Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte mevr. N.N. te N.,

In mijn vorige brief heb ik u al laten weten, dat ik uw vragen niet in een enkele brief zou kunnen beantwoorden. In deze brief wil ik dus trachten om op uw volgende vraag wat in te gaan. En dan liggen er nog twee vragen van u. Misschien krijgt u na deze brief dus nog wel een brief van mij. Maar zulke vragen als u me hebt gesteld, geven ook nog wel wat stof ter beantwoording. Zo hebt u me ook gevraagd om wat te schrijven over wat we lezen in Hooglied 4 : 8, waar we de hemelse Bruidegom tot Zijn bruid horen zeggen: "Bij Mij van den Libanon af o bruid, kom bij Mij van den Libanon af; zie van den top van Amana, van den top van Senir en van Hermon, van de woningen der leeuwinnen, van de bergen der luipaarden". Over deze woorden heb ik al eens geschreven in de samenspraak van Hopende en Uitziende. U zult zich misschien herinneren dat ik destijds geheel het Hooglied in die samenspraak behandeld heb. Die samenspraak over het Hooglied heeft nogal wat lang geduurd en vandaar zou het te veel zijn om al wat ik toen over het Hooglied geschreven heb, in een boekwerk uit te geven. Het is in 1967 geweest, dat ik geschreven heb over de tekst waar ik nu op uw verzoek weer wat over schrijven moet. Dat is dus een tijd geleden. Er is een geslacht opgegroeid dat daar niet van weet. Ook zullen velen die Wachters wel niet meer in hun bezit hebben. U zult er daarbij ook uw bedoeling wel mee hebben als u mij gevraagd hebt om over die woorden nog eens iets te schrijven.

Het is wel opmerkelijk, dat we in het 7e vers Christus eerst tot Zijn bruid horen zeggen: "Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u". En dan zegt Hij dat ze van de Libanon af moet komen. De bruid is dus geheel schoon. Er is geen gebrek aan haar. Het is ook maar één van beide. We zijn geheel schoon of we zijn het in het geheel niet. We zijn in Adam of we zijn in Christus. Er is geen tussenweg. Als Christus dus tot Zijn bruid zegt dat ze geheel schoon is, dan ziet Hij haar aan zoals ze in Hem geheel schoon is. Het is een voorrecht, als het in ons leven eens gebeuren mag, dat Christus ons gaat prijzen als geheel schoon en zonder gebrek. Dan zijn alle zonden door Zijn dierbaar bloed van ons afgespoeld. Dan is er niet één zonde meer, die tegen ons getuigt. De Heere heeft dan al onze zonden geworpen in de diepte der zee. Hij gedenkt ze niet meer. Ik ken u wel een beetje. Daarom heb ik al geschreven dat u er wel een bedoeling mee zult hebben als u mij gevraagd hebt om over Hooglied 4 : 8 eens wat te schrijven. Als de hemelse Bruidegom u eens in Zijn binnenkameren zal willen brengen en in het wijnhuis zal willen voeren, waar Zijn uitnemende liefde de banier over u zal zijn, dan zal Hij u ook zo liefderijk aan gaan spreken als Zijn bruid in Hooglied 4 : 7. Dan ziet Hij u bekleed met Zijn gerechtigheid, zo volmaakt, alsof u nooit zonde gekend of gedaan had. Dan wordt u de volkomen genoegdoening van die gezegende Borg door de Vader als de hemelse Rechter toegerekend en dan spreekt de Vader u vrij en zult u uit Zijn mond mogen horen: "Ik, ik ben het. Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet". En dan zult u ongetwijfeld met de dichter van de oude berijming mogen instemmen:

Loof Hem, Die door Zijn goedheid hoog verheven

De zonden al u gans'lijk heeft vergeven,

En u geneest van uw gebreken groot.

Prijst Hem, die u heeft vrijgekocht uw leven

Van den dood, dewelk u zeer heeft doen beven,

Die u nu omringt met genade bloot.

Christus ontvangt u dan uit de hand des Vaders als de door Hem gekochte bruid. Ge moogt dan, gekocht met zulk een dure prijs en gewassen door Zijn bloed. Zijn wettig en onverliesbaar eigendom zijn. En u ontvangt Hem uit de hand des Vaders als uw hemelse Bruidegom. Zo wordt u geheel Zijn eigendom. Hij wordt u dan ook niet alleen tot rechtvaardigmaking, maar ook tot heiligmaking, ja, tot een volkomen verlossing van God geschonken. We moeten de bruid in het Hooglied zo als de zeer begenadigde bruid van Koning Jezus zien. Maar het Hooglied is een lied der liefde. Een lied dat gewaagt van de nauwe gemeenschap die er is tussen Christus en Zijn bruid. Die bruid moet nu geheel voor Hem leven. Het Hooglied doet ons echter ook weten dat de bruid daar nogal mank aan gaat. Vandaar dat de Bruidegom tot haar moet zeggen: "Bij Mij van den Libanon af, o bruid, kom bij Mij van den Libanon af'. De heiligmaking is ook wel volkomen, maar al is die volkomen in de delen, zo is ze het niet in de trappen. De bruid is dan niet zonder gebrek, maar eigenlijk vol van gebrek. Het is in Hooglied 4 : 8 de eerste keer dat Christus Zijn bruid als Zijn bruid aanspreekt. Hij heeft haar al genoemd de schoonste onder de vrouwen. Zijn vriendin. Zijn schone. Zijn duif Maar nu noemt Hij ze pas Zijn bruid.

Nu moet ik toch eerst nog weer even een toelichting geven, die nodig is om verwarring te voorkomen. In onze Statenvertaling vinden we eerst een beschrijving van de inhoud van het boek Hooglied. En dan wordt er gezegd dat Salomo de schrijver is door het ingeven des Heiligen Geestes. En dan wordt er gezegd, dat we in dit boek een gesprek vinden tussen Christus als Bruidegom en de bruid, Zijn Kerk. Met de bruid wordt dus ook wel de ganse Kerk in het Hooglied bedoeld. Ik meen wel te hebben begrepen waarom u mij uw vraag hebt gesteld. Als ik nu schrijf over de bruid als een bruid die zich het wettig eigendom des Heeren mag weten, dan meen ik uw reaktie al te zien. U zou dan liever deze vraag maar niet gesteld hebben. En nu moet u me goed verstaan, want ik ga u ook geen kroon op het hoofd zetten. We moeten in het Hooglied van Salomo wel goed het onderscheid in het oog houden tussen de bruid en de dochteren van Jeruzalem. Het blijkt uit Hooglied 5, dat de dochters van Jeruzalem nogal hoog tegen de bruid hebben aangezien. Ze hebben haar de schoonste onder de vrouwen genoemd. En ze hebben ook zeer begerig aan haar de vraag gesteld, wat haar Liefste meer was dan een andere liefste. Hellenbroek heeft een kostelijke verklaring over het Hooglied geschreven. En in die verklaring zegt hij van de dochteren van Jeruzalem, dat zij geen anderen dan bijzondere gelovigen en belijders van de Kerk zijn, maar dat zij hoewel niet al te veel licht, toch echter al vrij veel liefde hebben omtrent de Heere Jezus. En dan zegt hij dat de bruid kan aangemerkt worden als verbeeldende een meer gevorderde gelovige. Dus het is wel nodig dat we een onderscheid zien tussen de bruid en de dochteren van Jeruzalem.

In deze tijd wordt het onderscheid in de verschillende standen van het genadeleven veelal weggedoezeld. Men is een gelovige of men is geen gelovige. Nu, dat is op zichzelf wel waar, maar er zijn toch ook zwakgelovigen en sterkgelovigen. Geheel Gods Woord wijst ons op dat onderscheid dat er is in de legeringen van het zieleleven. Er wordt toch gesproken over zuigelingen, die nog met melk gevoed moeten worden en over jongelingen, mannen en vaders in Christus. En ook wordt er over een opwassen gesproken, wat er een bewijs van is dat er een wasdom in de genade is. Maar zoals onze Statenvertaling opmerkt, wordt er met de bruid toch ook de ganse Kerk bedoeld.

Nu, ik hoop dat u dan toch ook bij die Kerk moogt behoren, die hier aangesproken wordt in Hooglied 4 : 8. Ik meen te mogen geloven van u, dat uw hart toch wel uitgaat naar de gemeenschap met die Persoon des Middelaars. Hoe komt u nu tot die hemelse Bruidegom? Ik moet beginnen met op te merken, dat als er geen schuld is, er dan ook voor Hem geen plaats is. Jezus heeft als de hemelse Bruidegom Zich een zwarte bruid verkoren. Die bruid heeft het van zichzelf moeten getuigen in het eerste hoofdstuk, dat zij zwart is. Maar zo zwart als ze is, kan ze toch nog wel te hoog zitten. Er wordt tot haar gezegd, dat ze van de Libanon af moet komen. De Libanon was een schoon gebergte en we lezen ook van de cederen van de Libanon. Er wordt ook gesproken over de top van Amana, over de top van Senir en van Hermon. Amana moet een berg in Syrië geweest zijn. Hermon was ook een vermaarde berg. Psalm 42 spreekt daarvan. We horen daar de dichter zeggen: "O mijn God mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan en Hermon, uit het klein gebergte". Is dat uw klacht misschien ook bij ogenblikken? Senir schijnt een deel van de berg Hermon te zijn geweest. Verder kan ik u niet zoveel van die bergen vermelden. Het blijkt echter uit de tekst, dat de Libanon en Amana en Hermon gevaarlijke plaatsen geweest zijn. Er wordt immers over de woningen der leeuwinnen en de bergen der luipaarden gesproken.

Wat zien we dus in de tekst? Wel, dat de Bruidegom Zijn bruid waarschuwt voor zulke hoogten die voor haar zeer gevaarlijk zijn. Er zijn heel veel hoogten die zeer gevaarlijk zijn. We denken allereerst aan de hoogten der wereld. Een kind van God kan voor een tijd veel opgaan in het zien- en zinlijke van deze wereld. Er kan maar voor één ding plaats zijn. Christus kan met Belial geen gemeenschap hebben. Het is wel waar, dat de Kerk hier in deze wereld leeft en zich van de wereld niet geheel af kan scheiden. En Christus heeft ook zelfs in Zijn voorbede gezegd, dat Hij niet bidt, dat de Kerk uit de wereld zal worden weggenomen, maar wel dat de Kerk bewaard zal mogen blijven van de boze. Och, er is hierover vanzelf nog wel heel wat te schrijven. We leven in een tijd waarin de wereld een grote plaats heeft ingenomen bij de Kerk. De eenvoud van vroeger is ver zoek geraakt. En de wereld waarin we leven biedt ook op het ogenblik zoveel, dat er haast geen tijd of plaats meer overblijft voor het ene nodige. En de helse leeuw weet daar wel goed gebruik van te maken. Hij is eenmaal een zielemoorder van den beginne.

Maar het blijkt uit de tekst, dat de Bruidegom Zijn Kerk in het oog blijft houden. Als dat niet waar was, dan zou die Kerk al lang door de helse leeuw verslonden zijn geworden. Toch moeten we ook weer niet gering denken over die woningen der leeuwinnen en over die bergen der luipaarden. Al kunnen die leeuwen en die luipaarden je niet verscheuren, ze kunnen je wel verwonden. Maar ik wil nu in het bijzonder even wijzen op het voornaamste waar het in de tekst over gaat. De bruid zit te hoog. Daarom wordt het haar toegeroepen: "Kom bij Mij van den Libanon af". Zoeven wees ik op de hoogten der wereld. Er zijn ook hoogten van eigengerechtigheid, van eigenwijsheid, van zelfïnbeelding, van zelfgenoegzaamheid en zelfvoldaanheid. Hoe het ook zij, dat men niet in gemeenschap met de Bruidegom komt, heeft een oorzaak. Christus laat Zich op de Libanon niet vinden. Hij doet Zich altijd alleen maar vinden in de valleien van ootmoed en ware zielsvernedering. Ik heb er dan ook al op gewezen, dat er schuld moet zijn, zal er plaats voor Christus zijn. Als er geen schuld is, dan wordt de ware vernedering gemist. En dan moet u er ook nog eens over denken, dat er over de top van Amana en van Senir wordt gesproken. We zitten dus dan zo nog maar niet op de berg, maar we zitten zelfs op de top van de berg. Nu moet u er eens over denken, dat Christus die begenadigde bruid moet toeroepen, dat ze veel te hoog zit. Ze zit op de Libanon en op de top van Amana en op de top van Senir. Och wat kan een mens toch hoog klimmen met de ontvangen genade. Men mag dan weten dat men de bruid van Christus is en dat men zelfs in de binnenkameren des Konings is gebracht en aan Zijn ronde tafel heeft gezeten. Och, er is ook wat mensenverheerlijking onder de godsdienst. En daar is ons hoogmoedig vlees wel van gediend. Maar God heeft een gruwel van Jakobs hovaardij. Daar is ook al wel weer genoeg over te schrijven, maar ik denk dat dit de bedoeling van uw vraagstelling niet is. U hebt misschien moeten zien, dat het ergens bij u vastzit. Ja, de tekst die u me voorgelegd hebt, is een ontdekkende tekst. Het kan zijn, dat de ziel er naar uitziet, dat ze eens zal mogen weten dat ze ook de bruid van Christus zal mogen zijn. Dan gaat het hart uit naar zulk een weldaad, om als de bruid eens in de binnenkameren des Konings te worden gebracht en in het wijnhuis van zijn uitnemende liefde te worden geleid. Met al wat er geweest kan zijn, kan men het dan niet meer doen. Men zal met Christus verenigd moeten worden. En toch, het leven buiten de vereniging met die Persoon is nog te goed houdbaar voor de ziel. Hoe komt dat nu? Is daar de schuld van bij die Persoon te vinden? De tekst laat ons weten, als Hij Zijn bruid zo liefderijk toeroept: "Bij Mij van den Libanon af", dat Hij zelf verlangt naar de gemeenschap met die bruid. Hij wil Zich volkomen aan haar wegschenken. Neen, het ligt niet aan Hem, dat ze die vereniging met Hem moet ontberen. De oorzaak is ergens anders te vinden. Men zit op de Libanon. Dat kan men zelf maar niet zien. Het is toch de Heere bekend, dat men niet zo'n hoge stand in kan nemen. Beschuldigd en veroordeeld gaat men over de wereld heen. Er drukt ook een openstaande schuld op de ziel. Waar anderen rijk mee zijn, daar kan men het niet mee doen. Maar de Bruidegom wijst toch een haper aan die er in het zieleleven is te vinden. En waarom wijst Hij die haper aan? Kan die bruid uit zichzelf van de Libanon afkomen en op de plaats komen waar de Bruidegom haar Zijn zoete en zalige gemeenschap doet ervaren? Neen, daar kan de ziel uit zichzelf niet komen. Maar de Bruidegom roept haar dat toe opdat ze uitgedreven zal worden in smekingen en gebeden om die onmisbare werkingen des Geestes waardoor ze alleen van alle verborgen hoogten zal worden afgestoten en in die laagte zal worden gebracht, waar de Bruidegom Zichzelf door haar kan doen vinden. O die Geest is toch zo nodig in Zijn ontdekkende en ontgrondende werkingen om een mens daardoor ontvankelijk voor de genade van Christus te maken. Christus heeft ook altijd maar naar die dierbare Geest heengewezen. Hij heeft tot Zijn discipelen gezegd: "Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welken de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb". En ook heeft Hij gezegd: "Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen. Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken en de toekomende dingen zal hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen”.

Mevrouw, hebt u al gezien dat daar de haper bij u schuilt? Zolang het niet zover komt dat die Geest Zijn ontgrondend en ontblotend werk in ons verricht, zitten we nog op de Libanon, waar we van de leeuwen en de luipaarden zijn omringd. Die beschuldigers houden niet op om ons aan te klagen en om kon het zijn ons levend te vermoorden, want ze maken gebruik van de wet, maar dan als een eisende en een ons beschuldigende wet. En waar wij niet los kunnen komen van de wet, proberen we altijd nog een vriendelijk gezicht van Mozes te krijgen. Dat is nu die Libanon waar men op zit. Al wat we meer zijn dan een verdoemelijk Adamskind, zijn we te veel. Christus laat Zich vinden door een mens die zo in de diepte van zijn gevallen staat terechtkomt, dat men van de wet niets goeds meer heeft te verwachten, maar waar die wet alleen maar een eeuwige vervloeking voor de overtreder heeft. Men kan zich afvragen of het dan wel zo eenvoudig ligt. Maar als men dat zich nog moet afvragen, is dat er het bewijs van dat men nog op de Libanon zit. "Bij Mij", zegt Christus, "van den Libanon af, o bruid". Het is altijd gemakkelijker om van een berg af te komen dan om op een berg te klimmen. Maar in dit geval klimt men gemakkelijker de berg op dan de berg af Aan dat laatste moet werkelijk Gods Geest te pas komen. Als we echter van de Libanon af mogen komen, zullen we ook op een berg komen. Daar spreekt het 6e vers van. Daar lezen we: "Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden, zal ik gaan tot den mirreberg en tot den wierookheuvel". Op de Libanon blijven we altijd van schaduwen omhuld. Het zal daarom toch zo nodig zijn, dat de dag eens zal aanbreken waarop de schaduwen vlieden. Dan komen we op een andere berg terecht. Dan komen we op de mirreberg en op de wierookheuvel. Daar geeft de kanttekening een kostelijke verklaring van. Christus is naar de hemelse mirreberg gegaan. Waarom wordt die berg de mirreberg genoemd? Wel, de gebeden der heiligen zijn als een welriekende mirre en wierook. Als we van de Libanon af mogen komen, dan verdwijnen de schaduwen en breekt er een lichte dag voor ons aan. Dan zal Christus als onze Voorspraak Zijn werk voor ons doen bij de Vader. Maar dan zal het ook blijken dat al onze verzuchtingen die hieraan voorafgegaan zijn, als een liefelijke reuk geweest zijn voor die hemelse Bruidegom. Ik heb daar in 1967 over mogen schrijven en later kreeg ik een boekje in handen van een oude christin die nu juicht voor de troon, die door mijn gebrekkig schrijven hierover zeer getroffen was en graag wilde dat dit voor haar bewaard zou blijven. Dat werd me een wonder. Wil de Heere dan het schrijven van zo'n man die meer op de Libanon zit dan op de mirreberg, nog ten goede voor de ziel van Zijn volk gebruiken? Mevrouw, mijn brief is toch weer te lang geworden, maar ik hoop dat u mijn schrijven niet verkeerd opvat, want de man die aan u zit te schrijven, moet eerlijk erkennen dat wat Christus zegt tot Zijn bruid, hem ook heel wat te zeggen heeft. O die gemeenschap moeten we om eigen schuld toch zo missen! Maar de stille en steeds doorgaande verzuchtingen mochten toch nog eens opklimmen tot de mirreberg en de wierookheuvel. Daar wacht Christus Zijn Kerk op. Nog niet zo lang geleden heb ik daar iets van mogen zien. De bruiloft wacht de Kerk, maar op de door God bestemde tijd. Lees de kanttekening daar maar over na. O mocht ons verlangen toch ook maar naar die dag uitgaan! Het wordt toch zo bang en benauwd in deze wereld. De volgende keer zal ik proberen om nog iets over die andere teksten te schrijven, die u me genoemd hebt in uw schrijven.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1994

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 december 1994

De Wachter Sions | 8 Pagina's