Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

14 minuten leestijd

Aan een jonge lezeres,

Je hebt me gevraagd om iets te schrijven over het formuliergebed. En dan bedoel je daarmee het gebed dat aan tafel wordt gedaan, voor en na het gebruik van de spijze. Je wilt niet graag dat anderen uit mijn schrijven zullen kunnen opmaken aan wie ik zit te schrijven. Nu, dat kan ik begrijpen. En je vraag is heus toch wel een antwoord waard. Het is me gebleken uit je schrijven, dat een vrij gebed je meer doet dan een formuliergebed. Je hebt me gevraagd om persoonlijke dingen die je gemeld hebt in je schrijven, maar te laten rusten. Nu, daar wil ik ook niet op ingaan. Ik vind het zelf ook wel nuttig om eens iets over het gebed te schrijven. En daar is het je dan toch ook om te doen.

In de meeste gezinnen wordt een formuliergebed gebruikt en dan ook wel het "Onze Vader", dat Christus Zijn discipelen geleerd heeft. Er zijn ook wel gezinnen waar geen formuliergebed hardop gebeden wordt. Ik ben er achtergekomen door mijn verblijf hier en daar in het land, dat er bepaalde plaatsen zijn waar men het zelfs ongeoorloofd acht om als een onbekeerd mens hardop te bidden. Nu kan ik op zichzelf wel waarderen dat men het gebed zulk een grote zaak acht, dat men uit schuchterheid het niet aandurft om hardop voor te gaan in zijn huisgezin. Het gaat echter ook wel zo ver dat men het veroordeelt als men in het gezin hardop durft voor te gaan, als men nog een mens zonder genade is. Maar de vader behoort toch priester in zijn huis te zijn en zo zie ik het toch als een plicht voor de huisvader om hardop voor te gaan in het gebed aan tafel. En als vader niet aanwezig is, vind ik het ook wel stichtelijk als moeder die plicht vervult. Maar er zijn ook streken in het land waar in elk huis bij het gebruik van de maaltijd het "Onze Vader" wordt gebeden. Nu ga ik verder op al die streekgewoonten maar niet in.

Ik moet nu schrijven over het formuliergebed. Terwijl ik deze brief schrijf, kwam me juist onder de ogen wat Sm5rtegelt in zijn boek over de Maandagse Catechisatiën heeft geschreven over het formuliergebed. In het boek dat al enige tijd geleden uitgekomen is over de oude schrijvers, heeft onze medewerker in ons blad, dr. H. Florijn, dit opgenomen. En ik wil dit graag nu ook even hier laten volgen. In dat boek van Smjrtegelt lezen we: "Vraag: Is het genoeg dat men een formuliergebed bidt, dat men in zijn kindsheid van buiten geleerd heeft?

Antwoord: Nee, dat is goed voor kinderen, die niet anders kunnen. Maar er moest niemand tot jaren van onderscheid gekomen zijn, of hij moest uit zijn hart bidden. Paulus zegt in 1 Kor. 13 : 11: "Toen ik een kind was, deed ik als een kind; maar nu ik een man geworden ben, heb ik afgelegd wat des kinds is". Het is schande, dat ouders bidden hetgeen de kinderen bidden. Waar dat gedaan wordt, is oneerbiedigheid. Men slaapt half, men is niet bewogen, men telt het de Heere zo maar toe, dikwijls half slapende. Het is niet goed altijd hetzelfde te bidden. Onze noden zijn verschillend, nieuw en vers, en daarnaar moet ons gebed zijn. Anderen zeggen: Ik kan niet bidden, ik kan buiten het boek niet bidden.

Het scheelt daaraan dat gij niet genoeg aan God denkt.

Verstaat gij uw religie niet, hoe ellendig en zondig gij zijt, hoe groot God is, dat ge bekeerd moet worden, geloof moet hebben? Neen, het moet uit het hart zijn; dan ziet de Heere dat gij beseft wat gij eist. Het is het allereerste van hen die overtuigd worden, dat de formulieren weg moeten. Bij de Geest der overtuiging komt meteen de Geest der genade en der gebeden. En de Heere zegt: Ziet ge het niet, dat ge geestelijke dingen van node hebt? Waar dat komt, vindt ge meteen prikkeling om alleen te gaan en daar komen gehele stromen. Het gebeurt wel dat ge in het begin dodig zult zijn en op het einde van uw gebed weder geheel levend gesteld wordt. Dat moedeloos spreken: Ik kan niet bidden, dat deugt niet! Indien gij eens rechtuit spreken mocht, misschien hebt ge al in lang uw knieën niet gebo­ gen.

gen. Ik heb toch geen genade, zegt ge, en ik kan niet bidden. Ga, bid! zeggen we, en toon zo uw achting die ge voor de genade hebt; en als ge het dan ook waarlijk niet kunt, laat het evenwel niet na. Neem dan voor die tijd liever een staf en gebruik dan een gebed dat de heilige mannen geschreven hebben, en dan zal het zo gaan, dat gij het zelf niet weet.

Anderen zeggen: Het gaat beter als ik zo maar uitschietende gebeden bid, ik heb dan meer, dan dat ik mij statelijk afzonder. Wel mens, zie toe dat de statelijkheid van u niet weggenomen zal worden, opdat als gij de uitschietende gebeden eens kwijt zijt, gij dan niet geheel ontbloot zijt. Uitschietende gebeden zijn zeer zoet, maar laat daarom nooit de statelijke na, wij zijn allemaal in des Heeren hand. Ontmoet u kruis, of zijt ge bekommerd, wend u eerst en vooral naar de Heere, en al gaat het in het eerste zo niet als gij het wel gemeend had, houd maar aan, het zal nog als een hele stroom worden, zodat gijzelf daarover zult moeten verbaasd staan”.

Ik heb nu maar eens even geheel over geschreven wat we over het formuliergebed van de hand van Smytegelt kunnen lezen. En hoewel er dan niet zozeer en alleen over tafelgebeden door hem is geschreven, voor geheel het gebedsleven heeft het ons genoeg te zeggen. Er wordt over het algemeen maar niet recht beseft wat bidden is. Het is een spreken tot God als de allerhoogste Majesteit. Het besef daarvan moet zich ook openbaren in geheel onze houding in het gebed. Daar is ook nog wel wat over te schrijven. Ik heb wel mensen meegemaakt, die in een zittende houding in een vergadering moesten voorgaan in het gebed en dan de Heere aanspraken met een noemen van heel wat deugden of volmaaktheden van het Goddelijk Wezen, maar dan met de knieën over elkaar. Men scheen dus wel een rechte indruk ervan te hebben wie God in de volmaaktheid van Zijn Wezen en deugden is. Als men in een gesprek met de koningin zou zijn, dan zou men denkelijk wel een andere houding aannemen.

Maar nu moet ik in het bijzonder iets schrijven over het gebruik van een formuliergebed bij de maaltijd. Wat het gebruik van het "Onze Vader" betreft, dan kan men vragen of dit voor een onbekeerd mens wel geoorloofd is. In mijn catechismusverklaring heb ik geschreven, dat een onbekeerd mens dat gebed wel gebruiken mag, want de Vadernaam wordt ook wel gebruikt in de Psalmen. Dus als men het wil doortrekken dat een onbekeerd mens het "Onze Vader" niet mag bidden, dan moet men daarbij ook bepalen dat men geen Psalmen mag zingen waar de Vadernaam in voorkomt. Maar wat kunnen we dan nog wel zingen en bidden? De andere namen des Heeren zijn ook van grote betekenis. Och, al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. We zullen de zaken van de woorden moeten leren verstaan. Daar heb ik ook in mijn catechismusverklaring op gewezen.

Maar wat nu het formuliergebed betreft, ik stem toe dat het gebruik van een vrij gebed wel wat meer is aan te bevelen. Daarin ben ik het geheel met Smytegelt eens. Ik moet daar echter ook wel aan toevoegen, dat er in deze tijd heel wat gemist wordt voor onze jeugd. Veelal heeft men geen ouders die met genade zijn bedeeld en van wier bidden er wat uit kan gaan. En onbekeerde ouders die nog onder de indruk leven van de Waarheid die zij belijden, zijn er ook nog niet zoveel. Dus de gebeden, ook als men die hardop doet en als men formuliergebeden gebruikt, zijn over het algemeen maar sleurgebeden. Nu ik daar toch over schrijf, is het me misschien wel vergund, om iets te schrijven over het bidden in mijn ouderlijk huis. Ik heb een vader gehad, voor wie de verborgen gebeden geen sleurgebeden waren, want die heb ik weleens afgeluisterd zonder dat hij het wist. Hij had de gezette tijden van afzondering en deed dan zijn gebed hardop, zonder te beseffen dat hij daarin afgeluisterd kon worden, want hij behoorde niet tot dat farizese geslacht dat op de hoeken van de straten stond te bidden om van de mensen gezien te worden. Integendeel, hij was een arme bedelaar, die wel wist hoe de Heere hem staande had gehouden, maar met het evangelisch licht dat hem toch wel geschonken is, een onbekeerd mens in zichzelf bleef tot zijn dood toe, hoewel de Heere op zijn sterfbed zijn ganse leger nog heeft willen veranderen en getuigenis aan Zijn Eigen werk heeft willen geven. Maar toen hij in het huwelijk ging, is het zijn verzuchting geweest, of de

Heere hem een gebed wilde geven om dat voor en na de maaltijd te gebruiken. En dat heeft de Heere gedaan. Als kinderen waren we er soms verwonderd van, hoe gepast in dat korte gebed om al het nodige werd gevraagd. En later heb ik nog wel moeten denken, dat het een wonder was, dat een eenvoudige man zo'n gebed deed waar taalkundig zelfs nog niets aan mankeerde. Maar dat gebed had de Heere hem geleerd. En meestentijds mocht hij dat gebed ook doen met indruk van wat hij uitsprak in dat gebed en ook liet het indruk bij ons als kinderen na.

Zo'n formuliergebed is dus zeker niet af te keuren. Maar verder ben ik het met je eens, dat een formuliergebed over het algemeen weinig indruk geeft en dat een vrij gebed, als er nog enige indruk is van wat men aan de Heere vraagt, ook voor de huisgenoten meer stichtelijk kan zijn. En och, ik kan niet nalaten om nog eens te herhalen, dat onze jeugd over het algemeen hierin ook veel moet missen in deze tijd. Men kan het niet genoeg waarderen als men ouders met genade bedeeld mag hebben, want hun gebedjes zal men later ook wel moeten missen. En dan zal men daar zeker ook nog wel aan terugdenken.

Maar nu zou ik toch in het bijzonder ook iets willen schrijven over de inhoud van de woorden die men gebruikt. Er is dus niets op tegen als men het "Onze Vader" gebruikt. Maar het wil toch wat zeggen, als men dat allerhoogste Goddelijke Wezen als Vader aanspreekt in het gebed. In deze tijd wordt in het schrijven in verschillende kerkelijke bladen vader Brakel nogal eens aangehaald en geciteerd, hoewel men dan veelal weet te citeren wat in eigen kraam het beste te pas komt. Ik denk bijvoorbeeld aan wat hij over de wedergeboorte heeft geschreven. Dat kleine stukje over een wedergeboorte in de jeugd, waarvan men het juiste tijdstip niet precies weet en die niet met zoveel verschrikkingen en benauwingen gepaard gaat, weet men toch zo goed te vinden en op zichzelf toe te passen. En ook als het over de uitwendige roeping gaat, weet men wel te gebruiken voor wat men een ruime evangelieprediking noemt, wat hij dan schrijft over de aanbieding van Christus in het evangelie en over de noodzakelijkheid van in Hem te geloven. Ik wil daarom even neerschrijven wat hij woordelijk hierover heeft geschreven in dat bekende boek over de "Redelijke Godsdienst", in de hoop datje dat werk ook maar eens goed zult gaan bestuderen.

Hij schrijft dan, als het over de uitwendige roeping gaat: "Dewijl nu Christus allen, die onder de bediening zijn, aangeboden wordt, zo mag niet alleen een iegelijk komen, en niemand behoeft achter te blijven, uit vrees of hij wel geroepen wordt, maar een iegelijk moet tot Christus komen, en Hem aannemen, om door Hem gerechtvaardigd, geheiligd, bewaard en verheerlijkt te worden. Dit moet men niet opvatten, alsof een iegelijk verplicht ware te geloven, dat Christus voor hem gestorven en zijn Zaligmaker was, dat zij verre, dat is het geloof niet. Het geloof is niet de verzekering, die is een gevolg van het geloof; maar het bestaat in de uitgang uit zichzelve van een verlegene over zijn ellendige staat, en van een begerige ziel naar verzoening, vrede, heiligheid en heerlijkheid, en in het overgaan in Christus en in het aannemen van Hem, Die Zichzelf aanbiedt, en een ieder tot Zich roept en nodigt, met de belofte, dat die komen, niet uitgeworpen zullen worden, en in het verlaten van zijn ziel op Hem, als de almachtige, waarachtige en getrouwe Zaligmaker. Als iemand nu in de oefening van die daden levendig is, en die waarlijk in zich bevindt, dan volgt eerst de verzekering dat Jezus voor hem gestorven is. Die onder de bediening leeft, is verplicht om in Christus te geloven, maar niet om te geloven en zich verzekerd te houden dat Christus voor hem gestorven is, want dan zou iemand leugen kunnen geloven, daar toch het geloof niet dan waarheid voor een voorwerp kan hebben”.

Dit schrijft Brakel dus over de uitwendige roeping. En ik kan het niet nalaten om dit je ook even onder het oog te brengen in deze tijd van zoveel verleiding, waartoe men ook zelfs zich bedient van wat de oudvaders hebben geschreven. Maar nu raad ik je ook aan, om maar eens goed te lezen wat Brakel over het bidden schrijft. Als kind zat ik al met dit boek van Brakel voor me. Al was het ook in de oude druk, maar dit boek kon ik toen al lezen. En nu tot in mijn ouderdom toe, is hij voor mij nog een geliefde schrijver en kan ik niet goed verdragen als hij zo misbruikt wordt. Nu je toch zo'n vraag aan me hebt gedaan over het gebed, neem ik aan datje een begeerte naar onderzoek zult hebben. Ik ben ermee verblijd als me door jonge mensen vragen worden gesteld die betrekking hebben op het zieleleven. Daarom heb ik je vraag graag willen beantwoorden, al heb je wel wat lang op dit antwoord moeten wachten. Er zijn vragenstellers die je al lange tijd voor zijn. En nu kan ik alles niet gaan citeren wat er door Brakel over het gebed gezegd wordt, want dan wordt de briefte lang en ik houd het vele schrijven ook niet meer zo vol. Het gehele gebed des Heeren wordt door Brakel verklaard. Maar ik raad je ook aan om eens te lezen wat hij schrijft over de aanneming tot kinderen. En dat ook weer in verband met het "Onze Vader". Die aanneming tot kinderen is toch zulk een grote weldaad. Daar wijst Brakel ook zo aangrijpend op. Hij schrijft zo: "De afkomst en staat van een kind Gods, is het voortreffelijkste, dat er zijn kan in zichzelven. Een kind van een koning te zijn is groot in de wereld; velen roemen, dat ze hun afkomst van koningen en van groten in de wereld rekenen; sommige heidenen pochten, dat zij van goden afkomstig waren; maar wat is het, een kind te zijn van God Zelf, Die alle heerlijkheid in Zichzelf heeft. Die boven alle lof is, Die alles gemaakt heeft, Die alles toekomt. Die alle schepselen, alle koningen der aarde op een wenk moeten ten dienste staan, en op een stip moeten gehoorzamen. Die alles wat Hij wil doet, Die niet dan liefde en goedheid is, en alles wat Hij is voor Zijn kinderen is? Zij zijn van een Goddelijke afkomst. Laat edelen door een lange reeks van adellijke voorouderen opklimmen tot hogere stammen; laat familiën, nu slecht en gering, nog moed dragen, dat hun voorouderen aleer edel waren, dat is ten uiterste maar aards. Gij, o kinderen Gods! rekent gij uw afkomst van God Zelf, niet alleen van God Zelf als Schepper, hetwelk anderen gemeen hebben, en hetwelk maar dienen kan tot beschaming, dat wij van die hoge God zijn afgevallen, en daarom vijanden zijn, en waardig van Hem gestraft te worden; maar dat gij van Hem tot kinderen zijt aangenomen, en gesteld zijt om voorwerpen te zijn van Zijn Vaderlijke goedheid”.

Ik hoop dat alle "Onze Vader"-bidders dat ook maar eens goed lezen en dat dit eens goed tot hen door mocht dringen. Nu, ik hoop dat ik je nu voldoende geantwoord heb op watje me hebt gevraagd. Heb je nog meer te vragen, doe het dan maar gerust. Ik wil graag mijn laatste krachten nog ten dienste stellen voor onze jeugd, kon het zijn tot zaligheid van de onsterfelijke zielen van deze jonge mensen.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1998

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1998

De Wachter Sions | 8 Pagina's