Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer N. te N.,

U hebt me op een vergadering van de K.L.S. bij het stellen van d vragen een vraag in handen doen komen met de opmerking dat d vraag misschien niet zo geschikt was voor die vergadering, maar d die vraag ook het liefst beantwoord zoudt zien in "De Wachter Sions". Twee onderwerpen worden in die vraag aangesneden, die een nauw verband met elkaar ziet staan, namelijk de uitwendige roeping en de wedergeboorte. U vraagt mij of een verkeerd standp t.o.v. de wedergeboorte ook niet in verband kan staan met het maa te zeer ontbreken van de uitwendige roeping in de prediking.

Geachte Heer, uw naam stond niet vermeld op het briefje, maar bij het stellen van vragen op een dergelijke vergadering is dat in zo'n geval niet nodig. U liet me weten dat u die vraag het liefst in ons blad beantwoord zoudt zien. De onderwerpen die u me te behandelen geeft, geven wel stof voor een uitvoerige beantwoording van uw vraag. Wat is er over de uitwendige roeping al niet te schrijven! En ook over de wedergeboorte! Voor beide onderwerpen, kunnen we het beste onze Dordtse Leerregels raadplegen. We wensen immers de belijdenisgeschriften in ons kerkelijk leven te handhaven. Het tweede hoofdstuk der leer in onze Dordtse Leerregels spreekt in het bijzonder zeer duidelijk over de uitwendige roeping. We lezen daar: "Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het

eeuwige leven hebbe; welke belofte alle volkeren en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof'. En op deze stelling volgt een andere stelling die als volgt luidt: „Doch dat velen, door het Evangelie geroepen zijnde, zich niet bekeren, noch in Christus geloven, maar in ongeloof verloren gaan, zulks geschiedt niet door gebrek of ongenoegzaamheid van de offerande van Christus, aan het kruis geofferd, maar door hun eigen schuld".

Maar dan wordt in de daarop volgende stelling gezegd: "Maar zo velen als er waarachtiglijk geloven, , en door de dood van Christus van de zonden en het verderf verlost en behouden worden, diezelven genieten deze weldaad alleen uit Gods genade, hun van eeuwigheid in Christus gegeven, welke genade Hij niemand schuldig is".

En dan wordt er verder gezegd dat het naar de ganse vrije raad en de genadige wil en het voornemen Gods des Vaders is, dat de levend- en zaligmakende kracht van de dierbare dood Zijns Zoons zich alleen uitstrekt tot de uitverkorenen, daar die alleen met het rechtvaardigmakend geloof begiftigd worden. Zo vergadert de Heere Zich een kerk uit alle volkeren, stammen, geslachten en tongen, zoals in die stelling gezegd wordt.

In het derde en vierde hoofdstuk van de leer wordt ook nog eens duidelijk gezegd wat de uitwendige roeping is en welke verantwoordelijkheid die op de mens legt. Laat ik de stellingen die we daar vinden, ook eerst nog even mogen neerschrijven. Zo wordt er gezegd: "Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Want God betoond ernstiglijk en waarachtiglijk in Zijn Woord wat Hem aangenaam is, namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen; Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen, en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven".

En dan volgt daar nog eens op: "Dat er velen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, niet komen en niet bekeerd worden, daarvan is de schuld niet in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept, en zelfs ook die Hij roept verscheiden gaven mededeelt; maar in degenen, die geroepen worden; van dewelken sommigen, zorgeloos zijnde, het Woord des levens niet aannemen; anderen nemen het wel aan, maar niet in het binnenste huns harten, en daarom is het, dat zij, na een verdwijnende blijdschap van het tijdgeloof, wederom terugwijken; anderen verstikken het zaad des Woords door de doornen der zorgvuldigheden en wellusten der wereld en brengen geen vruchten voort; hetwelk onze Zaligmaker leert in de gelijkenis van het zaad, Matth. 13".

Daarop laten de Dordtse leerregels echter ook weer volgen: "Maar dat anderen, door de bediening des Evangelies geroepen zijnde, komen en bekeerd worden, dat moet men de mens niet toeschrijven, alsof hij zichzelf door zijn vrije wil zou onderscheiden van anderen, die met even grote of genoegzame genade tot het geloof en de bekering voorzien zijn (hetwelk de hovaardige ketterij van Pelagius stelt), maar men moet het Gode toeschrijven, Die, gelijk Hij de Zijnen van eeuwigheid in Christus uitverkoren heeft, zo ook hen in de tijd krachtiglijk roept, met het geloof 'en de bekering begiftigt, en uit de macht der duisternis verlost zijnde, tot het koninkrijk Zijns Zoons overbrengt, opdat zij zouden verkondigen de deugden Desgenen, die hen uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, en opdat zij niet in zichzelven, maar in de Heere zouden roemen, gelijk de Apostolische geschriften doorgaans getuigen". Op de vergadering waar u me uw vraag gesteld hebt, heb ik getracht om duidelijk te maken wat in de Dordtse Leerregels bedoeld wordt. In het bijzonder heb ik daar in mijn betoog recht laten gelden aan dr. Steenblok, wiens opvatting over het aanbod van genade altijd zozeer betwist is en die daarom in één van de laatst verschenen geschriften van hardheid en liefdeloosheid werd beschuldigd. Ik heb opzettelijk enkele gedeelten voorgelezen uit toepassingen van preken die door hem geschreven zijn voor de scheuring van 1953. Hoe welmenend, hoe liefderijk en gunnend spreekt hij daarin de onbekeerden aan. Omdat in dat boekje dat nog niet zolang geleden uitgegeven was, dat verwijt hem werd gedaan van liefdeloosheid en hardheid, heb ik expres zijn uitspraken geciteerd. Dus heb ik in het in dat referaat in het bijzonder voor dr. Steenblok en voor de door hem verkondigde leer opgenomen. Niettemin durft men even later in het openbaar te schrijven dat ik dr. Steenblok maar in de kast geborgen heb. Het blijkt, dat men behagen heeft in leugens en het niet ontziet om die in het openbaar uit te spreken en neer te schrijven. Er is een boekje verschenen met een levensschets van ds. J. Pannekoek, waarin gememoreerd wordt dat ik op een gegeven moment het docentschap van dr. Steenblok heb overgenomen op de Synode. Ik heb dat boekje voor het uitgegeven werd, nagezien en bij die mededeling geen correctie aangebracht. Als ik geweten had, hoe men aan de hand van wat er in dat boekje te lezen is, mij ervan is gaan beschuldigen dat ik dr. Steenblok zou hebben weggedrukt om zijn plaats als docent in te nemen, zou ik wel enige aanvulling bij die zinsnede hebben aangebracht. Een ieder die me in mijn omgang met dr. Steenblok gevolgd heeft, kan beter weten dan dat het nu voorgesteld wordt. Door de invloed die van een bepaalde gewichtigdoende zijde uitging, heb ik me slechts korte tijd tegen hem gesteld als het de classisindeling betrof. Maar ik ben daar in een volle vergadering op teruggekomen. En vanaf dat ogenblik is er nooit meer wat tussen ons voorgevallen. Ik heb hem op zijn sterfbed bezocht en naar zijn begeerte zijn begrafenis geleid. Dat is alles nog te lezen. Neen, ik heb hem niet in de kast opgeborgen. Het Criteriumnummer van juni 1982 getuigt daar nog van.

Ik wil daarmee tot mijn doel komen, want ik heb er geen behoefte aan om mezelf te verdedigen. Het gaat nu om de leer. En voor de leer hoop ik te strijden zolang als ik nog in dit leven ben. Uit de citeringen die u in dit Criteriumnummer kunt vinden van uitspraken van dr. Steenblok, is duidelijk te zien dat hij aan de oproep tot bekering nooit te kort gedaan heeft. Het klinkt me nog in de oren wat hij bij ons als studenten erin heeft willen pompen: "Het gebod komt tot allen, maar de beloften zijn alleen voor de uitverkorenen". Dr. Steenblok hield vast aan wat ook in onze Dordtse Leerregels geleerd wordt, namelijk dat het Evangelie verkondigd en voorgesteld moet worden, met bevel van bekering en geloof. Het gaat niet op, om op de kansel te zeggen dat men niets voor de onbekeerden heeft. Als men dat zegt, schijnt men zelf goed bekeerd te zijn. U moet dan ook niet uit het oog verliezen, dat als er een scheuring plaatsvindt, dat de leer meest oorzaak daarvan is. Als er geen leergeschil is, komt er zo gauw geen scheuring. Ik heb de laatste jaren steeds al aangevoeld, dat de onbekeerden niet ernstig genoeg werden aangesproken. Dat heeft me innerlijk bezwaard.

En wat ik vermoed heb, is als waarheid aan het licht gekomen. Als ik geschreven heb over de aanspraak tot de onbekeerden zoals men die bij de oude schrijvers vindt en daartoe iets geciteerd heb uit een behandeling van zondag 46 van Justus Vermeer, dan is de reaktie daarop in het openbaar geweest, dat men er rekening mee moest houden dat Justus Vermeer zowel als de Erskines meer heilbegerige zielen onder zich had dan die er op het ogenblik zijn. Wat een dwaze redenering!

Werd Ezechiël soms ook in de geest in een vallei van heilbegerige zielen gebracht? Ik dacht dat hij alleen dorre doodsbeenderen voor zich zag liggen. En tot die dorre doodsbeenderen moest hij profiteren en ze de oproep tot bekering doen horen.

Wat tot Ezechiël werd gezegd, geld voor alle ware door God geroepen knechten van alle eeuwen. Zij krijgen de opdracht: "Profiteer over deze beenderen en zeg tot dezelve: Gij dorre beenderen, hoort des Heeren woord". En dan belooft de Heere dat Hij Zijn Geest in die dorre beenderen zal brengen. Hij doet met Zijn Woord wat Hem behaagt. Zijn Woord zal nooit ledig wederkeren. Maar het zal dan ook niet alleen een reuk des doods ten dode zijn, maar ook een reuk des levens ten leven. Over de uitwendige roeping is vanzelf heel wat te zeggen. Ik verwijs echter nu maar naar het genoemde Criteriumnummer van juni 1982 waarin een referaat te vinden is over aanbod en belofteprediking. U hebt naar aanleiding daarvan mij op die vergadering uw vraag gesteld. Het zou geen kwaad kunnen als er nog wat vraag kwam naar dat Criteriumnummer, zodat het misschien nog herdrukt kon worden. De leugen kan dan gelijk goed aan het licht komen, alsof ik dr. Steenblok in de kast geborgen zou hebben, ja, erger, alsof ik zou hebben behoord tot degenen die naar zijn dood hebben verlangd. Ik behoef het voor mezelf niet op te nemen, want er is een God Die rechtvaardig oordelen zal. Ik heb er dan ook geen behoefte aan om op allerlei valse beschuldigingen in te gaan. Maar als het de leer betreft, hoop ik nimmer te zwijgen, voor geen mens, al word ik dan ook ervan beschuldigd dat ik het voor mezelf opneem en al wordt de verdediging van de zuivere leer ook wel schelden genoemd. In de verdediging van de zuivere leer moet het ook om het heil van onsterfelijke zielen te doen zijn.

We hebben een rechte weg te gaan voor Gods aangezicht. Voor afwijking ter rechter- zowel als ter linkerzijde moeten we bewaard blijven. De weg is smal die tot het leven leidt. Dat moeten we ook bij de handhaving van de zuivere leer goed in het oog houden.

Er is mij door u gevraagd naar het verband dat er te vinden is tussen uitwendige roeping en wedergeboorte. Welnu, dat verband wordt in de Dordtse Leerregels ons ook duidelijk aangewezen, als er op de reeds geciteerde stellingen volgt: "Voorts wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het, dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand door de Heilige Geest krachtiglijk verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden de dingen die des Geestes Gods zijn: maar Hij

dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van dezelfde wederbarende Geest; Hij opent het hart dat gesloten is, Hij vermurwt dat hard is. Hij besnijdt dat onbesneden is; in de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu met der daad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt die wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen".

En dan volgt daarop in de volgende steUing: "En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God, zonder ons, in ons werkt".

De wedergeboorte is dus de levendmaking en is daarvan niet te scheiden. God roept door de prediking des Woords dode zondaren tot het leven. Zo wederbaart Hij door Zijn Woord, waarom het Woord het zaad der wedergeboorte wordt genoemd. In de gelijkenis van de zaaier heeft Christus gezegd: "Het zaad is het Woord Gods". En in 1 Petr. 1:23 lezen we: "Gij die wedergeboren zijt, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord Gods". In Jac. 1 : 18 lezen we: "Naar Zijn wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn als eerstelingen Zijner schepselen".

Het moet ons opvallen hoe in de Dordtse Leerregels de uitwendige roeping en de wedergeboorte zo nauw aan elkaar verbonden worden. De uitwendige roeping is niet genoeg tot bekering. Dat wordt ons allereerst gezegd, hoewel dan gelijk ook met ernst gewezen wordt op de verantwoordelijkheid die de uitwendig geroepene draagt. De schuld van dat men niet bekeerd wordt, is niet te vinden in het Evangelie, noch in Christus, door het Evangelie aangeboden zijnde, noch in God, Die door het Evangelie roept". Daartegenover wordt gesteld, dat het de mens niet toe te schrijven is, als men door de bediening van het Evangelie geroepen zijnde, mag komen en bekeerd worden.

Maar hoe strak wordt dan toch vast gehouden aan een bekering of wedergeboorte door middel van de bediening van het Evangelie. De uitwendige roeping is dus waarlijk niet licht te achten. De oude schrijvers en ook onze oude leraars hebben dan ook niet gering gedacht over de uitwendige roeping. Als één van onze oude overleden leraars in de toepassing liet weten dat hij niet veel gelegenheid meer had om nog een woord ter waarschuwing tot de onbekeerden te zeggen, daar het in de verklaring van de geestelijke gangen des levens wat laat geworden was, riep een vrouw uit de schare tot hem: "Och, dominee, schiet er dan voor ons geen woordje ter waarschuwing meer over? " En toen werd die dominee daardoor zozeer bewogen, dat hij er nog een hele tijd aan besteedde om de onbekeerden zeer ernstig te waarschuwen.

Ja maar, zo kan er dan gezegd worden, in die vrouw bleek dat er nog heilbegerige zielen waren. Neen, in die vrouw bleek dat men nooit kan en mag nalaten om de onbekeerden met ernst aan te spreken en ze niet alleen de vloekspraken der Wet, maar ook de liefelijke nodiging van het Evangelie heeft te doen horen. Ik heb ook een oude leraar horen zeggen, dat hij zich bewust was, dat hij wel honderd jaar op die preekstoel kon staan, maar dat hij als Gods Geest er niet in meekwam, dan ook wel honderd jaar voor niets zou staan prediken, maar dat hem dat van zijn gewichtige roeping niet ontsloeg. Jezus was innerlijk met ontferming bewogen over de schare. En als wij over bewogenheid spreken, wordt er op het ogenblik mee gespot. Maar ik hoop me toch een wenende Jezus voor Jeruzalems muren voor ogen te blijven stellen.

Het is droevig, dat u me op het door u ingeleverde briefje bij het stellen van de vragen moest doen weten, dat men steeds ongewaarschuwd de kerk uitgaat. Het Woord Gods moet tot dode zondaren worden gericht. We hebben geen onderscheid te maken tussen mensen die nog dood zijn en mensen die al ontwaakt zijn, maar van wie men nog af moet wachten of er wel een wedergeboorte aan die ontwaking is verbonden. De oude schrijvers spreken ook wel over ontwaakte zondaren, omdat ze rekening hielden men het onderscheid dat er is tussen een algemene overtuiging en een zaligmakende overtuiging en geen zielen buiten Christus gerust wilden stellen. Wij wensen ook niet buiten Christus de mensen gerust te stellen. Wij houden niet van een gemoedeUjke prediking. Dat kan iedereen weten. Maar dat zogenaamde "zakelijke" waarmee men tegenwoordig wat wil schijnen, mag men van ons ook wel houden.

Er is zoveel zakelijkheid niet meer te vinden. We hopen daar nog wel een keer wat meer op in te gaan. Deze keer wilde ik uw vraag eens beantwoorden die u me nu reeds geruime tijd geleden hebt gesteld. Ik reageer tegenwoordig niet zo heel gauw meer op allerlei aantijgingen. Ik wacht maar totdat ik acht dat de geschikte tijd daartoe is gekomen.

Beste Vriend, zet u neer onder een getrouwe prediking. Niet onder een prediking die de onverschilligheid in de hand werkt. Ook niet onder een prediking waarin men op een bedekte wijze de mensen een grondje onder de voeten schuift. Met zogenaamd zakelijk te zijn, kan men erg gevaarlijk zijn. Er is dan een categorie mensen van nog niet bekeerden, maar ze worden toch wel van de onbekeerden onderscheiden en weten zichzelf daarvan te onderscheiden. O, die derde weg! Houd er u aan, dat men dood of levend, wedergeboren of niet wedergeboren is, bekeerd of onbekeerd is, in Adam of in Christus is, één van beide. "Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het koninkrijk Gods niet zien". Ik hoop dat in deze tijd van Laodicese lauwheid nog een prediking door u mag worden beluisterd, hetzij uit de mond van een leraar of uit de goede geschriften, die u bevende en sidderende de kerk doet uitgaan en dat het de Allerhoogste zal behagen om die prediking tot dat einde te gebruiken, dat de schrik des Heeren u zal bewegen tot het geloof.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1982

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 1982

De Wachter Sions | 8 Pagina's