Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd

De baard van Bogerman

Het kan en mag zeker niet zo zijn, dat ieder lid van de kerk maar zou mogen leven volgens eigen inzichten, bij het licht van zijn eigen consciëntie, zonder dat de kerk daarover een oordeel zou mogen uitspreken.

Wij kunnen ons niet voorstellen, dat zij die deze zomer zich van de vrije Presbyteriaanse Kerk van Schotland afgescheiden hebben en inmiddels een eigen kerkverband hebben gevormd (de Associated Presbyterian Churches, oftewel Verbonden Presbyteriaanse Kerken genaamd), die gedachte werkelijk zouden zijn toegedaan, al hebben zij die indruk wel gewekt. Ouderling MacKay had met een vrije consciëntie de begrafenismis bijgewoond en men had achting voor die man en dus mochten classis en synode zijn daad niet veroordelen. Een ieder gevoelt wel, dat zo'n stelling in haar algemeenheid onmogelijk juist kan zijn. Wanneer iets zonde is, dan is het zonde en moet het als zodanig afgewezen worden. Wie dan zegt dat hij het met een vrije consciëntie gedaan heeft, moet zichzelf ernstig onderzoeken, of hij niet aan het oordeel van 1 Timotheüs 4 : 2 is overgegeven.

De kerk komt te allen tijde het recht toe, een gezaghebbend oordeel uit te spreken over iemands opvattingen of gedrag, zo in leer als in leven. Alleen, dat gezag kan haar grond alleen vinden in het Woord Gods. Alle gezag moet naar dat Woord geoefend worden en zeker ook in de kerk. Want alleen het woord Gods heeft bindend gezag in de kerk. Daaraan moeten leer en leven getoetst worden.

Maar we hebben reeds gezien, dat dat niet kan betekenen, dat zulk een kerkelijke uitspraak alleen maar gezag kan hebben, wanneer zij gestaafd wordt met een direct woord der Schrift, waarin dit of dat rechtstreeks verboden of geboden wordt. Wie dat eist, maakt zich schuldig aan, wat wel genoemd wordt, biblicisme.

Biblicisme is een verkeerd gebruik maken van de Schrift. Dat doet bijvoorbeeld de bestrijder van de kinderdoop, die eist dat men de teksten behoort te noemen, waarin de kinderdoop wordt voorgeschreven. Of, om een ander voorbeeld te noemen, wanneer de kerk een afkeurend oordeel uitspreekt over het dragen van lange broeken door vrouwen en meisjes, is dat niet alleen op grond van Deuteronomium 22:5. Bij wijze van spreken, al zou Deuteronomium 22 : 5 niet in de Bijbel staan, zou er nog genoegzame reden zijn voor wie luisteren wil naar het getuigenis van de Schrift, om zulke kleding met beslistheid af te wijzen.

Van alle christelijke zeden kan en mag men niet vragen: Noem mij de tekst in de Bijbel waar staat dat dit of dat niet mag. Het komt namelijk niet alleen op de daad aan, maar niet minder ook op de geest die erachter zit.

Wanneer wij dat beseffen, kunnen we begrijpen, dat de kerk in de ene tijd bepaalde gebruiken kan veroordelen, die in een andere tijd wel toegelaten werden en dat het ook kan voorkomen, dat de kerk in het ene land iets toelaat, dat in een ander land afgewezen wordt door een kerk die op dezelfde grondslag staat. Omdat het niet alleen om de daad zelve gaat, maar ook en niet minder om de geest die eruit spreekt.

We willen proberen dat met een concreet voorbeeld duidelijk te maken. De Gereformeerde Gemeenten in Nederland hebben een duidelijk standpunt ingenomen met betrekking tot het laten groeien van baarden. Daar is veel spot mee gedreven. Men vindt het maar stumperig, om zich daar als kerk druk over te maken. En bovendien, een voor de hand liggende reactie is: en de baard van Bogerman dan? Zou Bogerman dan nu onder censuur moeten, als hij nu zou leven? En al die andere oudvaderen, wier portretten onder ons algemeen bekend zijn?

Niemand behoeft over die tegenwerping in de war te raken. Het antwoord is heel eenvoudig: wanneer Bogerman nu zou leven, zou hij zeker géén baard dragen. We kunnen nog zelfs een stap verdergaan.

In bijbelse tijd, in elk geval in de dagen van koning David, was het algemeen gebruikelijk een baard te dragen. Het gold als een schande, als een man dat niet deed. Wij weten dat uit wat we beschreven vinden in 2 Samuel 10. Koning Hanun der Ammonieten kon David niet erger beledigen, dan door Davids gezanten hun baard af te scheren. We lezen dan ook, dat Davids knechten zeer beschaamd waren en dat zij zonder baard niet onder de ogen van David mochten komen. Hij gelastte hen, in Jericho te blijven, totdat hun baard weder gewassen zou zijn.

De biblicist zegt nu: Wanneer Davids knechten een baard moesten dragen, dan mag ik dat nu toch wel zeker ook. En dat is nu juist de grote fout in de redenering. Men ziet alleen op de daad en wil de geest die erachter ligt, niet zien.

Wie de geschiedenis der volken op dit punt nagaat, ondekt al snel, dat de tijden van baarddragen en baardloosheid elkander afgewisseld hebben. Er zijn tijden geweest, dat een volle baard gold als een teken van deftigheid en eerbiedwaardigheid. De man die zijn baard afschoor, gaf daarmede dan te kennen, niet te malen om de toen geldende regels van fatsoen. Maar tijden kunnen ook veranderen.

Zeker in de eerste helft van de twintigste eeuw kwam het dragen van een baard in ons land bijna niet meer voor. Maar na 1950 kwam het weer op. De baard werd weer populair, maar dan wel in kringen van kunstenaars en andere links georiënteerde lieden, om daarmede hun nonconformisme, hun onmaatschappelijke linkse inslag te demonstreren. Datzelfde maakte men ook kenbaar door als mannen en jongens het haar lang te laten groeien, slordig gekleed te gaan, in „spijkerbroek" en dergelijke.

Die geest behoort in gemeenten die wensen te wandelen naar de inzettingen des Heeren, niet thuis. En daarom menen we met vrijmoedigheid te kunnen stellen, dat Bogerman, wanneer hij in onze tijd zou leven, nu zeker geen baard zou dragen. Maar dan is het ook te verstaan, waarom de kerk dergelijke uiting van non-conformisme wil weren uit de gemeenten.

Natuurlijk wordt daarmede niet generaliserend geoordeeld, als zou élke baarddrager dergelijke linkse opvattingen koesteren. Er wordt in dergelijke zaken zo dikwijls in argeloosheid gehandeld. Vaak ook om voor „vlot" aangezien te worden in de kringen waarin men door beroep of studie moet verkeren. Of misschien ook wel, omdat men zich met zijn baard al een klein beetje op Bogerman vindt lijken. En daarom is het dan zo belangrijk, dat de kerk ook in deze duidelijk leiding geeft, door zich uit te spreken, als een prikkel om de consciëntie wakker te maken. En wanneer dan iemand ondanks de kerkelijke uitspraak toch hardnekkig aan zijn baard blijft vasthouden, met een beroep op de vrijheid van consciëntie, en dat de kerk toch geen - uitspraak mag doen die niet steunt op een directe bijbeltekst waarin het verboden wordt, geeft hij daarmede blijk van een verkeerde gezindheid. Hij heeft geen oog voor de geest die achter bepaalde gebruiken zit, waarmee iets gedaan wordt. En hij wil ook geen rekening houden met wat de apostel Paulus zegt over het aanstoot of ergernis geven aan de broeders. Intussen is het tegelijk ook duidelijk, dat zulk een kerkelijke uitspraak over het dragen van baarden nooit een uitspraak kan zijn „voor altijd". De tijden, zeden en levensgewoonten zouden zo kunnen veranderen, dat over het dragen van baarden vanuit de Schrift weer anders geoordeeld zou moeten worden. Bij wijze van spreken, het zou zelfs denkbaar zijn, dat er nog weer eens een tijd zou kunnen komen, waarin, gelijk als in de dagen van koning David, de mansleden aangespoord zouden moeten worden om een baard te dragen. Juist vanuit de Schrift.

Dat maakt het voor de formalist, de wetticist, maar moeilijk. Maar het zal toch altijd maar weer noodzakelijk zijn, niet formalistisch, maar geestelijk naar Gods Woord te luisteren. En wie is tot deze dingen bekwaam? Juist daarom is de ambtelijke leiding der kerk aan wie de woorden Gods zijn toebetrouwd, zo noodzakelijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1989

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1989

De Wachter Sions | 8 Pagina's