Zalig worden uit genade.
meditatie
"Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme. Efeze 2 : 8en 9.
III
Dezulken is het niet om God en Christus te doen, maar dat zij in de hemel zullen komen, gelijk Orpa die het om de weldaden van Israels God en volk te doen was maar niet om de God van Israël tot haar deel te mogen hebben, zoals wij van Ruth kunnen lezen.
Hierdoor wordt ook niet verstaan het wóndergeloof zoals die tien melaatsen hadden en Jezus maar als een soort wonderdokter beschouwden, daar zij de vaststelling bij zichzelf hadden dat er aan hen enig wonder zou gebeuren. Want zegt Paulus in 1 Kor. 13: "Al ware het, dat ik de talen der engelen en der mensen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden; of het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets". Want ook dat geloof is niet door de liefde werkende net zomin als de andere soorten, omdat de liefde Gods niet in het hart is uitgestort door de Heilige Geest bij de levendmaking, waar dan gelijk het zaligmakende geloof geschonken wordt. Want al Gods uitverkorenen leren hier leven door het geloof en niet door aanschouwen, waarom het ook genaamd wordt het geloof der uitverkorenen. Daar staat geschreven in Hand. 13 : 48: "En er geloofden er zovelen als er verordineerd waren ten eeuwigen leven".
De Heere heeft toch Zijn volk verkoren van eeuwigheid om hen in de tijd met het zaligmakende geloof te begiftigen. O, dezulken gaan dan juist uit genade door het geloof hun onwaardigheid beleven dat zij de herstelling in Gods gemeenschap in der eeuwigheid niet waardig zijn met een gebroken hart door schuldbesef getroffen en verslagen uitroepende: "Ik ben niet waardig dat U onder mijn dak in komt". Zij worden dan door alles heen bewaard in de kracht Gods door datzelfde geloof tot de eeuwige zaligheid, om die eeuwig te mogen beërven. Daardoor moeten zij strijden de strijd des geloofs en dat is de goede strijd tegen de driehoofdige vijand, de duivel met de zonde, de wereld en hun boos verdorven vlees hetwelk zich Gods wet nooit onderwerpt. Daarop wijst Paulus zijn geestehjke zoon Timotheus in 1 Tim. 6 : 12: "Strijd den goeden strijd des geloofs, grijpt naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen". En als Paulus aan het einde van zijn loopbaan is gekomen dan roept hij uit: "Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb 't gelpof behouden".
Zo worden Gods uitverkorenen in de tijd, de tijd van Gods welbeh; ; > en, geroepen uit genade uit de doodstaat der zonde en overgebracht in de staat der genade. Dan gaan zij door het geloof in geloofsgehoorzaamheid het Ur der Chaldeën met een Abram verlaten niet wetende waar zij terecht zullen komen. Want die uit genade zalig worden door het geloof die zullen toch aan de weet komen in hun hart dat het onverdiende genade is en zuiver een gave Gods. Daarom is er zo uitdrukkelijk bijgevoegd: "En dat niet uit u het is Gods gave". Daarom zullen Gods kinderen zielsbevindelijk ondervinden dat dit een gave is in en uit eeuwige liefde, een uitsprekelijke gave. O, daar zullen zij wel eens met verwondering van uitroepen in het smaken van die zaligheid in Christus uit God door de bediening des Heiligen Geestes: "Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave". Daarom moeten zij eerst inleven uit genade door het geloof hoe rampzalig dat zij door eigen schuld geworden zijn. O, dat zij door eigen schuld de eeuwige vloek op zich geladen hebben, en dan zal het voor dezulken zo'n eeuwig wonder worden als zij ooit zalig zullen en mogen worden. O, dat zal voor hen nooit zijn weggelegd maar zij geloven wel dat al des Heeren keurlingen dat eeuwig deelachtig zullen worden. Dat zijn in hun oog de heiligen van de hoge plaatsen. Door het geloof uit genade zien en beleven zij de gruwelijkheid der zonden, de vreselijkheid van de grote kloof die zij in Adam tussen God en hun ziel geslagen hebben. O, zij gaan door het geloof treurende en wenende over de aarde en zitten bij dagen en nachten in zak en as terneder. Wat leren dezulken hun doemwaardigheid door het geloof kennen, dat zij maar onnuttelijk de aarde beslaan en waardig om als een onvruchtbare boom uitgehouwen te worden en in het vuur geworpen. Uit genade en door het geloof zullen zij door de overwinning des Geestes onvoorwaardelijk leren buigen onder het rechtvaardige vloekvonnis. Dan leren zij uit genade door het geloof iets kennen van de Goddelijke deugden in hun hart; van Gods goedertierenheden, dat die de ganse dag duren en dat zij elke morgen nieuw zijn. Zo worden die door een diep schuldig schepsel geroemd, dat zij daarom nog niet vernield zijn. De deugd van Gods rechtvaardigheid, daar ondervinden zij ook iets van zodat zij uitroepen: "Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig Heer; zodat het een eeuwig wonder voor hen is dat de Rechter der ganse aarde over hen geen recht gaat doen. Dan is hun ziel verre van de vrede verstoten, vergetende het goede; dan is hun sterkte vergaan, en in hun hoop van de Heere, en bukt zich hun ziel, neder in hen. Daar moet een ziel strijden de strijd des geloofs tegen de helse machten die in hun ziel woeden, de lasteringen die hun ziel doorsnijden. O, dat zij steeds in het zwart gaan vanwege des vijands onderdrukking. Daar liggen zij uit genade door het geloof als een totaal verloren, rampzalige zondaar aan Zijn heilige voeten om als een gans ontblote de zaligheid in Christus te mogen ontvangen en smaken. Want zo zal elke ziel in waarheid door Gods Geest zaligmakend bearbeid de zaligheid smaken in Christus, als een geheel rampzalige in zichzelf, om alleen in God Drieënig te roemen en in het vrije welbehagen zich te verliezen. Door zulke wegen gaan zij
juist recht verstaan dat het enkel genade is en zuiver een gave Gods. Zie bij al de Bijbelheihgen als Adam, Abraham, David, Hiskia enz. Wat mag een ziel dan in zulke tijde de zaligheid ondervinden uit genade door het geloof dat de Heere in Christus zo in gunst op haar neerziet, waar het haar dan uit genade gegeven wordt in de zaak van Christus, niet alleen te geloven, maar ook voor Hem te lijden. O, wat een zaligheid als zij zo in die Goddelijke en hemelse vrede mogen delen in Christus en wegsmelten onder de uitlatingen Zijner eeuwige hefde, zodat Zijn gunst meer sterkt dan de uitgezochtste spijze en de Heere temidden van alle druk en kruis hun al verzadigende Goed is. Daar zullen zij ondervinden dat Hij de wens der zachtmoedigen heeft verhoord, dat zij mogen eten en verzadigd worden en zullen de Heere prijzen. Eeuwig wonder, dat grootmaken van Hem, Die het eeuwig waardig is, omdat Hij het gedaan heeft. Wat een zaligheid, als zij mogen ingeleid worden in het werk van de ambten van Christus hoe Hij als Profeet de zaligheid ver kondigd heeft, als de grote Hogepriester over het huis Gods de zaligheid heeft verdiend, als Sions gezalfde Koning de zaligheid schenkt. Als zij als gans verlorenen de genadige vergeving en vrijspraak mogen ontvangen op grond van recht zodat zij door het geloof uit genade mogen geloven dat Hij geen zonden ziet in Zijn Jakob, noch overtredingen in Zijn Israël, dat de Heere hun God met hen is en het geklank des Konings bij hen. Zodat er geen toverij tegen Jakob, noch waarzeggerij tegen Israël is en van Jakob en Israël gezegd zal worden wat God gewrocht heeft. En straks bij het sterven en bij de jongste dag zullen zij de zaligheid uit genade ontvangen, een volkomen en volle zaligheid, als Gods gave eeuwig en altoos. Eeuwig hersteld in Gods gemeenschap ongestoord, om Hem eeuwig toe te brengen de lof, eer, aanbidding en dankzegging. Ziende op dit grote wonder en deze onuitsprekelijke weldaad moesten des Heeren strijdende, vaak moedeloze en weerbarstige kinderen in verrukking uitroepen met een wegsmeltende. schuldige ziel: "O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen; dat Gij gewrocht hebt voor degenen die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen." Ps. 31 : 20. Had Gods arme schuldige volk hier meer van in 't strijdperk van dit leven, zij zouden meer in 't licht wandelen en niet in zoveel duisterheden, ja in 't licht van Gods vriendelijk aangezicht. Dan zouden zij zeker meer vreemdelingen zijn hier op aarde en verlangen naar het volmaakte, waar geen treuring en zuchting meer zal wezen. Hij mocht deze tekst hen veel doen beoefenen door 't geloof tot Zijn verheerlijking, tot verbreking van alle ongeloof en spijt der vijanden. Hij mocht de onbekeerden zichzelf als een vervloekte doen kennen door de ware ontdekking om het heilgeheim van deze tekst te mogen leren tot Gods verheerlijking en zaligheid hunner onsterfelijke zielen. Amen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1982
De Wachter Sions | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1982
De Wachter Sions | 8 Pagina's