Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de geschiedenis van de gemeenten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de geschiedenis van de gemeenten

4 minuten leestijd

Grootvader Pieter Fraanje (2)

Een brief van Daniël Bakker

Pieter Fraanje, de grootvader van ds. J. Fraanje, had zich wel bij de Afgescheidenen aangesloten, maar hij voelde zich daar toch niet thuis, en begin oktober 1847 keerde hij terug naar de vergadering van Pijke in Heinkenszand. Probleem was wel dat daar de sacramenten niet bediend werden. Aanvankelijk was de bekende ds. H.J. Budding er voorgegaan, maar deze was naar Amerika vertrokken. Toen is het gebeurd dat een boer uit 's-Gravenpolder, namelijk Daniël Bakker, de predikant van Benthuizen, ds. L.G.C. Ledeboer, een brief schreef In zijn boek Gods groote barmhartigheid deelde Bakker mee dat hij het brieve waarin hij het gebed over deze zaak had opgeschreven, aanvankelijk wilde verbranden, maar dat de Heere hem er toen licht over gaf "dat er een roeping van een leraar in lag". Bakker vervolgde: "De Heere overreedde mij daarvan zozeer, dat ik aanstonds mijn naam onder dat gebedje schreef, dit als een brief dicht maakte, en het adres van ds. Ledeboer er op schreef en het met de post wegzond".

Werkzaamheden van ds. Ledeboer

Het is niet bekend of ds. Ledeboer veel moeite heeft gehad om het brieve van Bakker te lezen, denkelijk wel, want Bakker schreef bepaald geen vlekkeloos Nederlands; maar de inhoud was voor de predikant volkomen duidelijk en ongeveer zes dagen later kwam hij in 's-Gravenpolder. Daar heeft hij ook een gemeente geïnstitueerd.

Er was voor ds. Ledeboer meer te doen in

Zeeland. In een brief uit deze tijd, van februari 1851, schreef hij: "Wat zal ik nu verder... kortelijk ulieden meedelen van mij, och! dat het niet mijn werkzaamheden zijn mochten in Zeeland. Dat de opkomsten vele zijn; dat de Heere Jezus, wat ik geenszins ontkennen mag, mij veelszins geen dorre woestijn (o, nee!) of land van uiterste duisternis is. Dat de Heere hier en daar schijnt te werken ook tot bekering en verbinding van het ontbondene en versterking van het verslapte. Bid voor mij, geliefde broeders en zusters! Want dat heb ik zeer hogelijk nodig; en voor het werk Gods dat hier nog niet afgedaan is". Nadat ds. Ledeboer vervolgens meegedeeld had dat hij het voornemen had om Pieter van Dijke tot predikant te bevestigen, vervolgde hij: "Ik ben aldaar (in St. Philipsland) geweest, gelijk op andere plaatsen alhier. Vele ongedoopte kinderen heb ik aldaar en elders het doopteken des verbonds mogen toedienen, ouderlingen en diakenen hier en daar mogen bevestigen, de gemeentes bezocht en het Avondmaal mogen bedienen".

Het bezoek van Pieter Fraanje

Eén van de kinderen die in deze tijd door ds. Ledeboer gedoopt werden, was Aagtje, de op 10 november 1848 geboren dochter van Pieter Fraanje. Dat gebeurde tijdens een dienst die in Baarndorp gehouden werd in een hofstede. Kort na de Doopdienst werd Fraanjes zoon Gillis geboren. Dat was op 20 februari 1851.

De vader wilde het liefste dat het sacrament zo spoedig mogelijk ook aan dit kind bediend zou worden, en aangezien hij van gedachte was dat ds. Ledeboer spoedig vertrekken zou, besloot hij hem op de boerderij van Daniël Bakker te bezoeken. Daar vertelde hij de predikant dat hij het kind graag gedoopt zag, maar dat het jongetje nog maar drie dagen oud zou zijn als het sacrament de dag daarop bediend zou worden, en of ds. Ledeboer daar geen bezwaar tegen had. Deze antwoordde dat hij veel bezwaar had. Fraanje vroeg of hij mocht weten waarom. Ledeboer antwoordde dat hij onwaardig was om de bondzegelen te bedienen. De bezoeker merkte daarna op dat hij wenste dat hij dan maar een instrument mocht zijn in de hand des Geestes. Ledeboer knikte toen en zei: "Een instrument ben ik juist, maar het is gelijk een zaag of bijl, die zich omhoog heft en aandruist tegen zo'n heilig en rechtvaardig God".

Ze raakten in gesprek, maar toen Pieter Fraanje 's avonds laat weer naar huis terug ging, was er verder niet meer over het dopen gesproken. Toch geloofde hij dat het voortgang zou vinden.

De Doopdienst

De volgende dag ging Fraanje met het kind naar de schuur waarin ds. Ledeboer voor zou gaan. Fraanjes zoon Jan schreef later dat de Doopbediening "ging onder veel aandoening, zo van vader als van de leraar. Hoe zij gesteld waren, kan beter gevoeld dan beschreven worden, want zij hadden de band der liefde tussen beiden". Met name de woorden die de predikant "al sprekende tot het kind" zei, werden door Jan nooit meer vergeten, ds. Ledeboer zei: "Gij hebt een arme vader in de natuur, maar een rijke in Christus".

Nadat de dienst beëindigd was, kwam ds. Ledeboer nog een keer naar Pieter Fraanje om hem de hand te geven. Daarin drukte hij tegelijk drie rijksdaalders - in die tijd uiteraard veel meer waard dan tegenwoordig - en ze namen afscheid.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de geschiedenis van de gemeenten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's