscheid was.

Er was dus een groot onderscheid tussen het huwelijk van Abraham met Sara en het huwelijk met Ketura. Het gebeurt nogal eens dat door een tweede huwelijk, de kinderen uit dat tweede huwelijk meer liefde krijgen van de vader dan die uit het eerste huwelijk zijn voortgekomen. Izak was echter het kind der belofte. En dat bleef hij. Hoe duidelijk zien we daarin waar Abrahams hoop op was gevestigd. Het heeft toch zoveel te zeggen, als de Heere tot Abraham gesproken heeft. „Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten". En nu wÜ ik ook nog weer even iets citeren

uit de verklaring van Matthew Henry, als het over het onderscheid gaat dat gemaakt werd tussen Izak en de andere kinderen van Abraham. Hij schrijft zo: „Deze zonen der bijwijven werden weggezonden naar het landschap gelegen beoosten Kanaan, en derzelve nakomelingen zijn genaamd de kinderen van het oosten, vermaard wegens hun talrijkheid, Richt. 6 : 33, vergeleken met vers 5. Derzelve grote vermenigvuldiging was de vrucht der beloftenis, geschied aan Abraham, dat namelijk God zijn zaad vermenigvuldigen zou. In de uitdeling van zegeningen handelt God bijna gelijk Abraham deed, toen hij zijn goederen onder zijn kinderen uitdeelde; gemene zegeningen geeft Hij aan de kinderen van deze wereld, als aan kinderen van bijwijven, maar verbondszegeningen bewaart Hij voor de erfgenamen der beloftenis. Alles wat Hij heeft, is hxmner, want zij zijn Zijn Izaks, van dewelken de overigen voor eeuwig afgescheiden zuUen zijn".

Het is dus niet eender in welke weldaden we mogen delen. De weldaden voor de tijd mogen veel en groot zijn, maar de weldaden naar de ziel voor de eeuwigheid zijn oneindig veel meer. En ook is het nog niet eender hoe we de tijdelijke weldaden ontvangen. We kunnen die ontvangen uit Gods rechterhand, in Zijn gunst, maar ook uit Zijn linkerhand, in Zijn ongenoegen. Gods volk ontvangt ook de tijdeÜjke weldaden uit het verbond der genade. Christus heeft Zijn volk met de prijs van Zijn bloed gekocht, naar ziel en lichaam beide. Zo geldt het voor een kind van God: „Zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis". De Heere zal de Zijnen nimmer om doen komen, in dure tijd of hongersnood. We horen er ook de dichter nog van zeggen: „Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardigen verlaten, noch zijn zaad zoekende brood". O, wat een troost toch voor Gods oprechte volk in dit Mesech der ellende ! De Heere roept het dat volk toe: „Hoort naar Mij, o huis Jacobs, en het ganse overblijfsel van het huis Israels, die van Mij gedragen zijt van den buik aan, en opgenomen van de baarmoeder af. En tot den ouderdom toe zal Ik Dezelfde zijn, ja tot de grijsheid toe zal Ik ulieden dragen; Ik heb het gedaan, en Ik zal u opnemen en Ik zal dragen en redden".

Wonderlijk zijn de wegen des Heeren met Zijn volk, ook in de uitwendige onderhouding. We horen tegenwoordig zo weinig meer van die Goddelijke uitreddingen uit tijdelijke noden. We zijn nu over het algemeen verzekerd van de wieg tot aan het graf. Maar bij het graf houdt die verzekering op en ook zijn we niet verzekerd tegen de slagen waar we niet op gerekend hebben. We kunnen ons hebben verzekerd tegen brand- en waterschade, maar we houden er geen rekening mee dat de Heere door een ongeluk of op een andere wijze onze kinderen onsican ontnemen door de dood. Zo wordt er dus met de hoge Godsregering geen rekening gehouden. Ook heeft men Zijn onderhoudende zorg niet meer nodig. We zorgen wel voor onszelf. Als de tegenheden komen, weten we wel waar we naar toe moeten. AUeen niet naar de Heere. Er wordt geklaagd over weinig geeste- Hjk leven, maar de oorzaak wordt niet recht gezien. We zien niet dat we twee boosheden gedaan hebben, namelijk de Springader des levenden wateren verlaten en onszelf bakken uitgehouwen, gebroken bakken, die geen water houden. Waar is het gelovig vertrouwen nog op de Rotssteen Israels ? Och ja, er zijn er ook nog weer, die hebben een godsdienst alleen van uitwendige uitreddingen. En er zijn er bij wie het aan geloof niet ontbreekt. Ze hebben een groot geloof, maar ze weten niet van een beproefd geloof. Abrahams geloof was een beproefd geloof. Maar dat beproefd geloof werd niet beschaamd. Door een tegennatuurlijke weg heeft de Heere Zijn belofte aan hem vervuld. Daarom vüid ik die uitdrukking van Matthew Henry, die ik zoeven geciteerd heb, zo kernachtig, als hij zegt: „De sterkte en kracht, die hij door de belofte ontvangen had, bleef hem nog steeds bij, waaruit men zien kan, hoezeer de kracht der beloftenis de macht der natuur overtreft".

Genade schittert wonderlijk uit in het leven van Abrahams zaad. God geeft op Zijn tijd stervensgenade, maar Hij geeft ook genade om te kunnen leven en om de loopbaan te kunnen lopen tot het einde toe. Abraham moest ook de loopbaan lopen ten einde toe. De Heere is tot aan het einde van zijn leven de Getrouwe voor hem gebleven, al is het dat de Heere hem aan het einde van zijn leven niet meer op zulk een buitengewone wijze verschenen is. Wat dat betreft geeft het eerste wat we uit de verklaring van Henry hebben geciteerd, ons ook nog wel wat te overdenken. Hoe ouder we worden, hoe minder de bijzondere Godsontmoetingen over het algemeen worden. Maar de Heere onderhoudt Zijn werk tot het einde toe. „Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot de dood toe". Dat er iets van het vertrouwen daarin bij ons mocht worden gevonden, ook al is het dat we geen Ketura meer ter vrouw zulen nemen en dat de lust vergaat en de sprinkhaan zichzelf steeds meer tot een last gaat worden.

De Heere geve dat u en mij. Met vriendelijke groeten en Gode bevolen !

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1979

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1979

De Wachter Sions | 8 Pagina's