Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Noch koud nóch heet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Noch koud nóch heet

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Openbaring drie staat het getuigenis beschreven, dat Christus van Laodicea's gemeente heeft gegeven; maar dat is niet zo 'n mooi getuigenis, zoals u weet: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Omdat gij lauw zijt, zo zal Ik u uit Mijn mond spuwen; Omdat gij lauw zijt, zo zal Ik u uit Mijn mond spuwen; lauw water is walgelijk, daar moet men van gruwen. Niet dat zulke lauwen toch in Christus zouden zijn; dat leek door hun belijdenis zo, maar het was schijn. Waarom lauw? Dat ziet u als u één vers verder kijkt: In eigen oog geens dings gebrek, maar rijk en verrijkt. Ze hadden een zeer goede en rechtzinnige belijdenis, zoals het ook nog wel bij menigeen in deze tijden is; ze stemden de waarheid toe en hadden die aangenomen, waren daarmee rijk en verrijkt, zonder verder te komen. Niet koud, geen openbare wereldling, geen wilde heiden; half en half, niet koud, ook niet heet, geen van beide. Belijden zondaar te zijn, zonder droefheid, zonder smart; geen openbare vijand, ook geen vurige liefde in het hart. Lauw te 'zijn is nog veel erger dan echt koud te zijn; lauwheid is sleurgodsdienst, praatchristendom, schijn. Een lauwe acht zich rijk en verrijkt, maar is nameloos arm; hij heeft namelijk iets van koud en ook iets van warm, maar het is niet de ware warmte en niet de ware kou, een tussentoestand, een hinken op twee gedachten, lauw: Christus en Belial, God en de wereld, waarheid en schijn; de Heere moet ervan walgen, van dat vrome lauw zijn. Niet koud, geen felle tegenstander van de zuivere leer, maar ook niet heet, niet de minste ijver voor Gods eer. Geen spotters met God, die zelfs de dood durven tarten; en ook niet als de Emmaüsgangers, met brandende harten. Maar keurig nette kerkgangers, die geen dienst overslaan, tevreden met zichzelf, en de zuivere waarheid toegedaan. Maar niet in beoefening: Hoe branden mijn genegenheên, zoals de ware pelgrim, om 's Heeren voorhof in te treën. Rijk en verrijkt en geens dings gebrek, veel weldaden. licht, kennis en andere gaven, die houdt voor genade. Bekeerd zonder ooit recht ónbekeerd geweest te zijn, voor waarheid houdend wat niet anders is dan schijn; geen ontgronding, ontbloting of ontdekking geleerd, geen ware bekommering, en toch dodelijk gerust en bekee een bekering zonder maar iets te kennen van Gods toorn, of van het recht, zonder inleving van kwijt en verloren, zonder kennis van Christus, zonder vergeving van zonden, bekeerd met wat waarheden en op gemoedelijke gronden. Niet koud, niet onbekeerd, men heeft dit en dat geleerd; ook niet heet, Christus'gemeenschap wordt niet begeerd. Maar lauw, een tussenweg, waar de Heers van moet gruwa en waarvan Hij zegt die uit Zijn mond te zullen spuwen. Op rechtsgronden behouden worden acht men niet nodig, afsnijding uit Adam en inplanting in Christus overbodig. Men is rijk en verrijkt en daarom noch koud noch heet; dat is het verslag dat Christus van Laodicea deed. Noch koud noch heet; als we dit ernstige woord lezen, zou dat dan niet op een ieder van toepassing wezen ? Koud noch heet; zou dat ook niet gelden van Gods kerk? Rijk en verrijkt, dan is er geen plaats voor Christus' werk. Wat veelal een rusten op voorheen geschonken genade, en wat toch weinig een staan naar verdere weldaden. Soms zo lauw, dat de hel hen zelfs niet kan verschrikken; ja, zo lauw, dat de hemel hen zelfs niet kan verkwikken. Wat een lauwheid, wat een flauwheid, geen ware hitte, men kan vele jaren op zijn bekering als blijven zitten; 'wat weinig smaak gaat er toch van Christus' bruid, mat weinig geur gaat er van de Kerke Gods nu toch uit. Noch koud noch heet, maar lauw, o Heere, wil U ons leren met deze ernstige waarschuwing tot onszelf in te keren. Koud zou plotseling nog heet kunnen worden, maar lauw, o, dat U ons het gevaarlijke daarvan nog opbinden zou. Noch koud noch he^t; als deze woorden worden vernomen, is er dan wel iemand, die boven Laodicea uit kan komen?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Noch koud nóch heet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's