Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BARTIMEÜS 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BARTIMEÜS 1

6 minuten leestijd

Meditatie

„En Jezus zeide tot hem: a heen, uw geloof heeft u behouden. En terstond werd hij ziende en volgde Jezus op den weg". Markus 10 : 52.

Geliefden,

Het is toch wel een zeer bijzondere zaak welke wij lezen in het 32e vers van ons hoofdstuk: „En zij waren op den weg, gaande op naar Jeruzalem; en Jezus ging voor hen; en zij waren verbaasd, en Hem volgende waren zij bevreesd".

Drie jaren mochten de discipelen reeds met de Heere Jezus verkeren en met Hem in-en uitgaan. Door Hem gedurig onderwezen in de zaken het Koninkrijk Gods aangaande. Zijn wonderwerken aanschouwd, ja, wat meer is. Hem mogen belijden als de Christus de Zoon des levenden Gods. Met hartelijke liefdebanden aan Hem verbonden. Banden vanuit de eeuwigheid, gelegd in de tijd, naar het welbehagen Gods, krachtens eeuwige verkiezing. Onverbrekelijke banden, eeuwigdurende banden, levengevende en levenonderhoudende banden.

Een aangenaam en onderhoudend leven, dagelijks verkerende met de Heere Jezus. Hij was hun Leven en al hun verwachting was uit Hem. En nu lezen wij: „En zij waren opden weg". Vanzelf wordt er hier gesproken van het opgaan van de Heere naar Jeruzalem. Toch dacht ik zo: Wat zal het er toch op aan komen dat men op de weg mag zijn. Elk mens immers heeft een weg die hem recht schijnt! Maar daar mee is hij nog niet op dè weg. Nee, daar is een Goddelijk werk toe nodig om van eigen wegen afgetrokken, om op en in de weg welke recht is geleid te worden. De discipelen waren op de weg. En dat was voor hen toch zulk een aangename weg welke zij tot hiertoe mochten bewandelen. Toch had de Heere meermalen gesproken van de noodzakelijkheid van Zijn lijden en sterven. Maar daar waren de discipelen toch zo blind voor en dat is ook geen wonder. Want wie kan nu overnemen dat alleen in een weg van sterven het ware leven maar kan gevonden worden. Nee, dan is het alles toch zo tegen de mens in. Het borgwerk van de Middelaar was voor hen nog zo verborgen. Maar nu op de weg naar Jeruzalem, gaat de Heere hen onderwijzen. Verbaasd en bevreesd waren de discipelen. Het was toch alles zo'n verborgenheid.

En Jezus ging vóór hen. O, welk een wonderlijke en onbegrepen weg toch. Gods ware volk moet ook menigmaal zulke onbegrijpelijke wegen gaan. Dan kan de ziel ook met zoveel verbaasdheid en vreze bezet zijn. En konden zij nu in zulke wegen maar zien dat de Heere hen voorgaat, maar dat is dan juist zo verborgen en dat maakt nu ook zo de vreze uit. Nee, dan is het echt niet te bekijken dat nu juist in zulk een weg de Heere Zijn eer zoekt en de verlossing der Zijnen uitwerkt. Wat moet hij dan toch als een blinde geleid worden. Maar nu gaat de Heere Zijn discip-jlen onderwijzen. En wijst hen op de noodzakelijkheid van Zijn lijden en sterven. En op de weg die Hij zal moeten gaan om door lijden geheiligd te worden en dat alles plaatsbekledend en borgtochtelijk voor Zijn volk. De Heere sprak niet alleen van Zijn diepe vernedering, maar ook van Zijn luisterrijke verhoging. En zo gingen zij dan op de weg naar Jeruzalem. En zij kwamen te Jericho. En nu is het u bekend, dat Jericho onder Jozua is verwoest en vervloekt die man, die Jericho zal herbouwen. Wij lezen daarvan in Jozua 6:26: En ten zelven tijde bezwoer hen Jozua, zeggende: ervloekt zij die man voor het aangezicht des Heeren, die zich opmaken en deze stad Jericho bouwen zal; dat hij ze grondveste op zijn eerstgeboren zoon en haar poorten stelle op zijn jongste zoon".

Maar in de dagen van Achab, was er een zekere Hiel een man uit Bethel. Dat was een man die God noch de eed vreesde. Hij bouwde Jericho weer op. En grondveste haar op zijn eerstgeboren zoon en stelde haar poorten op zijn jongste zoon. En hoewel hij de Goddelijke raad volvoerde, was het toch een goddeloze daad en kostte het hem twee zonen naar het woord des Heeren wat Jozua gesproken had. Jericho moest er zijn, opdat hetgeen wij in ons tekstgedeelte lezen zou vervuld worden. Maar Hiel zal eeuwig weten wat hij gedaan heeft. Maar zo zien we dan ook, dat een gevallen mens tot alles in staat is. Doch kom, laat ons zien wat er te Jericho plaatsvond. En zij kwamen te Jericho. Dat lag in de Goddelijke raad bepaald want daar was een uitverkoren vat, welke moest worden toegebracht naar het welbehagen des Heeren, wat door de hand van de Middelaar gelukkiglijk zal voortgaan. Daar te Jericho was een man, wiens naam was Bartimeüs. Hij was een zoon van Timeüs. Deze was in een zeer ellendige staat, want hij was blind en bedelde, zittende aan de weg. En dat wil toch heel wat zeggen als men bedenkt dat Timeüs betekent: geëerd en Bartimeüs wil zeggen: volmaakt. Dus worden wij al direkt gebracht bij hetgeen er in het paradijs heeft plaats gevonden. De mens geschapen naar Gods beeld, was alzo waarlijk geëerd en volmaakt. Doch door zijn diepe val is hij blind geworden. Ja, ligt hij dood in de misdaden en de zonden. Blind voor zijn diepe ellendige staat. Bartimeüs wist dat hij blind was. Ja, zeer verarmd. Hij zat aan de weg bedelende. Daarin zien wij dat het volk van Israël in die dagen ook ver was geweken van de inzettingen des Heeren. Want er mocht in Israël geen bedelaar gevonden worden. Was de mens in de staat der rechtheid volmaakt en geëerd, nu geheel onvolmaakt en ongeëerd op aarde verkerende. Zijn grondslag in het stof vindende en een zoeker van eigen eer. De gevallen mens zoekt nu uit zichzelf nooit Gods eer meer. Nooit kan er uit de gevallen mens meer een volmaakt en geëerd schepsel voortkomen. Toch is er een Reine uit de-onreine voortgekomen. Maar dan ook op een Goddelijke en bovennatuurlijke wijze. Zie, een maagd zal zwanger worden en zij zal een Zoon baren en Zijn Naam Immanuël heten. En de profeet Jesaja roept er van uit: Een Kind is ons geboren en een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op Zijn schouders. En men noemt Zijn Naam: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. De enige en waarachtige Zone Gods is mens geworden en God gebleven. In de volheid des tij ds is Hij gekomen om verloren liggende doch uitverkoren zondaren te verlossen. Hij volmaakt en alle ere waardig, kon die volmaaktheid en ere niet afleggen, maar heeft ze beiden verborgen achter het voorhangsel Zijner menselijke natuur. Hier op aarde was geheel verdorven Zijn gelaat. En veracht onder de mensen en wij hebben Hem niet geacht. Zat Bartimeüs in het stof te bedelen, de Middelaar kroop in het stof als een worm en geen man.

Wordt vervolgd.

A.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1989

De Wachter Sions | 8 Pagina's

BARTIMEÜS 1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1989

De Wachter Sions | 8 Pagina's