Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 11 : 13-15

Want ik spreek tot u, heidenen: Voor zoveel ik der heidenen apostel ben, ik maak mijn bediening heerlijk. Of ik enigszins mijn vlees tot jaloersheid verwekken en enigen uit hen behouden mocht. Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?

HOPENDE: De apostel mocht dus voor Israël nog verwachting hebben. Dat laat hij ons in geheel dit hoofdstuk duidelijk weten. Maar we moeten niet uit het oog verliezen, dat de apostel in zijn schrijven is geïnspireerd geworden door Gods Geest.

Dus het is zomaar niet een gedachte van de apostel die we hier vinden. We hebben Gods Woord voor ons. We konden de vorige keer nog niet iets zeggen van het 12e vers, maar de teksten die we nu voor ons hebben, sluiten daarop aan. Door de verwerping van Christus en het zich verharden daarin, is het Evangelie tot de heidenen gebracht en is de Heere Zijn kerk uit de heidenen gaan vergaderen. Maar nu heeft de apostel gesproken over een vermindering der Joden en over een volheid der Joden. Met die vermindering heeft hij bedoeld, dat er maar weinigen onder de Joden zijn geweest die het Evangelie hebben aangenomen. En dat is er de oorzaak van geweest onder de Goddelijke leiding en besturing, dat het Evangelie op zulk een ruime wijze onder de heidenen is verkondigd geworden en ook zoveel vrucht onder de heidenen heeft mogen dragen. Maar wanneer in de toekomst er vele Joden tot het geloof zullen komen, dan zal dat nog te meer tot bekering van de heidenen mogen dienen.

UITZIENDE: Dus als ik het goed begrijp, dan spreekt de apostel in dit hoofdstuk ook zijn verwachting uit in betrekking tot de heidenen die nog zalig moeten worden. Hij spreekt hier ook in het bijzonder de heidenen aan. Hij zegt immers: "Want ik spreek tot u, heidenen: Voor zoveel ik der heidenen apostel ben, ik maak mijn bediening heerlijk". De apostel spreekt hier dus van zichzelf als der heidenen apostel. Hij had ook onder Israël het Evangelie moeten verkondigen, maar in het bijzonder is het toch zijn opdracht geweest om het Evangelie van Gods genade tot de heidenen te brengen. En zijn prediking was onder de heidenen niet onvruchtbaar gebleven. Zo mocht hij door Gods genade zijn bediening heerlijk maken. Zijn brief was aan de gelovige Romeinen gericht. Zij waren Christenen uit de heidenen. De Heere had hem ertoe willen gebruiken om die heidenen tot het ware geloof in Christus te brengen. Er was daardoor ook een nauwe band met die gemeente van Rome ontstaan. Toch verloor de apostel zijn eigen volk niet uit het oog.

Daarom horen we hem nu gelijk zeggen: "Of ik enigszins mijn vlees tot jaloersheid verwekken en enigen uit hen behouden mocht". Hij spreekt nu nog over enigen. Met zijn vlees bedoelt hij zijn bloedverwanten, namelijk de Joden. En nu was het zijn innerlijke wens dat de vrucht die zijn prediking onder de heidenen mocht dragen, ook nog tot zaligheid van enigen onder zijn eigen volk zou mogen zijn. Dus ik kan niet anders zien dan dat hij nu nog niet spreekt over de verwachting die hij voor de toekomst voor Israël mocht hebben. Hij hoopte dat er nu in die tijd waarin de Joden nog zo in de verharding door bleven gaan, er toch ook nog onder hen zouden zijn die het eens op mochten gaan merken wat de bekering van de heidenen hen te zeggen had. De Joden hadden steeds mogen leven onder het licht van het Evangelie. Aan hen waren de woorden Gods toebetrouwd.

En nu moest het ze toch wel wat te zeggen hebben, dat die heidenen die zonder kennis van de enige en ware God in hun blindheid de afgoden steeds gediend hadden, nu tot zulk een erkenning van de God Israels waren gekomen. Het was de innerlijke verzuchting van de apostel dat de bekering der heidenen ook nog een middel tot bekering van zijn eigen volk mocht zijn. Hij zegt dan ook nog zo: "en enigen uit hen behouden mocht".

HOPENDE: We zien hierin toch ook weer, dat de ware geroepen knechten des Heeren in oprechtheid het heil zoeken van hen aan wie zij Gods Woord hebben te brengen. Al stuiten ze daarin ook op tegenstand en al moeten ze ook droeve ervaringen opdoen met hen wier zieleheil ze in oprechtheid zochten, ze verblijden zich niet in hun verderf en ondergang. De apostel bleef in zijn prediking tot de heidenen toch gelijk zijn eigen volk in het oog houden. De bekering der heidenen waartoe God Zijn prediking als middel gebruikte, mocht toch ook nog eens middellijk ertoe dienen dat er van zijn eigen volk nog enigen mochten behouden worden. Het was hem in oprechtheid om hun zielsbehoud te doen geweest.

UITZIENDE: De ware knechten des Heeren gevoelen het voor hun onbekeerde medereizigers naar de eeuwigheid hoe verschrikkelijk het voor hen zal zijn om voor eeuwig verloren te moeten gaan. En nu kunnen zij wel geen mens bekeren. We moeten dan ook goed verstaan wat de apostel bedoelt, als hij zegt: "Of ik enigszins mijn vlees tot jaloersheid verwekken en enigen uit hen behouden mocht". Hij zegt daarmee niet dat hij ze behouden kon. Neen, hij was het zich wel goed bewust dat de behoudenis van die zielen Gods werk was. Hij had zijn ondervinding onder zijn eigen volk wel opgedaan, want de vijandschap was niet uitgebleven. Dus hij wist wel dat hij zelf door zijn prediking geen mensen bekeren kon. Gods knechten hebben hun werk maar te doen en de uitkomst aan God over te geven. En dan schijnt het ze menigmaal toe of ze al hun werk tevergeefs doen. Ze behoren niet tot die predikers die zich er zo op beroemen kunnen dat ze zoveel vrucht op hun arbeid hebben gezien. Met Jesaja moeten zij wel uitroepen: "Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des Heeren geopenbaard? " Maar ze krijgen de opdracht die we in het boek Prediker kunnen vinden. "Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen. Geef een deel aan zeven, ja ook aan acht; want gij weet niet, wat kwaad op de aarde wezen zal". En: "Wie op den wind acht geeft, die zal niet zaaien, en wie op de wolken ziet, die zal niet maaien. Gelijk gij

(vervolg op blz. 92)

(Vervolg Hopende en Uitziende)

niet weet welke de weg des winds zij, of hoedanig de beenderen zijn in den buik van een zwangere vrouw, alzo weet gij het werk Gods niet. Die het alles maakt. Zaai uw zaad in den morgenstond, en trek uw hand des avonds niet af; want gij weet niet, wat recht wezen zal, of dit of dat, of dat die beide te zamen goed zijn zullen". Dus de ware knechten staan er niet onverschillig tegenover of hun arbeid vrucht zal dragen of niet, maar zij weten tegelijk toch ook dat de Heere met Zijn Woord doet wat Hem behaagt.

HOPENDE: Zo moeten we dus deze uitspraak van de apostel opvatten. Het kan Gods knechten geen onverschillige zaak zijn of hun prediking vrucht draagt of geen vrucht draagt. Zoals de landbouwer uitgaat om te zien of er al enige vrucht van het gezaaide te aanschouwen is, zo zullen de ware geroepen knechten des Heeren ook er naar uit blijven kijken of ze nog vrucht op hun arbeid zullen mogen aanschouwen. Dat zal God tot verheerlijking en de zielen tot zaligheid zijn. En dan heeft het ons toch ook veel te zeggen, als de apostel er ook nog zo aan toevoegt: "Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden? " Nu blijkt het weer, dat de apostel bezig is met de vrije genadeleer aan de Romeinen klaar en duidelijk voor te stellen. Hij spreekt over de verwerping van de zijde der Joden. Hoe vijandig hadden zij zich toch tegen de zuivere prediking en alzo tegenover hun eigen zaligheid gedragen. En middellijk had de Heere dat tot de verzoening der wereld willen gebruiken. De wereld der heidenen was de verzoening met God deelachtig geworden. Zij die geen volk van God waren, mochten nu Gods volk zijn. Maar als de Heere hem nu in de middellijke weg nog tot bekering der Joden zou willen gebruiken, dan zou dat voor hen als een opstanding uit de doden zijn. De geestelijke doodstaat was bij de Joden in hun verwerping van Christus wel duidelijk openbaar gekomen. Die doodstaat is een vijandige doodstaat. De doodstaat waarin elk mens van nature verkeert. Maar het wonder van Gods vrije soevereine genade is dan ook zoveel te groter als Hij zulk een geestelijk en vijandig dood mens van dood levend maakt. Och vriend, ik kan me boven Jood en heiden niet verheffen. Ik weet dat ik als alle andere mensen ook totaal geestelijk dood geweest ben. De apostel wijst ons echter hier weer op het wonder van Gods genade. Hij spreekt over het leven uit de doden. Wie kan nu leven uit de dood verwachten? God doet echter het leven uit de dood voortkomen. Dat geschiedt naar Zijn welbehagen. Maar dat zou nu ook nooit mogelijk zijn, als er geen Goddelijk Persoon des Middelaars was geweest, Die de dood is ingegaan en uit de dood is opgestaan. Daarom zal ook het leven uit de doden niet minder betekenen dan dat men het leven buiten zichzelf in een levende Jezus zal mogen vinden. We hopen dat uit de verklaring die de apostel nu verder hiervan gaat geven, in onze volgende samenspraken verder na te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's