Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde 6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde 6)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kanttekeningen

We willen nog eenmaal de aandacht vestigen op de kanttekeningen. Ze zijn uitlegkundig van onschatbare waarde; ze bevatten leerstellige onderwijzingen die men niet dan tot zijn eigen schade ongelezen kan laten; maar ze bevatten niet minder ook zaken rechtstreeks uit de praktijk van het zieleleven van Gods ware volk, die zo duidelijk laten zien dat de Statenvertalers daar zelf geen vreemdelingen van zijn geweest, ook al prediken ze nergens zichzelf.

Zij hebben in het grote voorrecht mogen delen, dat zij de waarheid van het Woord niet alleen uitwendig mochten toevallen, maar ook, wat de Schrift met zulk een prachtige uitdrukking noemt, hebben mogen smaken. De apostel Petrus zegt daarvan: Indien gij anders gesmaakt hebt, dat de Heere goedertieren is. En daarbij tekenden zij op de kant aan: Dat is, gevoeld hebt, waar geworden zijt in uw gemoed, namelijk door de kracht van Gods Woord en Geest.

Zij mogen dan ook in waarheid bevindelijke godgeleerden genoemd worden. Wanneer Paulus schrijft dat hij alle dingen schade achtte te zijn „om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus mijn Heere" (Filipp. 3 : 8), dan schrijven zij daarbij: amelijk niet der blote kennis alleen, maar der zaligmakende kennis, die met vertrouwen en geloof vergezelschapt is. Joh. 17 : 3, gelijk de woorden mijn Heere ook te kennen geven.

Inzonderheid komt dat uit in hun kanttekeningen bij het Hooglied, waarvan we vorige week al iets aanhaalden. Als voorbeeld nemen we maar Hooglied 1 : 10 „Uw wangen zijn lieflijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren". We lezen daar zo eenvoudig: us schoon zijn de wangen of kaken der bruid van Christus, dewijl Hij dezelve met Zijn bloed heeft gewassen; en: e christelijke deugden worden zeer bekwamelijk vergeleken bij parelsnoeren, overmits alle vruchten der wedergeboorte als met een snoer aan elkander geregen zijn.

Bij Hooglied 3:1 „Ik zocht des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft" staat bij „des nachts"; Hebr. in de nachten. Hierdoor worden te kennen gegeven de grote aanvechtingen en bekoringen (== verzoekingen) der kerk, als Jes. 21 : 12; 26 : 9. Amos 5 : 18. En tegelijk wordt hier aangewezen dat de Kerk ten tijde van aanvechtingen en vervolging, als het schijnt dat zij verlaten is, Christus zoekt door het geloof. En bij „Hem Dien mijn ziel liefheeft": e weten mijn Bruidegom Jezus Christus, Zijn genade en goedertierenheid; Die van ons gevonden wordt als wij Zijn genade in ons hart gevoelen tot onze vertroosting. Maar, aldus de volgende kanttekening, die vindenstijd staat alleen in Gods hand.

De Statenvertalers schaamden zich alzo niet van dat smaken en gevoelen telkens weer te spreken. Laat de koude, oppervlakkig-voorwerpelijke rechtzinnigheid dan maar verachtelijk spreken van een gevoelsgodsdien«t, onze overzetters rekenden dezulken tot de wachters die in de stad omgingen (vers 3), die ze in de kanttekening daar stomme honden noemen, die niet bassen kunnen, groten en wijzen dezer wereld, maar die, of men ze schoon vraagt waar Christus is te vinden, zulks niet weten te zeggen.

Maar wanneer Christus Zich dan wederom openbaart aan de ziel (vers 4) en er staat „ik hield Hem vast", dan lezen we op de kant: De Kerk geeft hier te kennen, dat zij, de genade van Christus weder gevoelende, in Zijn gemeenschap volstandiglijk wil blijven.

Hoe komt tegelijk ook weer de zuivere leer van het aanbod van genade uit, wanneer we bij Hooglied 4 : 12 „Mijn zuster, o bruid, gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein" bij „besloten wel" de kanttekening vinden: it welke het klare water van het heilig Evangelie is spruitende, waarmede de bedroefde harten en gemoederen verkwikt en gelaafd worden, Ps. 23:2, volgens de belofte die God aan Zijn Kerk doet, Jes. 58 : 11. En daarom wordt deze wel of springader gezegd besloten te zijn omdat dit water der genade alleen aan de lidmaten der Kerk toekomt. Niemand komt daartoe dan door Christus.

En bij „verzegelde fontein": ersta hierdoor de verzekering of bevestiging der genade die Christus Zijn gemeente bewijst, zie 2 Kor. 1:22. Ef. 1:13, ja Zijn gemeente alleen, want wat men verzegelt, dat maakt men anderen niet deelachtig. Zie Jes. 8 : 16.

Wat een leringen liggen er ook al niet in het vijfde hoofdstuk over de verachtering van de bruid: „Ik sliep, maar mijn hart waakte". De bruid vervalt in vleselijke gerustheid en zorgeloosheid (kanttekening 10), maar: „ik vergat evenwel mijn Bruidegom niet, maar hield Hem steeds in mijn hart. Versta hier door het hart de inwendige mens, of de wedergeboren mens, die gesteld wordt tegen het vlees of de uiterlijke mens" (kanttekening 11). Men leze dit gehele hoofdstuk verder. We gaan deze artikelen over de kanttekeningen afsluiten, en wel met een ernstige waarschuwing van onze kanttekenaars. In Hebreen 6 spreekt de apostel over mensen die afvallig worden. Hij zegt van hen, dat zij , , eens verlicht geweest zijn en de hemelse gave gesmaakt hebben en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn en gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw" (verzen 4 en 5).

Hier gebruikt hij dus ook dat woord , , smaken", dat we reeds noemden. Dus dat waren dan zeker wel mensen die een zuivere bevindelijke prediking op prijs stelden en daar met blijdschap des harten onder gezeten hadden. Wat was dan die hemelse gave die die mensen gesmaakt hadden?

Onze kanttekenaars zeggen daarvan: at is, het geloof, hetwelk hier gezegd wordt dat zij gesmaakt hebben, niet omdat zij hetzelve in zijn rechte wezen ooit zouden ontvangen hebben, maar omdat zij een klein beginsel en gelijkenis of schijn daarvan gevoeld hebben, gelijk het woord smaken ook tegen innemen gesteld wordt, Matth. 27:34, welk smaken Christus in de gelijkenis van de zaaier, Matth. iS : 20, 21, noemt een ontvangen van het Woord met blijdschap, hetwelk nochtans geen wortel, dat is, geen recht vertrouwen op Christus heeft, en geen behoorlijke vruchten in volstandigheid geeft, dewijl het op steenachtige aarde, dat is, in een hart dat niet behoorlijk voor God is vernederd noch bereid, gevallen is.

Het is onmogelijk, zegt de apostel, die wederom te vernieuwen tot bekering. Kanttekening: elke onmogelijkheid niet alleen van de leraars te verstaan is, die tevergeefs zouden arbeiden om die te vernieuwen of tot bekering te brengen, maar ook ten aanzien van Gods waarheid zelve. Die eens dit rechtvaardig oordeel tegen hen heeft geveld en niet veranderlijk is, en Zich niet laat bespotten. Gal. 6 : 7, ja ook ten aanzien van Christus' verdienste die dezen moedwilliglijk verzaken en verwerpen, gelijk volgt; waarom ook Hebr. 10 : 26 gezegd wordt, dat er geen offerande voor de zonde van zodanigen meer overig is. Onze Statenvertalers hebben ons in hun bijbelvertaling, maar ook in hun kanttekeningen een onwaardeerbare schat nagelaten. Zij hebben niet verzuimd, om met het overreiken van die schat ons ernstig te waarschuwen en op het hart te binden, die grote zaligheid toch niet te verachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde 6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's