Vanwege Uw gansen Naam

Meditatie

Ik zal mij nederbuigen naar het paleis Uwer heiligheid, en ik zal Uw Naam loven, om Uw goedertierenheid en om Uw waarheid; want Gij hebt vanwege Uw gansen Naam Uw woord groot gemaakt.

Psalm 138 : 2

Geliefden, Zo mochten wij David reeds beluisteren als hij zeide: "Ik zal U loven met mijn gehele hart; in de tegenw^oordigheid der goden zal ik U psalmzingen". En nu zegt hij: "Ik zal mij nederbuigen naar het paleis Uwer heiligheid". U zult mogelijk vragen: Wat zal David bedoeld hebben met de uitdrukking: Paleis Uwer heiligheid? Wel, dan weten wij, dat allereerst de hemel der hemelen het paleis van Gods heiligheid is, daar de Heere aldaar Zijn heiligheid en heerlijkheid op het aller luisterrijkst openbaart. De Heere zegt Zelf: "De hemel is Mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten". In de hemel zijn de heilige engelen die hun aangezicht bedekken en uitroepen: "Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen, de ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vervuld". Dus zo is de hemel het paleis Zijner heiligheid, waar ook de zielen der verlosten voor Zijn troon zijn en volmaakt Zijn Aangezicht in gerechtigheid aanschouwen en tot in eeuwigheid verzadigd worden met Zijn Beeld. Dus allereerst en allermeest is de hemel het paleis van Gods heiligheid. Doch wij denken toch ook met verschillende verklaarders dat David het oog had op de tent die hij voor de ark des Heeren gespannen had en waar de Heere Zijn heerlijkheid openbaarde boven het verzoendeksel. Zo horen wij hem uitroepen: "Ik zal mij nederbuigen naar het paleis Uwer heiligheid". Wat is het dan toch een weldaad als de ziel verwaardigd mag worden om in stille ootmoed te mogen buigen voor het Aangezicht des Heeren. En wanneer zij onder de autoriteit Gods mag liggen. Dan stil en ootmoedig zonder woorden God bewonderen. David zegt: "Het paleis Uwer heiligheid". Dan blinkt het alles van een Goddelijke vertoning. En wat wordt het dan een wonder dat de Heere met een onrein schepsel te doen wil hebben.

Maar nu zegt David: En ik zal Uw Naam loven, om Uw goedertierenheid en om Uw waarheid". In het leven van David hebben de goedertierenheid en de waarheid elkander ontmoet. De goedertierenheid en de waarheid zijn Goddelijke eigenschappen. Dus kreeg David de Heere te loven in gelovige aanschouwing Zijner eeuwige deugden. De Heere had Zijn goedertierenheid groot gemaakt in het leven van David en de waarheid Zijner Goddelijke beloften in zijn leven bevestigd. Dierbaar had de Heere tot David gesproken. Zie maar in 2 Samuel 7. Wat heeft de Heere het toch alles waar gemaakt in het leven van David. Nee, niet één Zijner woorden is op de aarde gevallen. Hij heeft Zich betoond een God te zijn van Ja en van Amen. Wel zesentwintig maal roept David in Psalm 136 uit: Want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid". De Heere is enkel Goed van eeuwigheid tot in eeuwigheid. De aarde is vol van goedertierenheid des Heeren. Ps. 33:5. De Heere betoont Zijn goedheid aan al het geschapene en in het bijzonder aan de mensen. Doch wel zeer bijzonder is Zijn goedertierenheid uitgestrekt over Zijn volk. En dat heeft David in zijn leven rijkelijk mogen ondervinden. De Heere heeft hem Zijn gunst betoond naar lichaam en ziel beide. Uit vele gevaren gered en hem verhoogd boven al zijn wederpartijders. Hij kon zeggen met de apostel: Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop". En dat is het voornaamste. Zo is Gods goedertierenheid eeuwig, onveranderlijk, rijk en groot. Maar ook onbevattelijk en onbegrijpelijk. En dat omdat zij God Zelf is. Nu mocht David die goedertierenheid opmerken met verwondering en zeggen: Ik zal U loven om Uw goedertierenheid". Maar ook, om Uw waarheid. God is Waarheid, doet waarheid, spreekt waarheid en bevestigt de waarheid. Het is trouw al wat Hij ooit beval en het staat op recht en waarheid pal als op onwrik'bre steunpilaren. Hij is de God der waarheid. De Heere is de waarheid zowel in Zijn bedreigingen als in Zijn beloften en genade. Als David en al Gods volk mag terug zien de weg welke de Heere heeft willen houden dan moet men zeggen: Heere, het Woord dat U gesproken heeft is toch zo waar geweest. Wat was ik er toch meest blind voor maar U heeft de waarheid bevestigd en betoond de Getrouwe te zijn tegenover al mijn ontrouw. Maar nu mag ik opmerken dat U nu vanwege Uw ganse Naam Uw Woord groot gemaakt hebt. O geliefden, dan gaat het om de Naam en de eer des Heeren zowel in natuur als in de genade. Aan de verlossing en zaligheid van de Kerke Gods hangt de eer van Gods Naam. En wat Hij gesproken heeft zal Hij op Zijn tijd zekerlijk vervullen. O, als dat eens beleefd mag worden, dan wordt de Heere enigszins gekend in Zijn grootheid, trouw en weldadigheid. Vanwege Uw ganse Naam. Enkel en alleen om Zijns Naams wil. Vrij en souverein ligt de Kerk verkoren enkel om Zijns Naams wil. Daarom zegt de Middelaar: ij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve. Vanwege Uw ganse Naam. En dan zegt de bruid: Uw Naam is een olie, die uitgestort wordt, daarom hebben U de maagden lief'. O, wat krijgt dan de Naam des Heeren betekenis in het leven van Zijn volk. En dan, Uw woord groot gemaakt. Wat is de Heere dan een Waarmaker van Zijn woord. Als het dan eens waar gaat worden in het leven: k zal nooit herroepen hetgeen Ik eenmaal heb gesproken, wat uit Mijn lippen ging blijft vast en onverbroken, dan zakt men weg in verwondering daar God trouw Zijn woord houdt en vervult. Och, dan heeft hij wat gezucht en gedacht: ouden Gods beloftenissen immer haar vervulling missen? Zal de Heere vergeten genadig te zijn? En als hij dan ziet op zijn afmakingen en afzwervingen dan denkt hij wel eens: et zal geen wonder zijn als de Heere hem laat lopen voor hetgeen hij is. En toch onder dat alles ligt er iets op de bodem van zijn hart dat schreeuwt onder alles. Maar als dan ongedacht het licht weer eens in de ziel mag opgaan en de zaken van Gods kant weer eens openvallen, dan mag hij het weer eens geloven dat de Heere vanwege Zijn ganse Naam Zijn woord groot maakt. Maar dan wordt het ook weer eens praktijk: Niet ons o Heere! Niet ons, maar Uwen Naam geef eer". Want Gij hebt vanwege Uw gansen Naam Uw woord groot gemaakt". En dan mag David ook de reden daarvan opgeven. Want dat wist hij bij bevinding. "Ten dage als ik riep, zo hebt Gij mij verhoord; Gij hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel". Doch wat zou het nu groot zijn als wij met David konden instemmen in het nederbuigen voor de Heere, hetzij voor het eerst of bij vernieuwing. Om te mogen weten dat de Heere ook in ons leven Zijn woord groot gemaakt heeft om Zijns Naams wil. Nu dat geve de Heere te kennen en te doorleven opdat de roem zal zijn uit God en niet uit de mensen. Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen