Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 1 : 28 - einde

"En gelijk het hun niet goedgedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft hen God overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen, die niet betamen." enz.

HOPENDE: Elk mens, wie hij ook is, zal rechtvaardig om eigen schuld verloren gaan. Ook de heidenen zullen zich voor God niet kunnen verontschuldigen, als zij voor Hem in het gericht gesteld worden. De Heere heeft elk mens een natuurlijke Godskennis gelaten, waar de heidenen ook duidelijk blijk van geven. Maar naar de ware God zoekt de mens niet. Weliswaar, dat de heidenen niet kunnen weten wie de ware God is, daar zij buiten het licht van Gods woord leven. Toch heeft de apostel gezegd, dat zij niet te verontschuldigen zijn, omdat zij God kennende. Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt. Alle kennis Gods is vrucht van de openbaring Gods. De inwendige of ingeschapen kennis wordt door de uitwendige of verkregen kennis versterkt. In de natuur openbaart God niet weinig van Zichzelf. Het houdt dan ook nog wel heel wat in, als de apostel in het 19e vers heeft gezegd: "Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard". God heeft zoveel van Zichzelf in de natuur geopenbaard, als de mens zonder Zijn Woord uit de natuur van Hem weten kan, zoals de kanttekening daarop ons wijst. De mens kan weten uit de natuur, dat God een zeer groot en onbegrijpelijk Wezen moet zijn. Daarom spreekt de apostel ook over Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid en alzo van Zijn onzienlijke dingen, .die van de schepping der wereld aan uit de schepselen zijn te verstaan en te doorzien. De heidenen kunnen dus ook wel weten, dat die God, Die zo Zijn grootheid in de natuur openbaart, niet voor te stellen is in de gelijkenis van een beeld van een verderfelijk mens en van gevogelte en van viervoetige en kruipende gedierten. Welk een ontering is het dan toch van God, waaraan ook de heidenen zich schuldig maken, als men Hem zo verlaagt, door Hem aan een mens en aan viervoetige en kruipende gedierten gelijk te stellen. Zo verandert men de waarheid Gods in de leugen. En God doet dan ook geen onrecht, als Hij die heidenen daarom overgeeft aan oneerlijke bewegingen, zoals we daar de laatste keer ook al iets van hebben beluisterd uit de verzen 26 en 27. En de apostel gaat daarom dan nu ook verder met te zeggen: "En gelijk het hun niet goedgedacht heeft God in erkentenis te houden, zo heeft hen God overgegeven in een verkeerden zin, om te doen dingen, die niet betamen". En dan geeft hij een opsomming van al de ongerechtigheden die onder de heidenen worden bedreven. Hij begint met te zeggen, dat zij vervuld zijn met alle ongerechtigheid. En dan zegt de kanttekening, dat die ongerechtigheid de fontein is, waaruit al de andere ongerechtigheden als beken vloeien. Er wordt een opsomming gegeven van zonden tegen de tweede tafel der Wet, als gevolg van de zonde tegen de eerste tafel der Wet.

UITZIENDE: Er is natuurlijk over al wat er door de apostel genoemd wordt, heel wat te zeggen. En vooral ook voor deze tijd zou het niet overbodig zijn, als we daar uitvoerig op»zouden ingaan. Ik acht de jaarlijkse behandeling van de Catechismus zeer noodzakelijk, daar dan ook jaarlijks de aandacht gegeven wordt aan al die zonden die hier genoemd worden. De tijd die we beleven, is van al die ongerechtigheid vervuld. Ons volk is niet anders dan een modern heidendom geworden. En dat, terwijl de Heere het licht van het Evangelie zo heerlijk hier op de kandelaar heeft doen schijnen. Maar waar komt men dan ook toe, als men de Waarheid versmaadt en verwerpt. De Waarheid is ook in ons land door ongerechtigheid ten onder gehouden. De leugen is de Waarheid gaan overheersen. Dit is niet iets van de laatste tijd. Onze vaderlandse kerk is reeds lang voor de Afscheiding in diep verval geraakt. De Waarheid werd niet meer verdragen. En nu heeft de Heere altijd nog bijzondere benoeienissen met ons land en volk willen maken. Door alle scheuringen en afscheidingen heen, heeft de Heere steeds de Waarheid nog weer aan het licht doen komen. Dat wordt steeds maar niet gezien. Met al dat geredeneer over het verkeerde van de Afscheiding en over een repeterende breuk, houdt men de ogen gesloten voor het feit, dat de Heere door al de aanslagen der hel heen, de zuiverheid van zijn Getuigenis aan het licht heeft willen brengen. En waar Zijn Woord zuiver verkondigd wordt, daar wordt geen ongerechtigheid gedoogd. Maar daarom kan men nu ook juist de Waarheid niet verdragen. De weg tot de zaligheid moet een beetje gemakkelijker zijn. Gods eer moet alzo niet voorop gesteld worden. De eerste tafel der Wet stelt de Waarheid voorop, met Gods eer daaraan verbonden. En die Waarheid begeert men nu juist niet. Zo komt men als vanzelf tot een eigenwillige godsdienst, waar de Heere zo tegen getuigt in de 50e Psalm. Die Psalm zegt duidelijk hoe zulk een eigenwillige godsdienst de zonden tegen de tweede tafel der Wet als vanzelf met zich medebrengt. We lezen immers in die Psalm: "Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u heenwerpt. Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers. Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog. Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder, tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering mt". Dit komt dus helemaal overeen met wat de apostel ons hier leert in Rom. 1.

HOPENDE: Alleen is het zo erg, dat wat de apostel hier van de heidenen zegt, ook in ons land nu in zulk een erge mate is te vinden. De ongodsdienstigheid is steeds meer toegenomen. En dat als gevolg van de verwerping der Waarheid. Dat wordt maar niet gezien, terwijl dat toch steeds meer zo duidelijk is te zien. Als de Waarheid niet meer verkondigd wordt, lopen de kerken leeg. Er gaat van de godsdienst die men er op nahoudt, niets meer uit. Zo is de deur geopend voor het bedrijf van allerlei ongerechtigheid. Het bedrijf van die schandelijkheid, waar de vorige verzen ons bij bepaald hebben, acht me zo erg niet meer. Het schijnt alsof Gods woord daarover niet als een gruwelijke zonde spreekt. Maar zo kan dan ook de hoererij vrij worden bedreven. Ik noem nu maar even de zonden die hier worden opgesomd. Onder een schijn van rechtzinnigheid, is men steeds gemakkelijker over de echtscheiding gaan denken. Al is men wel twee keer gescheiden zonder oorzaak van overspel, zo kan een derde huwelijk nog wel kerkelijk bevestigd worden. De apostel spreekt verder over boosheid, gierigheid en kwaadheid. Boosheid bestaat in een aaneenschakeling van misdaden. Het hart is boos en het boze dat het hart voorneemt moet worden uitgevoerd. Dat hart is als een voortgedreven zee; het kan niet rusten. En zo gunt men zichzelf de slaap niet, zolang men een ander geen kwaad aangedaan heeft. Door deze boosheid is het dat men een ander door wie men geen kwaad aangedaan is, niet met rust laat, zodat men het maatschappelijke leven verstoort en in wanorde brengt. En dat alles ook weer, omdat veelal de gierigheid daar achter schuilt, als de wortel van alle kwaad. Het geld doet vooral in deze tijd van schijnweelde en welvaart toch zoveel kwaad. Men is steeds groter gaan leven, maar dat ten koste van het uitwendig en geestelijk welzijn der naasten. Men is vol van nijdigheid, moord, twist, bedrog en kwaadaardigheid. Eigenliefde speelt door alles heen de grootste rol en geeft in al dat kwaad de toon aan. En zo zegt Gods Woord dan ook, dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, enz.

UITZIENDE: Och vriend, we behoeven er dan toch niet meer aan te twijfelen, dat we in die laatste dagen leven. Het zijn voor de levende Kerk in het bijzonder zware tijden geworden. We mogen nog zien, dat als de Waarheid recht verkondigd wordt en nog enig beslag legt, men nog van veel kwaad wordt tegengehouden. Maar we komen er ook wel achter, dat de aanslagen der hel niet uitblijven. Er is maar één dode vlieg nodig, om de zalf des apothekers te doen stinken. Maar Gods Woord zegt: "En doet gij dezen boze uit ulieden weg". We moeten de oorblazers hun werk niet vrij laten doen. Er wordt niet voor niets over oorblazers en achterklappers gesproken. Zulke oorblazers en achterklappers weten zo mooi te praten en met hun woorden anderen te beïnvloeden, totdat ze hun doel hebben bereikt en een gemeente in beroering hebben gebracht. Maar ze zijn wel haters Gods, zoals de apostel ons gelijk laat weten, want waarom proberen ze verwarring en beroering in een gemeente te verwekken? Omdat ze pure vijanden van de zuivere Waarheid zijn. Maar zulke haters Gods zijn van God gehaat, zoals de kanttekening ons bij deze tekst zegt. Ze zullen weten hoe ze zich voor zulk een hels werk hebben laten gebruiken. Maar onze ogen moeten ook open zijn voor al die duivelse listen en aanslagen.

HOPENDE: De apostel spreekt ook over smaders, hovaardigen, laatdunkenden, vinders van kwade dingen, den ouderen ongehoorzaam. Och, hoe gruwelijk goddeloos is de mens toch door de val geworden. Hij is niet alleen een liefhebber van zichzelf geworden, maar ook zeer hovaardig. De hoogmoed brengt de mens ook juist tot al dat kwaad dat de apostel hier noemt. Zo is men laatdunkend en een vinder van kwade dingen. En ook is men de ouderen ongehoorzaam, niet alleen vader en moeder, maar ook stelt men zich tegen het kerkelijk gezag. Men zal de ambtsdragers wel voorschrijven hoe ze handelen moeten, maar met de bedoeling om alleen maar verwarring te stichten en zichzelf te handhaven. Dan weet men daartoe ook nog precies te zeggen hoe er naar de kerkelijke regels moet gehandeld worden. Gods woord tekent echter dezulken met al hun waanwijsheid als onverstandigen, verbondsbrekers, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijken en onbarmhartigen.

UITZIENDE: En dan zegt de apostel hier aan het einde van het hoofdstuk, wat dezulken, die het zo goed weten, te wachten hebben. "Dewelke, daar zij het recht Gods weten (namelijk dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zijn), niet alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen die ze doen”.

HOPENDE: Dat mochten die "kerkrechtelijke" mensen, die het zo goed weten, of die anderen in het kwaad stijven, ook maar eens goed ter harte nemen. We komen daar aan de hand van het volgende hoofdstuk nog wel op terug.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's