Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer T.G. te K.,

De vraag die u me gesteld hebt, is een vraag uit de innerlijke gesteldheid van uw ziel. Dus een vraag, die ik niet moet beantwoorden met een toelichting over een bepaald Schriftgedeelte of een verklaring van een zeker leerstuk, maar in het beantwoorden van die vraag moet ik trachten om uit de zielsbevinding vandaan u wat te schrijven wat tot enige lering voor u en misschien ook voor anderen kan zijn. Wel zal ik in het beantwoorden van uw vraag toch de Schrift moeten laten spreken. En zelf hebt u me in uw brief wel iets uit de Schrift aan de hand gegeven ter beantwoording van uw vraag. Uw voornaamste vraag is, hoe dat ligt: vergevende liefde te hebben gesmaakt uit de vernederde staat van de lijdende Borg en een weinig onderwijs te hebben ontvangen uit: "Het is volbracht", maar daarna in een gemis te zijn gekomen, een gemis waarin er geen leven is, maar alleen de dood. Een Persoonsgemis en dat terwijl die Persoon zo onmis­ 306 baar is. U hebt me laten weten, dat kort geleden dit gemis zo groot voor u was, dat u ook gezegd hebt: "Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent". Maar het was toen ofu klaar te zien kreeg hoe de Heere cherubs stelde met een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens. U kreeg er iets van te zien, hoe Jacob, hoewel de Heere gezegd had dat hij terug moest keren, toch de Heere weer tegen zich kreeg, als hij terug keerde naar zijn land. En zo was het ook met Mozes, die toch door de Heere Zelf erop uitgezonden was om naar Farao te gaan, maar van wie we lezen dat de Heere hem op de weg naar Egypte toch zocht te doden.

Zoals ik reeds schreef, hebt u me toch bepaalde Schriftgedeelten aan de hand gegeven ter beantwoording van uw vraag. U hebt me geschreven over vergevende liefde die u gesmaakt mag hebben uit de vernederde staat van de lijdende Borg. Ik heb op de Paasdagen er hier en daar nog op gewezen, dat de heilsfeiten zich niet herhalen, maar dat we toch wel een zelfde weg moeten gaan als de discipelen om de betekenis van de heilsfeiten te mogen leren verstaan. Maar daar de heilsfeiten plaatsgevonden hebben, kan het zijn dat we door het profetisch onderwijs van Christus toch iets dieper hebben mogen inblikken in de betekenis van de dierbare borgtochtelijke gangen van de Middelaar dan de discipelen met al het onderwijs dat ze van de Heere hadden mogen ontvangen. Toch kunnen we ook daar niets meer mee doen, als die Persoon uit ons

oog verdwenen is en als er dan voor ons geen leven, maar alleen de dood te vinden is.

De enkele Schriftuurplaatsen die u aangehaald hebt in uw schrijven, hebben ons wel heel wat te zeggen. Adam en Eva hebben in de hof van Eden een dierbare belofte van de Heere gekregen. Wat de Heere tot de slang sprak, was immers voor hen een belofte. Het zijn de bekende woorden: "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad". Er is echter ook nog wat meer gebeurd in het paradijs. De Heere heeft daar Adam en zijn vrouw rokken van vellen aangedaan. Maar heel opmerkelijk is toch wel, dat we daarna gelijk lezen: "Toen zeide de Heere God: Zie, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad. Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens en ete en leve in eeuwigheid". En daarna heeft de Heere Adam en Eva uit de hof verdreven. Maar de reden daarvan heeft de Heere Zelf aangegeven, als Hij gezegd heeft: "Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens en ete en leve in eeuwigheid". En zeer opmerkelijk is ook, dat we zo lezen: "En Hij dreef den mens uit en stelde cherubs tegen het oosten des hofs van Eden; en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens".

De boom des levens wordt door Hellenbroek in zijn vragenboekje een sacrament van het werkverbond genoemd. En dat tot bevestiging van de waarheid van Gods belofte. Er was in het paradijs niet alleen een bedreiging met straf, maar ook een belofte van het leven. Dat wijst er dan ook op, dat de Heere met de mens een werkverbond gesloten heeft. Op het doen van de wet was het leven beloofd. Maar als Adam dat werkverbond verbroken heeft, kon dat werkverbond het leven niet meer geven. Christus is de Boom des levens voor Zijn kerk geworden. Buiten Hem is het leven dus niet meer te vinden. Het verbroken werkverbond kan ons het leven nooit meer geven. God heeft de toegang afgesneden tot het paradijs, in het bijzonder tot de boom des levens. Dat heeft ons heel wat te zeggen.

De Middelaar heeft aan de eis van het werkverbond moeten voldoen. Voor Hem was het genade verbond een werkverbond. God stapt van de stipte eis van een volmaakte gehoorzaamheid aan Zijn wet niet af Het leven blijft verbonden aan het doen van de wet. Daarom moest de Middelaar de gehoorzaamheid aan de wet ook borgtochtelijk voor de Zijnen geven. Toch moest Hij ook gelijk een lijdelijke gehoorzaamheid geven in het dragen van de straf op overtreding van de wet. Zo hing Hij als een Vervloekte aan het kruishout. Maar Hij kon in de dood niet blijven. Hij heeft Zijn werk gedaan in geheel de tijd van Zijn leven op aarde in de gehoorzaamheid aan de wet, borgtochtelijk ook voor de Zijnen, maar ook in het dragen van de straf tot wegneming van de schuld. U hebt me geschreven, dat u er wel eens iets van gezien hebt hoe de Borg de schuld heeft weggedragen. U hebt volgens uw schrijven vergevende liefde gesmaakt. Ik kan begrijpen dat dit dierbaar voor uw ziel geweest is, want ik geloof daar ook wel wat van te weten. Men vindt daar dan voor een tijd zijn leven in. Maar met dat aangename leven moet de weg tot de boom des levens ook nog voor ons afgesneden worden.

God had de belofte aan Adam en Eva gedaan van de komst van Christus in het vlees, maar met de belofte plaatste de Heere Adam en Eva buiten het paradijs. De toegang tot de boom des levens werd afgesneden. De verwerkelijking van wat God beloofd heeft, is nooit te vinden in een verbroken werkverbond. In Christus alleen zijn alle beloften Gods, zovele als er zijn ja en amen, Gode tot heerlijkheid. De beloften schijnen onvervuld te blijven voor de ziel, ja, de weg die de Heere met ons houdt, gaat zo lijnrecht tegen de beloften in, zo het schijnt. De werkzaamheden met de beloften zijn ook niet meer zoals voorheen. U hebt me geschreven, dat het gemis kort geleden nog zo groot was, dat u gezegd hebt: "Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent". Toch is er toen niets gebeurd. Wel hebt u klaar te zien gekregen hoe de Heere cherubs stelde met een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens. En u kreeg er ook iets van te zien hoe Jacob, al moest hij terugkeren naar zijn eigen land, toch de Heere toen tegen zich kreeg. Ook verdient het onze opmerking wat u opviel aangaande Mozes, die na veel tegenspreken er door de Heere toch toe overwonnen was om naar Farao te gaan, maar toch zocht de Heere hem onderweg te doden. De oorzaak hiervan is geweest, dat zijn zoon nog niet besneden was. Er wordt ons dan ook vermeld, dat Zippora een stenen mes nam en de voorhuid baars zoons besneed, die ze voor de voeten van Mozes wierp onder de uitroep: "Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom!" Zippora gaf daarmee te kennen, dat ze het leven van Mozes eigenlijk had moeten kopen met het bloed van haar zoon, zoals de kanttekening daarop ook wijst. Mozes was nalatig geweest in het opvolgen van het Goddelijk bevel, om zijn kind als behorende tot het zaad van Abraham, te besnijden. Toch heeft me dat ook wel wat meer te denken gegeven. Mozes zou als middel in Gods hand ertoe gebruikt worden om Abrahams zaad uit Egypte te leiden en door de woestijn naar Kanaan te brengen. Zelf is Mozes wel niet in Kanaan gekomen en heeft ook het volk niet in Kanaan gebracht, maar het doel des Heeren was toch, dat Israël het beloofde land zou beërven. En dat beloofde land was voor het geestelijk en gelovig Israël onderpand van het hemels Kanaan. Dat hemels Kanaan zal men niet kunnen beërven buiten de besnijdenis des harten om. "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien". Als Israël dan ook het beloofde land na een veertigjarige omzwerving in de woestijn mocht ingaan, moest het ganse volk te Gilgal besneden worden.

De voorhuid die afgesneden werd, wees op de inwendige verdorvenheid waarin wij allen door voortteling ontvangen en geboren zijn. In Adam zijn we allen verdoemelijk voor God. Zal er een ingaan in het hemels Kanaan zijn, dan zullen we van de eerste Adam afgesneden moeten worden en Christus als de tweede Adam moeten worden ingelijfd. Het moet ons toch ook wel opvallen, dat de Heere blijkbaar van tevoren Mozes niet op zijn nalatigheid gewezen heeft, maar als hij op weg was om naar Farao te gaan opdat hij Israël naar Kanaan zou leiden, kwam als het ware ineens het vlammend zwaard van Gods gerechtigheid tussenbeide. O vriend, hoe wijst ons dat toch duidelijk op dat afsnijdende werk dat God hier op aarde in het leven van Zijn volk doet. Buiten de volbrachte arbeid van de Middelaar zal ons toch zo schoon alles moeten ontvallen. Hij zal waarlijk alleen de Boom des levens voor ons moeten worden. Zoals de voorhuid afgesneden werd, zo is Hij afgesneden geworden uit het land der levenden. Zo heeft Hij door Zijn bloedstorting de schuld der Zijnen moeten betalen. Alleen door het bloed des verbonds zal men opgehaald kunnen worden uit de kuil waarin geen water is. In die kuil is er voor de ziel niet anders dan de dood te vinden. Ik kan niet anders zien dan dat Zippora gramstorig uitgeroepen heeft: "Voorwaar, gij zijt mij een bloedbruidegom!" Er staat dan ook nog zo bij: "Toen zeide zij: Bloedbruidegom, vanwege de besnijdenis".

Maar we lezen ook zo opmerkelijk: "En Hij liet van hem af'. De Heere trok als het ware het zwaard van Zijn gerechtigheid in en doodde Mozes niet. En toch zal Sion door recht verlost worden. Dat zien we in geheel de Schrift, ook in het voorbeeld van Jacob, door u genoemd. Hij kon ook het beloofde land niet beërven over de schuld heen. Hij moest weten dat hij als een schuldige dat land beërven zou. Maar dan ook door die witte keursteen van Christus' bloed en borggerechtigheid, waarop die nieuwe naam stond, die niemand kent dan die hem ontvangt.

De Middelaar is wel afgesneden uit het land der levenden, maar de dagen zijn Hem ook verlengd geworden. Er is een levende Jezus voor de kerk. Hij is waarlijk de Bloedbruidegom der Zijnen. Ik heb uit uw schrijven begrepen, dat u daar wel dierbaarheid in hebt mogen zien, maar dat u in een weg gekomen bent evenals de discipelen, want het volbrachte werk waarvan de Middelaar stervende getuigenis heeft gegeven, moet aan uw ziel worden toegepast. Dat alleen zal u doen weten, dat Hij overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Die rechtvaardigmaking bestaat in een vrijspraak van schuld en straf en het ontvangen van het recht tot het eeuwige leven. Zo zal Christus de Boom des levens voor u worden. Die door Zijn gehoorzaamheid het eeuwig onverliesbaar leven heeft aangebracht. Neen, het werkverbond biedt u het leven niet meer. Maar het is zo nodig dat de mens evenals Adam en Eva als het ware uit de hof verdreven zal worden. Die weg tot de boom des levens in die hof moet radikaal voor ons worden afgesneden.

Maar de levende Jezus zal Zich ook zeker doen vinden door een mens die buiten Hem niet meer verder kan. Denk aan Maria Magdalena. Ze kon niet meer van het ledige graf vandaan. Hoe verrassend is Zijn verschijning aan haar geweest. Maar het is ook een les voor haar geweest, als Hij tot haar gezegd heeft: "Raak mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God". En zo had het ook Thomas zoveel te zeggen, als Christus tot hem gezegd heeft: "Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben". Zoals Hij nu aan Zijn jongeren verscheen, zo zou Hij later Zich niet meer doen zien. Maar Hij zou Zich wel als een levende Jezus doen kennen.

Och vriend, al openbaart Hij Zich nu niet meer zoals aan Zijn discipelen, daar Hij nu niet meer lichamelijk op aarde is, hetzelfde als bij de discipelen moet toch ook bij ons gebeuren om een opgestane Middelaar te leren kennen. De weg naar de boom des levens in het paradijs is afgesloten voor de gevallen mens, maar tot Christus als de Boom des levens kunnen we ook zomaar niet komen. We zullen moeten weten hoe Hij de Boom des levens voor ons heeft kunnen worden. We kunnen veel liefde gesmaakt hebben in de aanschouwing van een vernederde Borg, maar daarmee is er toch zo nog maar geen plaats bij ons voor de kennis van de opgestane Levensvorst. U bent misschien nog bezig om net als de vrouwen de bewijzen van uw liefde aan een gestorven Jezus te tonen. Als die vrouwen dat dode lichaam nog hadden kunnen zalven, dan zouden ze daar nog mee in het leven hebben kunnen blijven. Maar o dat wonder, dat er geen dode, maar een levende Jezus is. Het recht is voldaan, de Middelaar is door de Vader opgewekt uit de dood. Een engel nam de steen weg van voor het graf Dat had de Middelaar Zelf ook wel kunnen doen, maar een heilige hemelbode moest dat doen, door de Vader daartoe naar het graf gezonden om dat graf te ontsluiten voor die Held Die door Zijn lijden en sterven over dood, hel en graf had overwonnen.

Mijn geliefde vriend, dat geheim moet u worden ontdekt, dat er een levende Jezus is en dat Zijn leven getuigt van Zijn volbracht Middelaarswerk. Dan houden uw werkzaamheden op, want al zijn die werkzaamheden op die Persoon des Middelaars gericht, ook daarin is de weg tot de boom des levens in het paradijs afgesneden. Het recht Gods heeft de toegang tot de boom des levens in het paradijs afgesloten. God wil en kan door die weg het leven niet meer schenken. Maar Hij schenkt het leven alleen in Hem Die nu de Boom des levens is, daar het recht door Hem volkomen bevredigd is. Daar behoeft door u niets meer aan toegedaan te worden.

Christus openbaart Zich als de Boom des levens aan een mens die met alles buiten Hem geheel aan een einde is gekomen. Zo zal het door de ziel worden ervaren: "De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens". Dan zult ge ervaren, dat die Persoon des Middelaars niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Als de verhoogde Middelaar wil Hij u dienen in de toepassing van Zijn volbracht Middelaarswerk. Het leven krijgt u niet alleen van Hem, maar ligt ook in Hem. Als Hij na Zijn smartelijke verberging voor uw ziel, als van achter dat door Hem verheerlijkte recht Zijns Vaders Zich door u doet zien, dan zult ge uitroepen: "Dat is de stem mijns Liefsten, zie Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen". U moet uw leven geheel en al in Hem vinden. Al gaat de ziel wel in oprechtheid naar die Persoon uit, we zoeken toch het leven waar het niet te vinden is. Daarom hield het woord van de engel zoveel in: "Wat zoekt gij den Levende bij de doden? " We zoeken altijd het leven in wat wij genieten en ervaren, maar in de kennis van Christus in de kracht van Zijn opstanding, vinden we het leven onzer ziel in dat Goddelijke werk, dat God tot verheerlijking van Zijn aanbiddelijke deugden strekt. Alles daarbuiten moet ons als grond ontvallen. We hebben er maar geen erg in, dat we zo offeren aan eigen garen en roken aan eigen netten. Vriend, ik kan u geen ander onderwijs geven, want ik mag het uit eigen ervaring weten, wat het is om in het verlies van alle gevoelsgronden een grondslag buiten zichzelf te vinden. In het Goddelijke werk, in het Goddelijke welbehagen, maar alzo ook in een verhoogde Middelaar.

Ik moet mijn brief gaan besluiten. Meen niet, dat ik nu altijd zo vast sta in het geloof, want ik zoek het toch ook altijd nog zo in een bewegelijk koninkrijk. Maar daar zit het toch ongetwijfeld bij u ook vast. Er moet echter wel wat gebeuren om ons achter dat geheim te brengen. De Heere schenke u dat. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's