Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PELAGIUS en zijn leer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PELAGIUS en zijn leer

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor velen onder onze lezers zal de persoon van Pelagius en zijn leer een bekend gegeven zijn, terwijl voor anderen slechts de naam bekend is en er ook zullen zijn die er nimmer van hebben gehoord. Daarom leek het ons nuttig op een eenvoudige wijze wat van deze man en zijn leer te vertellen, temeer daar zijn naam nog wel wordt genoemd op de catechisaties en dan houdt het op.

In onze jonge jaren was dit ten minste zo. We zien in onze herinnering nog duidelijk het kleine lokaaltje voor ons; wat verscholen tussen opgaand geboomte. De kerk stond ver weg, wel een anderhalf-uur lopen. Om het bezwaar - en waarschijnlijk nog meer om de uitvlucht de wind uit de zeilen te nemen - dat het veel te ver was, helemaal daar door de winterse avonden ter catechisatie te komen, hadden de broeders kerkeraad in die uitlpek het kleine lokaaltje laten bouwen.

Er stond een vrij forse kachel in hetJtnidden en voor de verlichting waren twee eenvoudige petroleumlampen aan de balken van de zoldering gehangen. Door personeel van de boer of door diens oudste zoon, op wiens grond het gebouwtje was neergezet, werd de kachel al vroegtijdig aangemaakt en de lampen verzorgd. Het bleef in de hoeken echter altijd schemerig donker.

De avondlering - zo noemde men de catechisatie toen - werd alleen door jongens bezocht, 's Middags waren de meisjes geweest. Een harmonium was er niet, zodat altijd heel bekende psalmen werden gezongen.

De catechisatie werd door een oud man, een ouderling, gegeven. Eén oudere leerling was er, die zo men zei, uitblonk in Bijbelkennis en Bijbelse geschiedenis. Aan hem stelde de catechiseermeester nog al eens enkele vragen.

„Wie hebben een valse leer? "

Pelagianen, Socinianen en Remonstranten.

Op een andere keer. Wie zijn tegen de uitverkiezing ? "

Pelagianen, Socinianen en Remonstranten.

„Wie hebben vijf grote dwalingen? "

Pelagianen, Socinianen en Remonstranten.

We horen hem nog het rijtje opdreunen. Het was altijd hetzelfde antwoord. Een verdere uitleg werd niet gegeven. Die remonstranten leefden nog wel in onze herinnering van de godsdienstlessen op school, maar die Pelagianen en Socinianen, dat waren mensen voor mij uit een schimmig grijs verleden. Wie de ketter Pelagius was, ach ja, daar hadden we nog wel eens van gehoord, maar die Socinianen, waren helemaal wat oorsprong betreft voor ons onbekend.

Over de Kerkvader Augustinus werd ook nimmer op de catechisatie gesproken. In onze jonge jaren meenden we altijd - en dan gingen we hoofdzakelijk op de naam af-dat Augustinus in de roomse kerk thuis hoorde.

Op de „School met de Bijbel" waar wij onze jonge tijd doorbrachten werd wel uitvoerig en getrouw Bijbelse geschiedenisles gegeven, maar aan kerkgeschiedenis kwamen de onderwijzers blijkbaar niet toe. Dat er van de remonstranten een-en ander werd verteld, hield verband met de vaderlandse geschiedenis, en de roeringen die destijds ons land deden schudden. Wie echter denkt dat vandaag de dag de doorsnee catechisant wel weet wie Pelagius en Lelio en Faustus Socinus waren; wie denkt dat Augustinus als een lichtend voorbeeld met zijn handhaving van de leer naar de Godzaligheid tegenover de vele afwijkers, een bekend persoon is, is wel abuis.

We moeten daar wel aan toevoegen dat er bij het voorgezet onderwijs wel ruime aandacht aan wordt besteed.

Als men echter vraagt op de catechisatie: „Wie was Marcion? Wie was Origenes? Wie was Hieronymus wiens vertaling van de Bijbel „De Vulgaat" wordt genoemd. Wie was Arius ? Wie waren de apologeten en nog veel meer vragen, dan is het teleurstellend, dat overigens slimme jongens en meisjes, daar niets van weten.

De uiteenzetting in dit artikeltje is dus bedoeld als een aanvulling op het catechisatie-onderwijs.

Pelagius werd zoals algemeen wordt aangenomen geboren in het jaar 354, in Ierland of Engeland. Van zijn jonge leven is niet veel bekend, tenminste de eenvoudige geschiedenisboeken laten dit rusten. Zijn naam is latijn, pelagus in het latijn heeft de betekenis van zee of grote watermeren. Maar er waren in die dagen tientallen personen die de naam Pelagius droegen. In het Grieks Pelagos. Het is dus niet zo dat zijn geboortenaam verlatijnsd is zoals in de dagen van de hervorming en daarna, door de ons bekende oude schrijvers.

Wel is bekend uit zijn jonge leven dat hij monnik werd en in een klooster werd opgenomen. In het begin van de 5e eeuw, in het jaar 400 dus, stak hij de zee over en vestigde zich te Rome. Nu moeten we niet denken dat Pelagius een monnik was die meer met de drankfles op had, dan met Bijbellezen. Die zijn tijd verdeed met niksnutten zoals monniken ons in de geschiedenisboekjes wel worden afgeschilderd. Dat er zo'n groep bestond is wel zeker, maar daar hoorde Pelagius niet bij. Hij was een streng asceet die meende door zelfonthouding en veel meer goede werken de zaligheid te kunnen verdienen. Over de ascese hopen wel later nog wel eens wat te vertellen.

Kort uitgelegd had ascese tot doel door beheersing en doding der zinnen in de weg van wereldontvlieding om zich daardoor aangenaam te maken bij God.

Hij was dus erg vroom in zichzelve. Dat al zijn vroomheid de erfzonde, of nader uitgelegd de erfschuld en de erfsmet niet kan afwassen, moet hem een kwelling zijn geweest. Als die leer waar was en gegrond op Gods Woord, dan had al zijn zelfonthouding geen waarde voor de eeuwigheid.

In zijn kloostercel moet Pelagius vele dagen hebben doorgebracht zich bezinnende op die gedachte. De erfzonde, de erfsmet, de erfschuld, welke ieder mens voor God als een doemwaardige schuldenaar stelt, ging hij ontkennen.

Nee, dat kon niet waar zijn.

Hij deed, volgens zijn gedachte, afgezonderd van de wereld en de daarin aanlokkelijke verleidingen, geen zonde. Hij had geen dagelijkse schuld door een verdorven bestaan, door de erfsmet, daarvan was hij rein.

En vervuld met die gedachten schreef Pelagius tegen de leer van de erfzonde. Waarschijnlijk heeft hij dat een verschrikkelijke leer genoemd, want daardoor werd hem de grond van zijn zaligheid volkomen ontnomen. Een leer van vrije genade alleen door de Borggerechtigheid van Christus, dat kon Pelagius niet overnemen. Ondertussen schreef hij ook 14 boeken met verklaringen van de brieven van Paulus. Wij nemen aan dat die boeken nog in de bibliotheek van het Vaticaan aanwezig zullen zijn.

Nu is het opmerkelijk dat Pelagius heel weinig zondebesef heeft gehad. Die man is niet, of slechts zeer oppervlakkig, in de schuld voor God gekomen. Hij had om het eens menselijk uit te drukken maar een klein beetje schuld voor het Opperwezen en dat kleine beetje vroeg slechts om een weinig genade.

Wat een verschil met hen die de HEERE juist de ogen komt te openen voor hun onbetaalbare schuld aan 's mensen zijde. Zo openbaarde zich de grote scheidslijn tussen hen die alleen uit genade zalig kunnen worden, waar niets van de mens ten goede meer meetelt en hen die wel toegeven dat de genade Gods onmisbaar is, maar dat de goede werken en de vrije wil van de mensen elkaar toch moeten ontmoeten.

Want waar komt de leer van Pelagius in het kort op neer.

Hij begon met te ontkennen dat de dood de straf is op de zonde in het Paradijs. Om dat te erkennen strookte niet met zijn mening over de erfzonde.

Nee, leerde Pelagius, de mens is sterfelijk door God geschapen. Dat wordt vandaag de dag nog precies eender voorgesteld. Het sterven van een mens is een gevolg van het één op het ander. De mens is, zegt men dan, volgens het Griekse woord een biologisch wezen en de leer van de levende wezen heeft uitgewezen dat alle levende wezens na korte-of langere tijd sterven. Waarom zou de mens daarop een uitzondering maken. Over het hiernamaals gaat het nu niet, dat is een apart stuk.

Pelagius was die mening ook toegedaan. Maar hij loochende de zondeval niet, de tijdelijke dood is daarop echter niet de straf, maar de eeuwige dood.

Door de zondeval is aan het wezen van de menselijke natuur niets veranderd, en die val heeft voor Adams nakomelingen geen nadelige gevolgen gehad.

Hoe wordt een mens dan geboren ? kan men aan Pelagius vragen.

Precies eender zoals God Adam schiep, leerde hij, dat is, zonder zonde, maar ook zonder deugd.

Deze man loochende dus met klem de erfzonde. Maar daarmee verband houdende loochende hij ook de geestelijke doodstaat van de mens, want volgens hem kan ieder mens kiezen in een vrije wil om de zonde te doen of de deugd te betrachten.

Zo zien we daaruit dat er niets nieuws is in deze onder de zon.

En hoe komt het dan dat ieder mens in het opgroeien een verdorven natuur openbaart, dat ieder mens is doortrokken met de erfsmet?

Wel leerde Pelagius, de algemeenheid van de zonde zoals die zich openbaart bij ieder mens, is een gevolg van de macht der verleiding. Op het kwade voorbeeld, en op de kracht der gewoonte.

Met andere woorden Pelagius zouden we kunnen zeggen, een klein kindje in de wieg dat toch al wederstrevende neigingen betoont, is volgens uw leer reeds verleid geworden door het kwade voorbeeld van de ouders en anderen waar het mee in aanraking komt, het is verleid geworden door de gewoonte van ieder mens om altijd te zondigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's

PELAGIUS en zijn leer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's