Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dankdagtijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankdagtijd.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Ga heen, Mijn volk, ga in uw binnenste kamers en sluit uw deuren na u toe; verberg u als een klein ogenblik, totdat de gramschap overga. Want zie, de Heere zal uit Zijn plaats uitgaan om de ongerechtigheid van de inwoners der aarde over hen te bezoeken; en de aarde zal haar bloed ontdekken en zal haar doodgeslagenen niet langer bedekt houden. Jesaja 26 : 20 en 21.

Geliefden,

Als de Heere het geeft zullen straks de dankdagen weer gehouden worden, in bijna het gehele land op de eerste woensdag van november en in een gedeelte van Zeeland op verschillende andere dagen in november. Hoe het ook zij, de gemeenten hopen weer samen te komen onder de prediking des Woords of het lezen van de geschriften onzer Godzalige Vaderen, om te trachten de Heere te erkennen voor de vele weldaden en bemoeienissen geschonken in dit afgelopen jaarseizoen. Maar wat is het dan toch nodig dat de Heere ons Zelf, een verbroken en verslagen hart mocht geven om met schaamte onzerzijds de vele weldaden voor de tijd ons nog geschonken en gelaten, op te merken en te erkfennen. Om te mogen verstaan het woord van de Profeet Jeremia: „Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben". De Heere heeft de bedreiging van het rechtvaardige oordeel over Juda en Jeruzalem uitgevoerd, stad en tempel verwoest en nu zit de profeet Jeremia op de puinhopen te wenen in de overname van het oordeel en in de erkenning van zonde en schuld. De ellende en de verwoesting was groot en Jeremia roept uit: „Ik ben de man die ellende gezien heeft door de roede Zijner verbolgenheid". Neen Jeremia kon zich niet verblijden in de verwoesting van stad en tempel. En hoewel hij zijn hele leven bijna niet anders heeft moeten doen dan het oordeel aanzeggen en hij in zijn leven verwaardigd is geworden aan de zijde Gods terecht te komen, kon hij toch niet boven een schuldig volk uitkomen. In rouw, smart en droefheid zit hij de schuld te bewenen en. moet ervaren: , , En gij hebt mijn ziel verre', van de vrede verstoten, ik heb het goede vergeten". O, wat boog zijn ziel zich toch neder in hem. Maar dan mag er ook wat anders plaats hebben. De Heere zal Zijn knecht niet begeven en niet in de innerlijke smart doen omkomen. Het Goddelijke werk breekt door in een wonderlijk aanschouwen van de goedertierenheid des Heeren onder het oordeel. „Dit zal ik mij ter harte nemen en daarom zal ik hopen". Wel Jeremia wat zult gij ter harte nemen? En is er dan hope voor u en een ellendig volk? Wel de Heere is mijn deel daarom zal ik op Hem hopen. En nu kan ik alleen roemen in de goedertierenheden des Heeren want die zijn van eeuwigheid tot eeuwigheid. En die goedertierenheden des Heeren roemen nu tegen het oordeel. En nu mag ik mij in de Heere verblijden en Zijn oordelen als heilig, rechtvaardig en goed erkennen en overnemen. En alleen maar zeggen: „De Heere is goed dengene die Hem verwachten". En nu kan ik ook instemmen met de profeet Jesaja: „Wij hebben ook in de weg Uwer gerichten U, o Heere verwacht; tot Uw Naam en tot Uw gedachtenis is de begeerte onzer ziel". Zie gel., zo heeft de profeet Jeremia een slaand God lief mogen krijgen, en met een buigende ziel uitroepen: „De Heere is goed". Dat vérmag alleen genade om een slaand God te omhelzen. Kijk, dan gaan de goedertierenheden roemen tegen het oordeel. Dan is het geloof door de liefde werkende en strekt zich de levende hoop uit in de omhelzing van een rechtvaardig God. Dan valt een mens er met zijn vrome godsdienst geheel tussen uit, wordt de vijandschap tegen zulk een weg verbroken en schreeuwt de ziel in verwondering uit: „O, wat is God toch goed voor zo één want nu zijn het alleen Zijne goedertierenheden dat wij nog niet vernield zijn".

Geliefden, een jaarseizoen ligt er weer achter ons, ondanks de ontzaglijke schuld van land, volk, huis, kerk en hart, heeft de Heere Zijn grote weldadigheid nog getoond in Zijn onveranderlijke trouw.

Zeer veel is er dit jaar weer gegroeid, ja een grote overvloed hebben de velden mogen geven, het graan is als goud zo geel en droog in de schuren opgeslagen en de perskuipen lopen over, onze winkels hebben de ene voorraad na de andere mogen uitgeven. De inkomsten zijn, hoewel bij de ene wat meer dan bij de ander, toch vermeer-derd. Voor het tijdelijke heeft het ons ook dit jaarseizoen niet aan overvloedig voedsel en kleding ontbroken. We zijn nog niet door oorlogsgeweld getroffen, en van huis en haard verdreven. En hoewel er een algemene achteruitgang in de welvaart te zien is, heeft het ondanks al het murmureren en protesteren ons toch aan niets ontbroken dan alleen aan schaamte. En nu gaan wij dan dankdag houden en weet u nu wel dat dat een ontzaglijk zwaar werk is? Waarom is het zulk een zwaar, ja onmogelijk werk? Och omdat wij zulk een ondankbaar hart en bestaan omdragen en wij niet anders doen dan murmureren met het vlees tussen de tanden en met onze zonden niet anders dan de Heere tot toorn verwekken. O, is de Heere niet rechtvaardig al Hij zegt: „Doet het getier van uwe liederen van voor Mijn aangezicht weg". Is de Heere het dan niet waardig? O ja, wel duizendmaal, maar de Heere ziet naar waarheid in het binnenste en dat missen wij van ons zelf nu juist. Dus wat gaat er dan gebeuren? Dankdag houden zonder God en dat kan de Heere niet behagen. O, neen dan is het werkelijk een wonder als we met al ons dankdag houden de schuld niet slechts meerder maken. Dankdag houden zonder biddag is onmogelijk.' Dan maar niet doen? De Heere eist het van ons en Hij is het dubbel waardig en dat mocht ons nu eens in de klemmen gaan brengen voor Gods aangezicht opdat we waarlijk eens met schuld mochten naderen, en wij niet alleen die biddende, maar ook die dierbare dankende Hogepriester leerden benodigen. Om als een gans schuldige in onszelf, met al de geschonken weldaden verlegen te naderen om in en door Hem, in Hem te mogen eindigen. En op dankdag niet verder te kunnen komen dan: „Heere bekeer mij en Heere help mij". Om in de donkere en kommervolle tijd die we beleven te verstaan en te beoefenen het woord van onzen tekst, dat wij zojuist u hebben voorgesteld en wat u voor deze dankdagtijd vindt opgetekend iri de profetie van Jesaja het 26e hoofdstuk de verzen 20 en 21.

Wij vinden in ons tekstwoord: Een Goddelijke aanspraak in een boze tijd. En beluisteren:

1e. Een liefdevolle raad onder een laaghangend oordeel.

2e. Een vreselijke bedreiging met het oordeel.

3e. Een gewisse volvoering van het oordeel. Om dan te trachten met een toepasselijk woord te besluiten.

Wordt vervolgd 57

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 1984

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Dankdagtijd.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 oktober 1984

De Wachter Sions | 8 Pagina's