Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Mevr. A.O.,

U hebt me nogal heel wat vragen gesteld over het huwelijk. Het is verstandig van u, dat u deze vragen ondergebracht hebt onder een gedeelte van ons huwelijksformulier. Het is dat gedeelte dat ons zegt: , , alzo dat allen, die tot hun jaren gekomen zijn en de gave der onthouding niet hebben, naar het bevel Gods verbonden en schuldig zijn, zich tot de huwelijke staat, naar Christelijke ordening, met weten en wil hunner ouders, of voogden en vrienden te begeven". Ouders en voogden of vrienden zouden dus toestemming moeten geven. Als ze dat niet doen, is dan de huwelijksbevestiging in de kerk niet geoorloofd? In dtt verband hebt u mij ook gevraagd iets te schrijven over een huwelijk met iemand uit een ander kerkverband. Dan.vraagt u me ook nog iets te schrijven over het trouwen van de verlatene. Verder hebt u me ook nog

gevraagd naar het schuldbelijdenis doen van een meisje dat zeer jong moet trouwen en dus nog geen belijdend lidmate der gemeente is. Moet ze nu later nog schuldbelijdenis doen? En tenslotte de vraag of het geoorloofd is te trouwen met een zwarte, zoals bijvoorbeeld in Afrika.

Over het huwelijk is natuurhjk heel wat te schrijven, allereerst als een instelling Gods en ook wat de sluiting van het huwelijk betreft. We leven in een verschrikkelijke tijd, waarin men het niet meer'nodig vindt dat een huwelijk wettelijk wordt gesloten. Het samenwonen is heel gewoon geworden. Er is mij hierover onlangs al een vraag gesteld en de mej. die mij deze vraag stelde, wil ik dus nu gelijk beantwoorden, hoewel ik haar al een kort persoonlijk antwoord heb gegeven, daar het noodzakelijk was dat ik haar niet te lang op antwoord liet wachten. Men gaat zich immers nu al op de Bijbel beroepen voor het niet noodzakelijke van een niet wettig sluiten van het huwelijk zelfs voor de burgerlijke overheid. Immers lezen we in het Oude Testament toch ook niet van een sluiting van het huwelijk door de overheid? iSleen, inderdaad, onder het Oude Testament werd noch de overheid noch de kerk in de huwelijkssluiting gemoeid. Maar dat wil nog niet zeggen dat men op grond daarvan nu maar kan gaan samenwonen, zonder dat er een echte huwelijkssluiting plaatsvindt. Onder het Oude Testament traden de vaders op de voorgrond bij de huwelijkssluiting. Juda nam een vrouw voor Er, volgens Genesis 38 : 6. En in Deuteronomium 7 : 3 lezen we: Gij zult u ook met hen niet vermaagschappen; gij zult uw dochters niet geven aan hun zonen en hun dochters niet nemen voor uw zonen". De Schrift doet ons verder duidelijk genoeg weten, dat er een feestelijke intocht van de bruid in het huis van de bruidegom of van zijn ouders plaatsvond. Nu is het in deze tijd zo geworden, dat de ouders er maar in moeten bewilligen dat jonge ongehuwde personen samenwonen en een samenleving hebben als man en vrouw. De ouders moeten echter wel het huis openstellen voor een zoon of dochter die met iemand met wie men samenwoont, thuis wil komen of het de gewoonste zaak van de wereld is. Maar het ergste van alles is nog, dat men zich voor zulk een samenwonen op Gods Woord wil gaan beroepen.

Het Nieuwe Testament spreekt ook duidelijk over een feestelijke plechtigheid, als het een huwelijkssluiting betrof. We hebben alleen maar te denken aan de gelijkenis van de vijf wijze-en vijf dwaze maagden.

Om u verder niet met geheel de historie te vermoeien, wil ik trachten uw antwoord te geven op uw vraag aangaande die bekende woorden in ons huwelijksformulier. Ik moet beginnen met u er op te wijzen dat er boven het formulier staat: „Formulier om de huwelijke staat voor de gemeente van Christus te bevestigen". Er wordt dus niet over een inzegening gesproken. Het kan geen kwaad om daar ook even met een enkel woord op te wijzen, daar het toch nog gedurig voorkomt onder ons dat op de trouwkaart het woord inzegening wordt gebruikt. En ook onze mensen, ja zelfs de ambtsdragers spreken er zo wel over. Maar de sluiting van het huwelijk in de kerk is niet alleen het vragen van een zegen voor de jonggehuwden, maar de kerk bevestigt voor haar leden wat in de kring der familie en voor de overheid is geschied. Die jonge mensen doen als echtpaar hun intrede in de gemeente des Heeren en behoren daar te beloven dat zij met elkander naar eis van Gods Woord wensen te leven en ook hun kinderen, als het de Heere belieft hun die te schenken, in de vreze des Heeren zullen opvoeden.

Maar nu gaat het in uw vraag over de toestemming tot de huwelijkssluiting. De ouders behoren toestemming te geven, want dit vloeit voort uit de natuurlijke verhouding, daar het geslachtsverband bij de huwelijkssluiting toch ook een woord meespreekt. De kinderen moeten hun ouders eren en gehoorzamen en niet tegen hun wil handelen, zeker niet als het een huwelijkssluiting betreft. Gods Woord geeft ons ook wel duidelijke aanwijzingen dienaangaande. Nu hebt u mij gevraagd, of men de kerkelijke huwelijkssluiting moet weigeren, wanneer een jongen met een meisje trouwt uit een ander kerkverband en dat meisje wil met hem meegaan naar ons kerkverband, maar de ouders van dat meisje weigeren daarom hun toestemming. Men zou in dit geval ook een werelds meisje ten voorbeeld kunnen stellen. Men mag geen huwelijk aangaan met een ongelovige, maar als dat meisje het werkelijk meent als ze kerkelijk wil gaan leven, dan kan ze wanneer ze nog ongedoopt is, gedoopt worden en ook tot de kerk overkomen. De ouders van dat meisje kunnen uit vijandschap een toestemming tot dit huwelijk weigeren, maar het ligt toch wel voor de hand, dat men daarom de kerkelijke bevestiging van het huwelijk niet kan weigeren. Als dat meisje genade zou hebben mogen ontvangen, geldt het ook hierin dat ze haar volk en haars vaders huis heeft te verlaten. Er is hier natuurlijk over uit te weiden, want elk geval is heus niet eender. Daarom is ook zo nodig dat de kinderen naar de wijze raad van hun ouders l, uisteren. Die ouders zien soms aankomen, dat het in dat huwelijk wat het kerkelijk leven betreft niet goed zal blijven gaan en iraden daarom hun kind dit huwelijk sterk af. Maar ja, zo kunnen er zich ook nog wel andere gevallen voordoen, zelfs met een jongen of meisje uit dezelfde kerkelijke gemeenschap. Ouders geven soms hun toestemming tot de sluiting van het huwelijk, hoewel ze hun waarschuwende stem hebben doen horen, omdat zij nu eenmaal geen wettige reden hebben om op het moment hun toestemming te onthouden. Maar in het hart van de ouders gaat er soms bij de sluiting van het huwelijk heel wat om. Ze denken soms wel: Och mijn kind, met wie gaat ge nu toch het leven in en door. En wat ze gevreesd hebben, blijkt dikwijls maar al te zeer werkelijk zo te zijn.

Wordt de huwelijkssluiting soms door de ouders geweigerd om standsverschil bijvoorbeeld, zoals u me daarover schreef, dan is er ook wel een roeping voor de kerkeraad om met die ouders daarover te spreken. De ouders mogen ook weer geen verkeerde dingen door gaan drijven, al is het dat ze het liever anders zagen en dat ook wel om begrijpelijke redenen.

Wat de voogden betreft, zij dienen toch ook wel erkend te worden, zeker in geval van minderjarigheid. Ik heb er vrede over gehad, dat ik met mijn vrouw die geen vader meer had, naar de voogd gestapt ben om hem in kennis te stellen van ons voornemen en hem ook zijn toestemming te vragen, ook al behoorde die voogd niet tot onze kerkelijke gemeenschap. Als er over voogden en vrienden wordt gesproken, geldt dit vanzelf ' vertegenwoordigers van de familie van bruidegom en bruid. Op een andere wijze kan men dit niet opvatten, want op welk huwelijk zal er van bevriende zijde geen aanmerking worden gemaakt?

Maar de kerkelijke bevestiging van het huwelijk is een zaak waar de kerkelijke gemeente niet buitenstaat. Daarom worden de namen dergenen die het huwelijk sluiten minstens twee keer worden afgelezen, opdat er wettelijke bezwaren zullen kunnen worden ingebracht. Als er geen bezwaren worden ingebracht, vindt dus de kerkelijke sluiting van het huwelijk plaats met weten en wil van ouders, voogden en vrienden. Wij zijn er niet voor om de kerkelijke formulieren te veranderen. Er kunnen dingen zijn die voor ons niet meer gelden, zoals het getuigenstelsel, waarom wij bij het lezen van het formulier voor de kinderdoop het woord getuige niet gebruiken, maar we hebben dat woord rustig laten staan, want het is gebleken waar men met het wijzigen van de formulieren terechtkomt. Zo hebben wij ook geen behoefte aan een verandering van het huwelijksformulier.

Wat uw vraag betreft over het trouwen van de verlatene, moeten we heel eenvoudig vasthouden aan een wettige scheiding op grond van overspel. U noemt mij als voorbeeld een man die blij en gelukkig is met zijn vrouw en dochtertje. De vrouw loopt weg met het kind en wil met een ander trouwen. De man is zeer teleurgesteld in zijn vrouw, leeft nu eenzaam en is erg stil en teruggetrokken. Hij is een verlatene. Wanneer hij dan weer in de gelegenheid is een net meisje te trouwen, is dat geoorloofd en mogen ze ook kerkelijk trouwen, als ze samen lid der gemeente zijn?

Daar nu juist zulk een geval ook vroeger al door ds. G.H. Kersten in „De Saambinder" is behandeld, wil ik zijn antwoord op een zelfde vraag hier maar even laten volgen: X te A vraagt, of hij een huwelijk sluiten mag, dewijl hij van zijn vrouw is gescheiden, omdat deze overspel bedreef. Antw.: Er is een reden in Gods Woord genoemd waardoor echtscheiding toegestaan wordt. Dit is bij hoererij. Dan nog is scheiding niet geboden, alleen toegestaan. Het is mogelijk dat echtelieden elkander vergeven en bij elkander blijven wonen. Door het gedrag der vrouw was ook dit onmogelijk. Indien het zich toedroeg gelijk X schreef, dan had hij op grond van Gods Woord recht te scheiden en is hij vrij te hertrouwen. Geen kerkeraad kan hem dan berispen of kerkelijke rechten weigeren. Dit is dus het antwoord van ds. G.H. Kersten.

Er is echter na zijn tijd nog veel veranderd. En liefst zou ik nu maar meer een waarschuwende stem doen horen, dan een vraag aangaande een dergelijk geval in ons blad beantwoorden. We horen op het ogenblik van niet anders meer dan van echtscheidingen. Droevig genoeg heeft het 7e gebod onze mensen blijkbaar ook niets meer te zeggen.

En zo is het andere geval door u genoemd, ook al zo gewoon geworden. Een meisje dat bijvoorbeeld nog maar vijftien jaar oud is en dan reeds in verwachting is geraakt, is nog niet eens aan de grote catechisatie toegekomen. Men kan zo'n meisje zomaar niet naar de belijdeniscatechisatie laten gaan en schuldbelijdenis laten doen. U noemt dan ook het geval, dat het meisje nog niet trouwt, maar door haar moeder met het kind wordt opgevangen. Na 3 jaar willen de jonge mensen gaan trouwen. Het meisje is nu niet in verwachting. Moet er nu nog schuldbelijdenis worden gedaan over wat 3 jaar geleden gebeurde?

Laat ik u mogen zeggen dat het me tot blijdschap zou zijn, als het meisje

uit zichzelf nog gaarne openbare schuldbelijdenis zou willen doen, omdat het geval ze waarlijk tot schuld geworden was. En verder zou ik er op aan willen dringen om zich aan de leiding van de kerkeraad te ondefwerpen, want dit is ook weer een punt waar men niet meer van wil weten. We moeten er natuurlijk rekening mee houden dat er zonden der jonkheid zijn, maar het is wel diep te betreuren dat de jeugd op heden zich zo verschrikkelijk uitleeft. Als men nog erg jong is, kan men wel door onnozelheid in een bepaalde zonde vallen, maar tegenwoordig is de jeugd, zo onnozel niet meer. Daarom mogen de kerkeraden ook gerust wel een wat strakker beleid voeren, om zo nog tegen de stroom van ongerechtigheid zoveel mogelijk in te gaan.

Dan is me door u ook nog een vraag gesteld over het trouwen van een blanke met een zwarte. In ons eigen kerkelijk leven hebben zich de gevallen voorgedaan van het huwen met Ambonnezen. En als ik zie hoe goed het in deze huwelijken gaat en hoe bruin gekleurde mensen kerkelijk geheel meeleven, dan zou ik niet graag zo'n huwelijk willen veroordelen. Maar uw vraag betreft meer de vloek over het geslacht van Cham. Nu, ik kan niet denken dat die vloek nog een belemmering behoeft te zijn. In Christus is wat dat betreft ook alle onderscheid weggenomen, daar Hij de vloek die op ons allen rust door Adams val voor de Zijnen weggedragen heeft, maar daarmee toch ook zeker voor de verkorenen uit het geslacht van Cham de bijzondere vloek die op dat geslacht rust.

Geachte Mevr., hiermee heb ik zo goed en kwaad als het kan uw vragen beantwoord. Ik mocht verder uit uw schrijven vernemen dat het naar omstandigheden nog wel mag gaan met u en uw gezin. De gezondheid is een grote schat, maar niet de grootste. De apostel Johannes kon aan de geliefde Gajus schrijven: „Geliefde, voor alle dingen wéns ik dat gij welvaart en gezond zijt, gelijk uw ziel welvaart. Kunt u me daar ook wat van meedelen?

Daar zou ik verblijd mee zijn. Er is op het ogenbhk niet veel goeds meer te beleven, hoewel ik niet ontkennen kan dat ik met een meevallend God van doen heb. Ik ga die uitdrukking van de oude Christenen steeds meer verstaan. Ze zeiden altijd zo eenvoudig, dat we van de meevallers moeten gaan leven. Ik dacht vroeger daar wel iets van te begrijpen, maar toch begreep ik het niet. Bij het ouder worden ga ik er wat van begrijpen. Ik verwacht gedurig niet anders meer dan tegenheden en in vele gevallen ziie ik dan niet anders dan ellende op me aankomen. Als het dan anders mag zijn en het behaagt de Heere zelfs nog een blijkje van Zijn lieve gunst te schenken, dan mag ik toch zeggen dat ik nog gedurig een meevallertje opdoe. Zo was het met de begrafenis van onze geliefde ambtsbroeder ds. V. Beek, want ik zag die dag van zijn begrafenis als een zwarte nacht op me aankomen, maar de Heere maakte die dag tot een lichte en onvergetelijke dag in mijn leven. Nu is, terwijl ik dit briefje schrijf, broeder ds. v. Straalen te Barneveld juist in het ambt bevestigd. Ook dit mocht een meevaller worden. Het heeft flink gestormd bij me van binnen voor het zover was dat de bevestiging mocht plaatsvinden. Maar de Heere heeft het die dag toch bijzonder mee doen vallen. Mijn ziel mocht 's avonds onder de intrede zich verblijden in de Waarheid die ik mocht horen uitdragen. Die waarheid verbindt toch en dat mag iedereen van me weten. Ds. Kersten zei op het laatst van zijn leven nog wel eens: „Als het mijn grootste vijand zou zijn, die ik de Waarheid zou horen uitdragen, dan zal ik me erin verblijden". Welnu, hier was het geen vijand, maar een geliefde ambtsbroeder, die ik de tekst zo kostelijk voor-en onderwerpehjk mocht horen verklaren. Ik hoop van ganser harte dat de Heere hem genade geeft, om zo zijn gemeente steeds voor te mogen gaan en ons zo ook tot steun zal willen doen zijn in de arbeid die te verrichten is in al de gemeenten. Waarlijk, ik deed die avond nog weer eens een meevaller op. Het is me weleens anders gebeurd bij een intrede. Ik hoop van ganser harte dat de Heere ook onze broeder candidaat voor de gemeente(n) tot stichting zal willen doen zijn in het uitdragen van die dierbare Godverheerlijkende Waarheid, waarin het leven voor de ware kerk te vinden is. Het is de Heere bekend, dat ik het goede voor Sion zoek, met al mijn falen en feilen. Ik zit al jaren in het Curatorium bijna zolang als ik predikant ben. Nu, ik heb het meegemaakt, dat men bij het binnengekomen van iemand al onder de indruk was vanwege zijn gestalte en statuur, net als Samuel dat was, als hij de broeders van David zag. Men wist alleen maar de opmerking te maken van dat die persoon er zo alles in mee had wat zijn voorkomen betrof, om predikant te worden. Maar dan kon ik alleen maar zeggen, dat al zou die persoon een bosneger zijn geweest (zoeven heb ik uw vraag beantwoord aangaande een zwarte), het me niet hinderen zou, als hij maar vertellen kon wat de Heere aan zijn ziel gedaan had.

Ons getal van leraars is op heden niet groot, maar ik hoop dat we elkaar nog mogen vinden in de bevindelijke Waarheid. De vijandschap zal dan ook niet uitblijven, maar die zal steeds groter worden. Als men wel wat goeds van zichzelf wil denken zonder grond, wordt men vijandig tegen een ontdekkende Waarheid waarin steeds maar gewezen wordt op wat noodzakelijk gekend moet worden. En dan is het met dat vrome geslacht nog net eender als in Jezus' dagen. Ze hielden tegen de Heere Jezus te zamen raad hoe zij Hem zouden verstrikken in Zijn rede. Men kan alles precies op een rijtje zetten wat zogenaamd niet klopt. Men mocht echter eens zien wat er bij zichzelf niet klopt. Buiten het recht om wordt men niet zalig.

Maar Mevr., u mag het van me weten, dat als ik de zuivere gangen bevindelijk hoor verklaren van het leven der genade van het begin af aan bij God vandaan, dan word ik toch innerlijk verblijd. De Heere geve ons aan die Waarheid nog verbonden te doen blijven en als leraars gezamenlijk in het uitdragen daarvan, schouder aan schouder, met elkander op te mogen trekken.

Daar ik weet dat ik dit even te vermelden na het beantwoorden van uw vragen, uw een dienst bewijs, wil ik u deze mededeling niet onthouden.-Hartelijk gegroet en Gode bevolen met de uwen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's