Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 12 : 20 en 21

Indien dan uw vijand hongert, zo spijzig hem; indien hem dorst, zo geef hem te drinken; want dat doende zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen.

Word van het kwade niet overwonnen, kwade door het goede. maar overwin het

HOPENDE: Het tegenovergestelde van het wreken van zichzelf, houdt de apostel in deze twee laatste verzen de gelovige Romeinen voor ogen. In het vorige of 19e vers heeft hij gezegd: "Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere". Het wreken van zichzelf openbaart de liefde die men tot zichzelf heeft. Eigenliefde brengt de mens dus tot een wreken van zichzelf Zelfliefde mag er bij de mens zijn, want Gods gebod eist ook een liefhebben van de naasten als zichzelf Maar zelfliefde en eigenliefde zijn toch weer van elkaar te onderscheiden. Met eigenliefde stelt de mens zich toch boven alle anderen, want hij bemint zichzelf boven alle anderen. Dat is dus wat anders dan de naasten lief te hebben als zichzelf Zo brengt dan ook de eigenliefde de mens tot een wreken van zichzelf, vooral ook als hem iets is aangedaan, waar zijn eer zo nauw aan verbonden is. Men wordt dan door de wraakzucht dag en nacht niet met rust gelaten. Voor de Christen is dit echter niet betamelijk, want men moet zich te binnen brengen, dat men zelf door zijn zonden zo menigmaal Gods eer heeft aangetast. En dat doet men nog gedurig in al zijn dagelijkse afmakingen en struikelingen. Maar welk een lankmoedigheid gebruikt de Heere toch ook met een mens, die niet anders kan doen dan elk ogenblik de ogen Zijner heerlijkheid verbitteren en Hem als het ware naar de kroon staan. En in plaats van Zijn volk daarom naar verdiensten te straffen, heeft God al de zonden Zijns volks gewroken aan Zijn Eigen lieve Zoon. En de Middelaar heeft die toorn gewillig en in onderworpenheid gedragen. Ook heeft Hij Zichzelf niet gewroken aan de mensen die Hem zulk een vreselijk lijden deden ondergaan. Hij gaf het over aan Dien, Die rechtvaardig oordeelt, zoals de apostel Petrus in zijn zendbrief schrijft. Hetzelfde wordt hier ook door de apostel Paulus gezegd, als hij zegt dat men de toorn plaats moet geven; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden". Met de toorn plaats te geven, bedoelt de apostel niet anders dan in plaats van zelf zijn gram te halen op degenen door wie men verongelijkt is, de wraak over te geven aan God Die zeker in Zijn toorn al het kwaad vergelden zal dat Zijn volk is aangedaan. UITZIENDE: Het houdt daarom wat in, vriend, als er staat: "Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden". We hebben dus de wraak aan God over te geven. De Heere zal het vergelden.

We hebben het dus aan God over te laten wanneer en hoe Hij dit doen zal. En zo moeten we dus de toorn plaats geven. Dat is nog niet zo eenvoudig en gemakkelijk voor de eigen eerzoekende mens. O, hoe gaat de weg die de Christen heeft te gaan, toch lijnrecht tegen de gevallen staat van de mens in! We willen altijd zelf doen wat God moet doen. Zo wil de mens altijd in de plaats van God staan. Het is wel waar, dat de overheid het kwaad moet wreken en straffen, maar dan handelt de overheid daarin als Gods dienares, zoals het volgende hoofdstuk ons daarbij ook nog zal bepalen. Maar dan moeten wij ook in bepaalde gevallen de wraak aan de overheid en daarmee aan God overlaten. Kort en goed, het betaamt ons niet om onszelf te wreken, door kwaad voor kwaad te vergelden. Maar zoals u al opgemerkt hebt, houdt de apostel in de laatste teksten van dit hoofdstuk het tegenovergestelde van het zichzelf wreken de gelovige Romeinen voor ogen. "Indien dan uw vijand hongert, zo spijzig hem; indien hem dorst, zo geef hem te drinken". Er wordt over de vijand gesproken. Gods volk heeft vijanden hier op aarde. Het is altijd maar het beste als we ons eigen boze vlees als onze grootste vijand beschouwen. Dan kunnen we van onze vijanden nog wel wat verdragen. Maar het valt toch ook wel weer niet mee, als de vijand buiten ons, ons veel kwaad aandoet. En nu moeten we die vijand, als hem hongert, spijze geven en als hem dorst, te drinken geven. Neen, we mogen hem ook niet met weerzin een stuk brood toewerpen, maar met innerlijke ontferming over hem bewogen zijn. Als we er eens rechte indrukken van mogen hebben, hoe zwaar hij het te verduren zal krijgen, als God het kwaad dat hij ons aangedaan heeft aan hem wreken zal, niet alleen tijdelijk, maar ook eeuwig, zouden we hem dan niet willen spijzigen en zijn dorst willen lessen, als we hem hier in dit leven gebrek zien lijden?

Och vriend, mochten we onze eigen heiwaardige plaats maar eens meer overnemen, de wraakzucht zou wel van ons wijken. U ziet toch wel, dat de vermaningen van de apostel ons zeggen waar het veelal bij ons net aan ontbreekt?

HOPENDE: Och vriend, wat de beoefening van de ware godzaligheid betreft, kunnen wij er voor onszelf nooit met veel eer uitkomen. We kunnen maar nooit genoeg om doorgaande zielsontdekking vragen. Voor het vlees is die ontdekking niet zo aangenaam, maar we zijn er toch zo goed mee. Het komt altijd wel openbaar bij een mens, of er nog een weinig of in het geheel geen ontdekking is. De ware ontdekking brengt de mens altijd aan de grond. Die ontdekking doet ons dus niet vanuit de hoogte neerzien op degenen die ons kwaad doen. We zien in hen alleen ons eigen beeld maar terug. En dan moet het ons een wonder zijn, als de Heere ons heeft willen bewaren voor wat deze mensen hebben gedaan. En och vriend, we zijn beiden oud geworden en onze ogen hebben al heel wat gezien. We heb-

(vervolg op blz. 68)

Vervolg Hopende en Uitziende

ben Gods wraak aanschouwd aan degenen door wie we kwalijk behandeld werden om der Waarheid wil. En dan zijn er dingen gebeurd, die wij ons niet hadden kunnen voorstellen. Men viel in de verschrikkelijkste zonden en moest de vreselijke gevolgen daarvan ondervinden. Zouden we dan nog niet te eten en te drinken willen geven, als we denken aan de ontzettende wraak des Heeren over hen? Maar de apostel zegt hier ook nog wat anders over. Hij zegt: "want dat doende zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen". We begrijpen de betekenis wel van die woorden. De vijand moet erdoor beschaamd worden, als hij ziet hoe wij hem goed voor kwaad vergelden. Dat zijn die vurige kolen op zijn hoofd. Die vurige kolen op zijn hoofd zouden nog een gunstige uitwerking kunnen hebben tot zijn bekering. En zouden we die bekering onze vijanden niet moeten gunnen?

Als God de vijanden bekeert, zijn ze onze vijanden niet meer. Stefanus heeft stervende voor zijn vijanden gebeden. Zijn gebed is verhoord in de bekering van die jongeling Saulus, aan wiens voeten ze zijn klederen hadden gelegd. En deze Saulus vinden we hier nu aan het woord. Is het dan een wonder, als we zulke vermaningen van hem in zijn zendbrieven beluisteren? Hij besluit dan ook dit hoofdstuk met te zeggen: "Word van het kwade niet overwonnen, maar overwin het kwade door het goede". Als er over kwaad gesproken wordt, is daar vanzelf veel van te zeggen. Veel kwaad zijn we allen in dit leven onderworpen. De wijze Prediker spreekt ook over kwade dagen. De apos­ tel heeft echter in het bijzonder het oog op het kwade dat ons door de vijanden wordt aangedaan. Het is de bedoeling ook van de vijanden om ons daardoor te overwinnen. Maar we overwinnen hen door het goede te bewijzen voor het kwade dat zij ons aandoen. Dit is werkelijk een overwinning te noemen. We willen altijd de vijand maar overwinnen door een wedervergelding te doen. Maar we overwinnen hem door vurige kolen op zijn hoofd te hopen. En dit is nu ook een overwinning waar we zelf zo goed mee zijn. Zo mogen we de versmaadheid van Christus een meerdere rijkdom achten dan al de schatten van Egypte. En dat ook ziende op de vergelding des loons. Het hemels Kanaan is aan het einde van de strijd hier op aarde, het deel van degenen die al die Enakskinderen, ook van binnen, hebben mogen overwinnen.

UITZIENDE: O vriend, dat we toch eens meer op die zalige overwinning mochten zien! Dat er zo toch ook bij ons evenals bij een Jozua en Kaleb een andere geest mocht te vinden zijn dan bij die verspieders die een kwaad gerucht voortbrachten van het beloofde land.

HOPENDE: Vriend, we zien dus dat de vermaningen van de apostel ons nog wel wat te zeggen hebben gehad. Het zal toch alleen maar door genade zijn, als we die eeuwige overwinning eens over alle vijanden, van binnen en van buiten, zullen mogen behalen. In eigen kracht zullen we in de strijd nooit staande kunnen blijven. Maar door de weg die ons door de apostel is voorgesteld, brengt God Zijn volk tot de eeuwige zaligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1997

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1997

De Wachter Sions | 8 Pagina's