Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jaarwisseling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jaarwisseling

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

Heere, maak mij bekend mijn einde en welke de m, ate mijner dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk ik zij. Psalm 39:5.

De mens is een vergankelijk schepsel. Daarvan spreekt geheel de 39e Psalm. De Heere heeft de mens er niet toe geschapen dat hij vergankelijk zou zijn. Met Gods beeld versierd was de mens onsterfelijk in de staat der rechtheid. Hij had ook het eeuwig onverliesbaar leven kunnen verkrijgen, als hij in het hem gestelde proefgebod staande was gebleven. Door de zonde is de dood in de wereld gekomen. En de dood gaat door tot alle mensen. Het is de mens gezet eenmaal te sterven. Geen mens leeft er die de dood niet zien zal en die zijn ziel zal kunnen redden van het geweld des grafs.

Ook in het jaar dat voorbijgegaan is, hebben we het weer gezien hoe zowel jonge levens worden afgesneden door de zeis van de niemand sparende dood als ook het leven van oude mensen, bij wie de kracht geheel vergaan was. We hebben ook gezien dat de dood middellijk verschillende oorzaken heeft. Velen sterven vooral in deze tijd na een lange lijdensweg, aangetast door de voor ons bekende ongeneselijke ziekte, soms nog jong of zeer jong zijnde. Anderen verongelukken op de weg. Weer anderen worden plotseling door een hartstilstand door de dood uit het leven weggenomen. De lezers van dit blad, die deze korte meditatie onder het oog krijgen, worden herinnerd aan de sterfgevallen die men van nabij heeft meegemaakt. En op een zeer pijnlijke en smartelijke wijze wordt men zeker herinnerd aan een sterfgeval dat men in eigen familie of eigen Woning moest zien plaatsvinden. Onze gedachten gaan bij deze jaarwisseling terug naar hen die met ons het jaar wel begonnen zijn, maar niet met ons ten einde hebben mogen brengen. We denken aan verschillende ambtsdragers, waaronder ook onze emerituspredikant ds. Chr. v.d. Woestijne. Deze sterfgevallen hopen we in het jaaroverzicht in ons jaarboekje ook wel in herinnering te brengen. Zelf hebben we ondervonden wat het is, als de dood zeer dichtbij ons komt en onze geliefde wederhelft van ons afscheurt. En dan zo onverwacht.

Een nieuw jaar ligt weer voor ons. Wie zal in dit jaar dat voor ons ligt, het tijdelijke met het eeuwige moeten verwisselen ? Wie gelooft het recht, dat hij wellicht dit nieuwe jaar niet ten einde zal brengen?

Zou daarom de bede van David, die we hierboven hebben neergeschreven, niet een noodzakelijke bede voor ons allen zijn? David had door genade leren sterven vóór het sterven hier in zijn leven. Toch begeerde hij om maar gedurig dichtbij de dood te mogen leven en de werkelijkheid van wat elk mens te wachten staat, zich steeds voor ogen te mogen stellen. Neen, hij begeerde niet precies de dag van zijn dood te weten. Dat was de bedoeling van deze bede niet. Maar zijn bede in deze tekst komt overeen met de bede van Mozes, die we vinden in Psalm 90, als we hem daar horen zeggen: „Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen”.

David spreekt in de 39e Psalm over de mate zijner dagen. Hij spreekt over geen jaren of eeuwen. De dagen des mensen zijn als het gras; gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij". God heeft de maat onzer dagen afgemeten. Van geen verlenging of verkorting daarvan is er sprake. Als Hellenbroek in zijn vragenboekje spreekt over de voorzienigheid Gods, stelt hij de vraag: „Kan dan een mens zijn leven niet verlengen of verkorten ? " En het antwoord daarop is: „Niet ten opzichte van God, maar wel van de mene". Job spreekt over de dagen des mensen als door God bestemd en zegt ons, dat de Heere de bepalingen daarvan gemaakt heeft, die de mens niet overgaan zal.

Is de maat onzer dagen vol geworden, dan zegt de Heere tot ons: „Keert weder, gij mensenkinderen". Hij snijdt de draad van ons leven af en doet de ziel van het lichaam scheiden, want de geest keert weder tot God die hem gegeven heeft. De ziel gaat naar haar eeuwige bestemming. Eeuwig wee of eeuwig wel. Wat zal onze eeuwige bestemming zijn? De bekering kan geen uitstel lijden. Dat leert ons de bede van David, waarbij we u even willen bepalen. Wie onzer zal er in het j aar dat we ingegaan zijn, aan het einde van de mate zijner dagen zijn gekomen? Och, we stellen de dood altijd zover van ons af, al is het ook dat we kunnen weten dat die zo dichtbij kan zijn. Al hebben we door genade geleerd om met de kortstondigheid van het leven rekening te houden, we moeten steeds maar weer tot de ontdekking komen dat we niet alleen wat onszelf, maar ook wat onze dierbare bloedverwanten betreft, de dag des doods nog zo verre van ons stellen. We hebben dat nu zelf ondervonden. Maar we hebben er toch ook uit geleerd om te meer de bede van de dichter tot de onze te maken: „Heere, maak mij bekend mijn einde en welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk ik zij”.

Hoe ouder we worden (als de Heere ons in tegenstelling van zovele anderen, nog wat in het leven spaart), hoe meer we toch gaan zien in de zovelen die we ons voor zien gaan in de weg van alle vlees, dat het einde van het leven voor elk mens toch eenmaal komt. We overleven dan ook degenen die naar onze berekening ons zouden moeten overleven. Kinderen gaan hun ouders voor in de weg van alle vlees. Schrijnende wonden worden er bij de jaarwisseling opengehaald. We denken aan al degenen die door het verlies van dierbare panden in het voorbij gevlogen jaar in diepe rouw gedompeld werden. Te meer denken we aan hen, daar we tot hen behoren. De Heere schenke de ware zieletroost te mogen vinden in deze droefenissen. Daar was het David ook in het bijzonder om te doen in de 39e Psalm. „Zwijg niet tot mijn tranen" vers. 13.

Hij moest door het pijnlijk ervaren van de kortstondigheid van het leven, toch weer te meer een vreemdelingsleven hier op aarde leren beoefenen. Van het leven had hij zoveel verwachting niet meer. „En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop die is op U". Het leven is al vol van verdrietelijkheden, ja, het ganse leven is niet anders dan een gestadige dood. Maar wat betekent ook dat leven bij die grote en nimmer eindigende eeuwigheid die ons te wachten staat? Dat leven betekent alleen maar veel als een voorbereidingstijd voor die allesbeslissende eeuwigheid. Wat zal het nieuwejaar voor ons brengen ? Mocht het maar het jaar van een nieuwe geboorte voor ons zijn, als we nog onbekeerd op de eeuwigheid aanreizen. De Heere doet ons nog leven onder de genademiddelen. Hij schenkt ons Zijn Woord nog. Straks is ons dat misschien ook ontnomen, want we beleven een zeer bange tijd. Het oordeel Gods over de zonden, ook van ons land en volk, kan niet uitblijven. Dat we toch maar een schuilplaats voor onze ziel zouden mogen vinden. Het moet een wonder zijn, dat de Heere niet reeds lang met Zijn oordelen over ons is doorgetrokken. Nog mogen we ons kerkelijk leven hebben met al de verschillende instellingen die voor

Vervolg op bladz. 139

meditatie (vervolg)

deze tijd onder ons onmisbaar zijn geworden. De Heere gedenke onze ambtsbroeders in de bediening, zo in ons land als in Canada. Ook verder al de ambtsdragers die de gemeenten hebben te leiden en voor te gaan. Verder wensen we de bestuursleden van de verschillende voor ons belangrijke instellingen al het nodige toe in het nieuwe jaar. Wat zal dit jaar ons brengen ? Het gebed dat we van de dichter beluisteren in geheel de 39e Psalm, mocht ook ons gebed maar zijn. Als schuldige mensen moeten we het oude jaar uitgaan en het nieuwe jaar ingaan. Het verzoenend bloed van de meerdere David mocht aan onze onreine ziel gesprengd worden. We mochten ons hart maar niet te veel op het aardse zetten en van de wereld niet veel goeds verwachten. Als het einde van ons leven zou gekomen zijn in het jaar dat we nu ingaan, dan mocht het getuigenis en de bede van de dichter zoals we die aan het einde van deze Psalm kunnen vinden, maar in waarheid bij ons te vinden zijn geweest: , , Want ik ben een vreemdeling bij U; een bijwoner, gelijk al mijn vaders. Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga en ik niet meer zij”.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1988

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Jaarwisseling

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1988

De Wachter Sions | 8 Pagina's