Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Mevr. N.N.,

In uw vraag hebt u me doen weten, dat u graag zqudt willen dat ik eens iets schreef over de geschiedenis die we beschreven vinden in Gen. 24.

We lezen daar hoe Abrahams knecht door Abraham er op uitgezonden werd om een vrouw voor Izak te zoeken. U vraagt me op enkele dingen in te gaan, die in deze geschiedenis in het bijzonder uw aandacht hebben getrokken. Laban wordt bijvoorbeeld meergenoemd dan zijn vader. Ook wilde u iets meer weten over die zilveren kleinodiën en gouden kleinodiën en klederen die Abrahams knecht aan Rebekka gaf.

De geschiedenis begint met ons te vermelden, dat Abraham oud en welbedaagd geworden was. De Heere had hem in alles gezegend.

Door een diepe beproeving heen is Izak op Gods tijd uit Sara geboren. De Heere had Abraham al beloofd bij de roeping van hem uit Egypte, dat Hij hem tot een groot volk zou maken. Izak was nu veertig jaar oud geworden. Maar Abraham heeft de belofte Gods geloofd. Als Izak niet trouwde, kon die belofte niet in vervulling gaan. Maar die geloven, haasten niet.

De geschiedenis die we zo uitvoerig in Gen. 24 beschreven kunnen vinden, behelst heel wat tot onze lering in vele opzichten. Allereerst al als we lezen, dat Abraham zijn knecht deed zweren bij de Heere, dat hij voor zijn zoon geen vrouw zou nemen van de dochteren der Kanaanieten. Abraham zag er nauw op toe met wie zijn zoon in het huwelijk zou gaan. Doen wij dat ook bij onze kinderen? We moeten in deze geschiedenis van Izaks huwelijk met Rebekka in het bijzonder in het oog houden, dat daar de Christus uit voort zou moeten komen. En het zal uw bedoeling wel zijn, dat ik over het geestelijk huwelijk met Christus iets zal schrijven. We moeten een geschiedenis niet gaan vergeestelijken, maar geestelijke leringen zijn er wel uit zo'n geschiedenis te halen, ook moeten we nooit uit het oog verliezen, dat geheel Gods Woord heilsopenbaring is.

Abraham wilde niet, dat Izak zou trouwen met iemand uit het vervloekte geslacht van Cham. Daarom moest zijn knecht, die ongetwijfeld Eliëzer is geweest, naar het land trekken waarvan

Abraham zelf afkomstig was. Maar hoewel hij daar een vrouw voor Izak moest zoeken, zo mocht hij Izak daar niet brengen. Die vrouw moest haar land verlaten en tot Izak komen. Abraham had zelf ook dat land moeten verlaten en God had hem het land gewezen dat Hij aan hem en zijn zaad zou geven tot een erfelijke bezitting, als een onderpand van het hemels Kanaan. Christus en Kanaan zien we dus in de belofte Gods nauw aan elkaar verbonden. Door de kennis van de Zaligmaker Jezus Christus zullen we de besmettingen der wereld moeten ontvlieden.

Eliëzer hebben we in de geschiedenis ook weer als een voorbeeld te zien van de ware door God geroepen knechten, die geheel hun arbeid erop gericht moeten hebben om een vrouw voor Christus te zoeken. Geheel de bediening die hun is toebetrouwd, in hét bijzonder in het uitdragen van Gods Woord, moet niet anders ten doel hebben dan de bruid tot Christus te brengen. Abraham mocht het vertrouwen hebben, dat de Heere zijn knecht in wat hij nu ging ondernemen, niet teleurgesteld zou doen uitkomen. Dat heeft hem doen zeggen: "De Heere, de God des hemels. Die mij uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap genomen heeft, en Die tot mij gesproken heeft, en Die mij gezworen heeft, zeggende: uw zaad zal Ik dit land geven, Diezelve zal Zijn engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon vandaar een vrouw neemt". De Middelaar moet aan Zijn arbeidsloon komen. De God des Verbonds had Abraham uit Ur der Chaldeeën gehaald en hem beloofd dat Hij aan zijn zaad het land Kanaan zou geven. En Christus als het bijzondere Zaad zou uit Abraham voortkomen. En in dat bijzondere Zaad zouden al de volken gezegend worden. Gods beloften, die de zaligheid der kerk tot inhoud hebben, kunnen niet falen. En de ondervinding 'die Abraham zelf had opgedaan, kon hem doen vertrouwen, dat de Heere zijn knecht in wat hij nu ondernam, zeker zou doen slagen. De Heere zou zelfs een engel voor zijn aangezicht doen uitgaan. De engelen verblijden zich in de bekering van een zondaar. Het behoort ook tot hun dienst, om de weg van 's Heeren knechten voorspoedig te maken, opdat de erfgenamen der beloftenis de zaligheid zullen verkrijgen.

Hoe duidelijk zien we toch in de reis van Eliëzer de leiding van de Goddelijke voorzienigheid. Wat beschreven staat, behoef ik nu niet te schrijven. We zien Abrahams knecht in onze gedachten als de vriend des Bruidegoms op pad gaan. En we horen de apostel zeggen in 2 Kor. 11: "Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus". Nu begrijpt u gelijk al waar ik heen wil. Ik heb hetzelfde doel voor ogen als Eliëzer. Eliëzer heeft Rebekka een gouden voorhoofdsiersel gegeven en twee armringen aan haar handen, maar niet om ze daarmee zoet te houden buiten Izak om. Gods knechten hebben heel wat bij zich in de bediening van Gods Woord, maar de hoofdzaak hebben zij niet uit het oog te verliezen. Eliëzer ging met het goed zijns heren in zijn hand op pad. Hij moest dat alles tonen aan de vrouw met wie hij moest onderhandelen over een huwelijk met Izak. En dan zou het uiteindelijk moeten blijken, dat deze vrouw niet om de schatten van Izak, maar wel door de schatten van Izak op Izak zich aangetrokken zou weten.

Eliëzer is biddende aan een vrouw voor Izak gekomen. Als hij op de plaats van bestemming was gekomen, heeft hij de Heere gevraagd: "Heere, God van mijn heer Abraham, doe haar mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer”.

En dan heeft hij ook om een kenteken gevraagd. Tussen kentekenen en kentekenen is ook nog een groot verschil. Er zijn heel wat kentekenen die men ziet als een vrucht van een Goddelijk werk, terwijl de algemene overtuigden en de huichelaars wel dezelfde kentekenen bezitten.

Maar hier kwam het bij Eliëzer op een kenteken aan van een Goddelijke leiding die hem de bestemde vrouw voor Izak deed vinden. O, hoevelen zijn er toch zalig gesteld met allerlei kentekenen, die niets met Christus uit te staan hebben! De versierselen die Rebekka van Eliëzer kreeg moesten ertoe dienen om haar hart over te halen naar hem van wie ze afkomstig waren. Rebekka heeft het niet geweten welke ontmoeting haar bij die waterput te wachten stond. Die is niet door een door haar berekende weg tot Izak gekomen. Als ik eerlijk ben, dan moet ik meest met Micha de klacht slaken: "Ai mij, want ik ben als wanneer de zomervruchten zijn ingezameld, als wanneer de nalezingen in den wijnoogst geschied zijn; er is geen druif om te eten; mijn ziel begeert vroegrijpe vrucht". Maar er schijnen nog wel gezelschappen te zijn. En ook bepaalde personen die daar de toon aangeven. Die hebben ook heel wat versierselen bij zich. Maar Eliëzer ging met geen versierselen naar Rebekka om daar mee voor zichzelf te pronken. God wist waar het hem om te doen was. De trouw des Heeren moest hier blijken omtrent zijn meester in het verheerlijken van Zijn werk in dat aarsvaderlijk geslacht. Dat heeft hem doen zeggen: "Heere, God van mijn heer Abraham, doe haar mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer". En dan heeft hij om een kenteken gevraagd, waardoor het hem duidelijk zou zijn, of de juiste vrouw voor Izak hier bij de waterput zou komen. Dat moest een jonge dochter zijn, die niet alleen hem, maar ook zijn kemels zou te drinken geven. De geschiedenis doet ons echter weten, dat Rebekka haar kruik vulde en weer wegging. Maar haar geaardheid was daarin zodanig, dat Eliëzer er niet aan behoefde te twijfelen, dat deze jonge dochter wel de juiste vrouw voor Izak zou moeten zijn. Zij gaf niet de minste aanleiding voor een aanzoek, zoals bij vele jonge dochters in deze tijd het geval is. Het was ook geheel buiten haar verwaching, dat de tijd voor haar was aangebroken, dat zij zou worden overgebracht in Christus' geslacht en verbond.

O, dat wonderlijke Godswerk toch! Het heeft dan ook wel wat te zeggen, als we van Abrahams knecht lezen, na deze eerste ontmoeting: "Toen neigde die man zijn hoofd en aanbad den Heere". Hier was de leiding des Heeren duidelijk te aanschouwen. Maar Abrahams knecht heeft ongetwijfeld verder mogen kijken dan op de uitwendige omstandigheden. Dat doet zijn gebed ons ook wel weten. "En hij zeide: Geloofd zij de Heere, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de Heere heeft mij op dezen weg geleid ten huize van mijns heren broeders". Als Rebekka haar kruik gevuld had en de put weer wilde verlaten, is Eliëzer haar tegemoet gegaan en heeft haar het verzoek gedaan om ook een weinig water uit haar kruik te mogen drinken.

En nu zien we in onze gedachten wat gebeuren. Rebekka heeft hem te drinken gegeven. En als zij voleindigd had van hem te drinken te geven, heeft ze tot hem gezegd: "Ik zal ook voor uw kemels putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken". En dan lezen we: "En zij haastte zich en goot haar kruik uit in de drinkbak, en liep weder naar den put om te putten en zij putte voor al zijn kemels”.

O Rebekka, hier openbaart zich de eeuwige Goddelijke verkiezing in uw leven, want in deze geringe dienst ligt een tijdelijke zegen, ja, een eeuwige zaligheid voor u opgesloten. Dat kan Rebekka niet zien. Dat is nog geheel voor haar verborgen. Maar daarom is dat Goddelijke werk ook zo'n oprecht werk. Eliëzer ontzette zich over haar, stil zwijgende, om te merken of de Heere zijn weg voorspoedig gemaakt had of niet. Hij heeft ze een gouden voorhoofdsiersel gegeven en twee armringen aan haar handen gedaan.

Eliëzer heeft dat zomaar niet gedaan. Hij had de Heere een teken gevraagd. En de Heere gaf hem een teken. Eliëzer was zich goed bewust wat zijn opdracht was. Abaham had hem doen zweren bij de Heere, dat hij naar de juiste vrouw voor Izak uit zou zien. Och Mevr., die eed heeft me toch ook wel wat te zeggen. Ik heb ook een keer, ja meerdere keren een eed gedaan, als ik plechtig heb uitgesproken: "Ja, ik, van ganser harte". Deze eed heb ik afgelegd nadat mij is voorgelezen: "Uit deze dingen kan men zien welk een heerlijk werk het herdersambt is; nademaal zo grote dingen daardoor uitgericht worden; ja hoe gans noodzakelijk het is om de mensen ter zaligheid te brengen". Daarom moet men maar niet te gauw met versierselen klaarstaan. De versierselen zijn in hoofdzaak voor Rebekka bestemd. Rebekka heeft op het verzoek van Eliëzer hem in het huis van haar moeder gebracht. We lezen zo opmerkelijk: "En die jonge dochter liep en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren. En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot dien man naar buiten tot de fontein". Heel vriendelijk werd Eliëzer door Laban ontvangen. Als hij dat voorhoofdsiersel gezien had en de armringen aan de handen zijner zuster, dan heeft hij tot Eliëzer gezegd: "Kom in gij gezegende des Heeren, waarom zoudt gij buiten staan? Want ik heb het huis bereid en de plaats voor de kemels”.

U hebt me gevraagd waarom er meer over Laban wordt gesproken dan over zijn vader. Er zijn er die denken dat Bethuël overleden was. In vers 50 lezen we echter: "Toen antwoordde Laban en Bethuël, en zeiden: Van den Heere is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken". De kanttekening zegt bij die tekst: "De zoon wordt hier vóór de vader gesteld, omdat hij, zoals men houdt, van de vader last had het woord te voeren, en het huisbestuur meest bij hem stond, zijnde zijn vader niet alleen bedaagd, maar ook misschien ziekelijk". Degenen die denken dat Bethuël overleden was, menen dat er met Bethuël dan een jongere broer van Laban wordt bedoeld.

Maar hoe het zij, Laban zien we in de geschiedenis steeds op de voorgrond treden. En we kennen hem verder wel uit de geschiedenis. Zijn hebzuchtige aard werd wel gestreeld door het aanschouwen van dat voorhoofdsiersel en die armringen. Dat was wel een

rijke man die daar voor de deur stond. Hij begroette hem daarom ook wel heel vriendelijk met te zeggen: "Kom in gij gezegende des Heeren, waarom zoudt gij buiten staan? Want ik heb het huis bereid en de plaats voor de kemels". Maar Eliëzer ging wel in zoverre op zijn aanbod in, dat hij in huis ging en zijn voeten liet wassen, maar als hem het eten werd voorgezet, dan heeft hij gezegd: "Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb”.

Hij was wel ver vanuit het oog van Abraham, maar hij deed zijn werk ook niet als een ogendienaar in het bewustzijn van dat hij in de tegenwoordigheid des Heeren zijn dienst had te verrichten. Het ging hier ook zomaar niet om een menselijke zaak, maar om wat de Heere in heel deze bijzondere leiding met hem op het oog had. Als hem de gelegenheid gegeven werd om te spreken, dan heeft hij alles verteld aangaande Abraham en zijn zoon, die Sara hem in haar ouderdom gebaard had. Dat was alles even Goddelijk. En zo was ook zijn ontmoeting met Rebekka zo Goddelijk geweest. Er was geen twijfel meer aan, of deze Rebekka was de vrouw die voor Izak bestemd was. Als Laban en Bethuël het gehele verhaal hebben aangehoord, hebben ze ook moeten zeggen: "Van den Heere is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken”.

Voor het Godswerk moet uiteindelijk alles zwichten. Als Rebekka voor Izak bestemd is, houdt niemand dat tegen. Men kan het wel uit willen stellen dat Rebekka tot Izak zal trekken, want dat lezen we ook in de geschiedenis. En als men het voorstel deed, dat de jonge dochter nog tien dagen bij hen zou blijven, dan laat de kanttekening ons weten dat daar wellicht eenjaar der dagen of tien maanden mee bedoeld is.

O, er zijn toch altijd wat ophouders op de weg, als Rebekka tot Izak moet komen. Maar Eliëzer liet zich niet ophouden. "Houdt mij niet op", zo heeft hij gezegd, "dewijl de Heere mijn weg voorspoedig gemaakt heeft; laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga". Het moest nu aan Rebekka zelf maar gevraagd worden wat zij wilde. Als zij aan haar gevraagd hebben of zij met deze man zou trekken, dan is haar korte allesafdoende antwoord geweest: "Ik zal trekken". Daar moet het met de ziel een keer komen. Eliëzer moest zijn opdracht volbrengen. Gods ware knechten gaan niet geforceerd te werk. Zulke knechten zijn er ook wel, die van geen toeleidende weg weten en ook niet weten dat de Heere alles op Zijn eigen tijd uitwerkt. Maar Eliëzer mocht weten waartoe hij naar deze plaats gezonden was. Nu moest er wat gebeuren. Nu was er een vader Abraham, die met verlangen uitzag naar de komst van zijn knecht met de vrouw voor Izak. En nu was er een biddende Izak in het veld, die ook biddende aan zijn vrouw zou komen. En als Eliëzer door een engel Gods geleid werd, dan zegt ons dat ook wel, dat Gods Geest zijn gang bestierde. Die Geest rust niet voor Hij die ziel aan Christus heeft verbonden. Dat werk kan niemand tegenhouden. Laban had wel graag zo'n rijke man op bezoek, van wie hij ook nog kostelijkheden kreeg, maar het ging uiteindelijk in al wat er gebeurde om Rebekka. Ze kreeg haar voedster ook nog mee. Het schijnt een oud gebruik geweest te zijn bij de Oosterlingen, dat de jonge dochters tot haar trouwdag toe onder opzicht van haar voedsters bleven. De eerbaarheid van zo'n maagd mocht niet geschonden worden. Izak kreeg werkelijk een ongeschonden maagd. Christus is geen halve Zaligmaker. Matthew Henry merkt ook nog op, dat zij geen uitzet mee kreeg. Haar onvoorwaardelijke overgave en al wat zij zonder bijoogmerken voor Eliëzer gedaan had, zonder zelf wel te weten waar ze aan bezig was, mochten haar uitzet zijn. God aanschouwt alleen Zijn eigen werk maar. De mens doet in dit alles niet mee.

U wilde graag, dat ik wat over die kleinodiën schreef en over de kostelijkheden die Laban kreeg. U zult daar wel onderscheid in zien. Nu, daar is een groot onderscheid in. Er zijn er nogal heel wat, die de uitwendige weldaden als vruchten van Christus' verdiensten zien. Eliëzer heeft ze toch ook uit Izaks huis voor hen meegebracht? Ja maar, het is Izak toch echt niet om Laban te doen geweest. Die mocht wel meedelen in die kostelijkheden, maar om meer was het hem toch ook niet te doen. Hij verkeek zich op die kostelijkheden, maar naar Izak ging zijn hart niet uit. Bij Rebekka lag het anders. Ja, wat zal ik nu over die versierselen schrijven. Het is groot als men uit een vergelegen land eens iets mag ontvangen waarin men de Persoon mag zien van Wie het afkomstig is. Maar nu hebt u mij een vraag gedaan en mag ik u toch ook wel een vraag doen? Is de sluier al over het voorhoofdsiersel gevallen? Dat is bij Rebekka gebeurd. Toen ze Izak zag, viel ze van de kemel af en bedekte zich met de sluier. Maar ze kreeg er Izak zelf voor in de plaats. Dan mag men pas goed zien welke versierselen men van Izak heeft gekregen. In die versierselen kan men Zijn liefde al hebben geproefd en ze kunnen de ziel naar de Persoon hebben toegetrokken maar de Persoon Zelf is oneindig veel meer. Als men Hem heeft, dan gaat men de versierselen nog weer anders bekijken dan tevoren. Ik ben ook met versierselen op pad gestuurd en ik hoop die niet verborgen te houden, maar ik hoop ook mijn doel in het oog te houden, om kon het zijn een bruid op Christus verliefd te maken. Ik hoop nog wel een keer wat over die versierselen te schrijven als u dat graag wilt. Ik hoop ze niet weg te slaan en ik hoop er u niet in op te bouwen. Nu moet u het voorlopig maar doen met wat ik opgemerkt heb uit een geschiedenis die ons zo uitvoerig beschreven staat en ons daarom toch wel heel wat te zeggen heeft, want in Gods Woord staat niets te veel beschreven.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's