Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

266 DE Bijbelse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

266 DE Bijbelse Geschiedenis

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Jeruzalemse kerkvergadering.

Vragen 931 t.m. 940.

Na het volbrengen van de eerste zendingsreis door Paulus en Barnabas zouden we verwachten dat deze broeders enige rust gegund zou worden en dat zij tijd zouden krijgen om de grote daden Gods ongehinderd te verhalen aan de gemeente die hen had uitgezonden.

Als we Handehngen 15 opslaan zien we dat het anders ging. De vrede in de Antiochische gemeente werd verstoord en wel op een ongedachte en teleurstellende wijze. De tegenstand tegen de teruggekeerde apostelen kwam namelijk van binnenuit. Lukas heeft het aldus opgetekend: En sommigen, die afgekomen waren van ]udêa, leerden de broederen, zeggende: Indien gij niet besneden wordt naar de wijze van Mazes, zo kunt gij niet zalig worden. De joodse broeders beweerden dus rondweg dat de heidenen alleen christen konden worden indien zij tevens tot het jodendom zouden overgaan.

Uit vers 2 kunnen we afleiden dat zij bij velen steun vonden want er ontstond geen kleine wederstand en twisting bij Faulus en Barnabas tegen hen .... De gemeente van Antiochië raakt geheel in verwarring. Er ontstaan twee partijen die elkaar bestrijden. De kwestie verwekt een hevige spanning, welke noodzakelijk opgelost dient te worden. Men besluit hierover met de andere apostelen te gaan spreken en zo worden er mannen afgevaardigd naar Jeruzalem. Als zodanig wijst men in de eerste plaats Paulus en Barnabas aan en dan ook nog enige anderen. Als zij vertrekken doet de gemeente hen uitgeleide (vers 3). Zij reisden over land door Fenicië en Samaria, verhalende onderwijl de bekering der heidenen. Deze berichten brengen al de broeders in de genoemde landschappen in grote blijdschap. De onruststokers die in Antiochië bezig waren, hadden toch blijkbaar niet veel aanhang. Ook te Jeruzalem worden Paulus en Barnabas en de andere afgevaardigden hartelijk ontvangen. Hoewel het bekend is waartoe zij gekomen zijn, namelijk om overleg te plegen over de kwestie van de besnijdenis, doen Paulus en Barnabas eerst aan de gemeente verslag van wat geschied is: zij verkondigden wat. grote dingen. God met hen gedaan had (vers 4). Waarschijnlijk vond dit verslag in een vóór-vergadering plaats. Uit vers 6 blijkt dat de apostelen en de ouderlingen daarna officieel bijeenkwamen om op deze zaak te letten. Met „deze zaak" wordt bedoeld de vraag: moeten de heidenchristenen worden besneden, moeten zij de ganse wet van Mozes houden, of zijn zij daarvan vrijgesteld ? Deze zaak, dit vraagstuk, moet worden behandeld, men is bereid om er kennis van te nemen en men wil trachten door gemeenschappelijk overleg tot een oplossing te komen. De eerste, die ter vergadering het woord hierover voerde, was Petrus. Hij had daar recht op, omdat de Heere hem enige tijd geleden hierover wat had doen zien, nameÜjk dat er geen aanneming des persoons bij God is en dat Hij den heidenen den Heiligen Geest gegeven had gelijk als ook ons. Zo kon Petrus de vraag aan de vergadering voorleggen: Waar God dezulken, die geen Joden waren tot het geloof heeft willen brengen zonder dat Hij gesproken had van de besnijdenis en onderhouding van de wet van Mozes: „zou men dan God verzoeken, om een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen ? " (vers 10). De apostel wil zonder meer vasthouden aan het reeds eerder door hem beleden standpunt: de zaligheid wordt alleen verkregen door het geloof in Jezus Christus. Paulus en Barnabas krijgen dus gelijk en het drijven van de oud-farizeeën wijst hij als onjuist af. Zó is zijn mening en daar komt hij onomwonden voor uit. Petrus' uiteenzetting maakt op aUe aanwezigen grote indruk. Er staat zo opmerkelijk: En al de menigte zweeg stil...

Daarna staan Paulus en Barnabas op en verhalen wat grote tekenen en wonderen God door hen onder de'heidenen gedaan heeft. Zij laten duidelijk uitkomen dat zij hetzelfde standpunt innemen als Petrus. Toch komt de vergadering nog niet dadelijk tot een besluit.. Het was ook geen kleinigheid hetgeen aan de orde gesteld was, en het is begrijpelijk dat de gelovigen uit de Joden tot grote zelfverloochening moesten komen om heidenen als gelijkwaardige mede-broeders in Christus te aanvaarden.

De man, die de beslissing bracht, was Jakobus, de broeder des Heeren. Hij was in de Jeruzalemse gemeente een man van gezag. En waar men veronderstelde, dat hij meer dan de anderen, de joodse partij aanhing, hechtte men veel waarde aan zijn oordeel. Wat Jakobus zegt getuigt van grote Wijsheid en inzicht in de Schrift. Hij gaat uit van de gedachte-dat God zelf getoond heeft zich over de heidenen te willen ontfermen. Simeon heeft verhaald.... (zegt hij) om uit hen een volk aan te nemen voor Zijn Naam. En dat is niet om de waardigheid van dat volk, zomin als God Israel om zijn waardigheid verkoren heeft.

maar uitsluitend ter ere van Zijn Naam. Jakobus geeft een Schriftbewijs om hen daarvan te overtuigen. Hij wijst op de woorden van een der profeten, die geschreven heeft: „Na dezen zal Ik wederkeren en wederopbouwen den tabernakel Davids, die vervallen is, en hetgeen daarvan verbroken is, wederopbouwen, en Ik zal denzelven wederoprichten. Opdat de overblijvende mensen den Heere zoeken, en al de heidenen, over welke Mijn Naam aangeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet". Zo is er overeen-, stemming tussen het werk des Geestes in "het heden en de oude profetie. En dan komt Jakobus tot de slotsom dat men degenen, die uit de heidenen zich tot God bekeren, niet beroere.

Nochtans oordeelde hij dat zij zich in enkele opzichten zullen aanpassen aan de wet van Mozes. Feitelijk komt hij dus met een compromis-voorstel. Hij eist geen wetsonderhouding, zoals de oud-farizeeën dat wilden, maar hij stelt voor: de heidenchristenen enige kleine dingen op te leggen om het de Joden iets gemakkeHjker te maken hen te aanvaarden. Daarom oordeel ik, zo zegt hij, dat hun (de heidenen) een brief geschreven zal worden namens de kerkvergadering waarin hun wordt meegedeeld hoe zij zich hebben te gedragen nu zij tot het christelijk geloof gekomen zijn. In de eerste plaats dienen zij zich te onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn, en van hoererij, en van het verstikte en van bloed. Dit bemiddelend voorstel is begrijpelijk. Het vlees, dat van de afgodenoffers overbleef, werd in slachthuizen verkocht. Naar Jakobus' oordeel moet men daarvan niet eten. Verder wil hij alle hoererij verbieden. De heiden was daarvan niet gemakkeÜjk af te brengen, omdat het verband hield met zijn godsdienst. AUes wat met de eerbaarheid in strijd is en met het wezen van het huwelijk, moet worden nagelaten. Zo was het ook met het eten van het verstikte, dat is vlees, dat niet was uitgebloed. Ook het bloed zelf, dat de heidenen met wijn vermengden, moest niet meer gebruikt worden. Als men zich aan deze voorschriften hield, zou men geen aanstoot geven aan de christenen uit de Joden en zou de ergenis worden voorkomen .... Het voorstel van Jakobus wordt door de apostelen en de gehele gemeente aangenomen. Tot afgevaardigden benoemt men Paulus en Barnabas, Judas en Silas, voorgangers in de gemeenten. Nadat zij afscheid genomen hadden, reisden zij gezamelijk naar Antiochië. Aldaar werd de brief van de vergadering te Jeruzalem aan de gemeente overhandigd en hardop voorgelezen. De inhoud bracht grote vreugde. Men hoorde met blijdschap dat Paulus in het gelijk was gesteld en dat van de heidenchristenen geen besnijdenis zou worden geëist. De afgevaardigden Judas en Silas vertoefden nog enige tijd te Antiochië en namen daarna afscheid. Met vrede keerden zij tot de apostelen terug. Ook Paulus en Barnabas onthielden zich nog een tijdlang te Antiochië. Daar er nu rust was konden zij er met zegen arbeiden, hetgeen bij onrust en verwarring niet mogelijk is.

Vragen :

931. Waarom waren de mannen die uit Judea afkwamen naar Antiochië zo gevaarlijk voor de gemeente die aldaar was gesticht?

932. Toon aan dat Paulus en Barnabas een hartgrondige afkeer van twist en tweedracht hadden.

933. Hebben zij de rechte middelen in acht genomen om de twist zo spoedig mogelijk te doen ophouden?

934. Kunnen we de Jeruzalemse kerkvergadering een synode noemen?

935. Waaruit blijkt vooral dat er niet aanstonds overeenstemming bereikt werd?

936. Wat bedoelde Petrus met zijn gezegde: „Nu dan, wat verzoekt gij God....”?

937. Wat leert de tekst ons, waarin we lezen dat de menigte „stil zweeg" toen Petrus gesproken had?

938. Op welke profetie beroept Jakobus zich in zijn toespraak?

939. Was Jakobus voorstel niet in tegenspraak met de algehele vrijheid t.a.v. de oude wetten, zoals hij tevoren verdedigd had?

940. Is de vergadering uiteindelijk tot algehele overeenstemming gekomen en in vrede geëindigd?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's

266 DE Bijbelse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1980

De Wachter Sions | 8 Pagina's