Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DANKDAGTIJD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DANKDAGTIJD

6 minuten leestijd

Meditatie

„ Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt ? "

V

O, zo ligt nu de oorzaak der zaligheid in een verkiezend en uitwerkend God. Wat een tobbers toch die van de uitverkiezing niet willen weten, maar die leer der verkiezing als een noodlotsleer aanmerken en beschimpen. Was er geen uitverkiezing, dan was er ook geen Borgstelling en dus ook geen zaligheid. Wat is het toch een souverein Godswerk. De uitverkoren kerk zal alleen zalig worden omdat God het wil. Wat werd David vervolgd door Saul. Hem is geen rust gegund maar hij is vervolgd als een veldhoen op de bergen. Maar o, wat is die dierbare meerdere David vervolgd. Hij is gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. David is gesmaad en gehoond, gelasterd en bespot. Indien het mijn vijand ware, zo zou ik het verdragen hebben. Maar gij zijt het, o mens mijner waardigheid, die mijn brood at aan mijn tafel. O, dat gaat diep. Samen opgegaan ten huize des Heeren en later te bemerken met huichelachtige tafelbroeders te doen te hebben.

Twee studenten gingen nadat zij beroepbaar gesteld waren naar hun geliefde docent en vroegen hem waar zij hem nu een plezier mee konden doen als aandenken voor de genoten lessen. Toen zei deze docent: Geef mij uw liefde". Maar zo is de meerdere David gehoond en veracht en moest Hij getuigen: Voor Mijn liefde staan zij Mij tegen". Maar David is niet alleen vervolgd door de vijanden, doch ook door zijn eigen zoon. Welk een smartelijke weg was dat voor David. Zie hem daar gaan over de beek Kedron, met een handje vol getrouwen. Een ter dood toe vervolgende Absalom en een vloekende Simeï van tegen over hem. Maar o, is niet de Borg dezelfde weg gegaan? En dat opdat Hij de gegevenen des Vaders zou Verlossen? En als zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij uit over de beek Kedron, alwaar een hof was. Welk een smartelijke uitgang voor de meerdere David. Ter dood toe vervolgd, beladen met de schuld der uitverkorenen. Een drukkend en eisend recht en een vloekende wet vielen op deze Borg aan. Hij kon waarlijk getuigen, wat David eenmaal gezongen heeft: Al Uw golven en al Uw baren zijn over Mij heen gegaan". Ja, onder het wrekend zwaard van de hemelse Rechter moest Hij uitroepen: Maar Ik, Ik ben een worm en veracht van het volk". Moest David klagen in Ps. 22 : 13: Vele varren hebben mij omsingeld, sterke stieren van Basan hebben mij omringd", hoe gold dat toch in al zijn zwaarte die grote Davidszoon. In bange wegen van de verberging van Gods aangezicht en onder de zware vervolgingen der uit-en inwendige vijanden, horen we David de man naar Gods hart kermen en klagen: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van Mijn verlossing, van.de woorden Mijns brullens? " David heeft deze Psalm gedicht op de Aijelethhassghachar. Dat is de Hinde des Dageraads.' En dat kan alleen maar zien op de Middelaar, welke is voortgekomen uit de Dageraad van het Goddelijke welbehagen. Maar het is zeker niet buiten de beleving van David omgegaan. Neen, in die weg zal al Gods volk er iets van leren, om de voetstappen van de Middelaar te drukken. Dan wil het heel wat zeggen om buiten de legerplaats geleid te worden, om de smaadheid van Christus te dragen. En dan komt men er echt wel achter dat men daartoe niet zo gewillig is. Dan gaat het vrome jasje wel uit en dan blijft er anders niet over dan een grote vijand. Ja, dan wordt het in de weg der zuivere ontdekking een steeds groter wonder, als men ooit nog weer eens bekeerd zal mogen worden. Een mens moet altijd maar weer ontmenst worden. En met eerbied gesproken heeft de Heere daar nu een mensenleven toe nodig. Een oud kind van God zeide eens: Men moet waarlijk wel God zijn, om met een mens om te kunnen gaan". O, wat moeten we dagelijks toch veel leren en zo ontzaglijk veel afleren. Ds. Ledeboer zegt in een van zijn geschriften: mochten we toch eens vergeten bekeerd te zijn". We zijn meestentijds te goed bekeerd. David zeide toen de Heere zijn berg had vastgesteld, dat wil zeggen, dat hij het werkelijk weer eens bij God vandaan geloven mocht: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid". Maar toen de Heere Zijn Aangezicht ging verbergen, toen werd hij toch zo verschrikt en toen zeide hij: Alle mensen zijn leugenaars". Maar, en dat werd nu het wonder voor David, in God heeft hij nooit onrecht ooit gevonden. Neen, dan heeft hij zich wel eens mogen verliezen in de onveranderlijke trouw des Heeren, Die getuigt: Zal Ik het dan zeggen en niet doen? Spreken en niet bestendig maken? " En op dat onveranderlijke woord des Heeren mocht David zich nu verlaten en vond zijn ziel de sterkte en troost in dit moeitevolle leven.

Maar laten wij nu tot onze tekst wederkeren. Daar lezen wij: Zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. Die zal Mijn Naam een huis bouwen en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid". In de dagen van Salomo is het koninkrijk bevestigd, doch door afwijking van de Heere is het na zijn dood verscheurd geworden. Maar het koninkrijk der genade en der heerlijkheid, is tot in eeuwigheid bevestigd in de meerdere David, de Koning der koningen en de Heere der heren. Zijn koninkrijk is een eeuwig koninkrijk. Hij heerst van de zee tot aan de zee, ja van de rivieren tot aan de einden der aarde. En Zijns koninkrijks zal geen einde zijn. Zijn troon rust op recht en gerechtigheid en goedertierenheid en waarheid gaan voor zijn Aangezicht henen. Dat gezegende Zaad dat uit de lendenen van David zal voortkomen, zal nu de Heere een huis bouwen. „Mijn Naam", staat er. Dat wil zeggen, waarin en waardoor Mijn Naam zal verheerlijkt worden. En nu zegt de Apostel onder meer: Gods gebouw zijt gij". Dat is dat volk hetwelk Hij Zich ten erve verkoren heeft. Die gemeente welke Hij Zich verkregen heeft door Zijn bloed. Ja, die schapen, voor welke Hij als de Goede Herder Zijn leven gesteld heeft. En nu ligt het onwankelbare fundament gegrond in dat onveranderlijke welbehagen Gods. Waarvan de apostel getuigt: Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dezen zegel: e Heere kent degenen die de Zijnen zijn". 2 Tim. 2 : 19.

Wordt vervolgd.

V.

A.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1985

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DANKDAGTIJD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1985

De Wachter Sions | 8 Pagina's