Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gulden verdwijnt

Bij de afgelopen jaarwisseling is iets gebeurd, dat al het millennium-gedoe dat ons eind dit jaar te wachten staat, al bij voorbaat in de schaduw stelt. Onze Nederlandse gulden is geschiedenis geworden. Hij heeft plaats moeten maken voor de euro.

Zeker, de gulden blijft nog wel even bestaan, maar als een afgeleide van de euro. Zoals een dubbeltje en een kwartje dat zijn van een gulden. Onze gulden is geen zelfstandige munt meer. Zoals een kwartje een kwart van een gulden is, is nu de gulden vijFelfde van een euro.

Nog drie jaar zal ons Nederlandse geld dienst kunnen doen, in de winkel, op de markt, in de automaten, in de collectenzak. Maar giraal zal er deze drie jaar steeds vaker in euro's gewerkt worden. Steeds meer zullen de prijzen ook in euro's aangegeven worden, om de mensen vertrouwd te maken met de nieuwe rekeneenheid: een euro is ƒ 2, 20. Voor iets dat nu een tientje kost, moeten we straks vier en een halve euro betalen. Steeds vaker zullen we het nieuwe teken van de e met twee streepjes zien. En in 2002 kunnen we ons laatste Nederlandse geld omwisselen. Dan is het voortaan alleen nog maar euro.

De gevolgen strekken zeer ver. Nederland heeft zijn zelfstandigheid op het gebied van het geldwezen (met een vreemd woord noemt men dat de monetaire zelfstandigheid) per 1 januari 1999 opgegeven. Daarmee begint een nieuw tijdperk in onze geschiedenis, waar we zeker niet blij mee kunnen zijn. Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje hebben deze stap gedaan, samen met zeven kleinere landen waarvan Nederland het grootste is. Engeland doet (nog) niet mee.

Er zijn natuurlijk mensen, die zeggen: Het zal best wennen zijn aan dat nieuwe geld, en we kunnen ons indenken dat het voor oudere mensen moeilijk zal zijn, eer zij van zoveel dingen het nieuwe bedrag in hun hoofd zullen hebben, maar echt, het zal wel lukken. En het is toch ook wel gemakkelijk. Met vakantie in het buitenland hoefje niet meer te wisselen. En voor het internationale zakendoen is het een grote verbetering, één Europese munt.

Onbegrijpelijk, dat er zo weinig oog is voor de geweldige schaduwzijde. De ene munt leidt onvermijdelijk tot de noodzaak van een vergaande politieke eenwording.

De deelnemende landen zullen hun beleid op elkaar af moeten stemmen. Het is niet meer mogelijk, verschillen in concurrentiekracht en inflatie weg te werken door devaluatie van de eigen munt. Het is niet meer mogelijk, dat het ene land zijn begroting gezond wil houden, terwijl het andere voorrang geeft aan de noodzaak tot bestrijding van de werkloosheid. De internationale handel neemt toe en daarrnee de concurrentie. Om de verschillen te verminderen zullen de belastingstelsels naar elkaar toe moeten groeien. De lonen en prijzen liggen in ons land relatief lager dan elders. Dat kan natuurlijk niet zo blijven. Kortom, het zal blijken dat er geen weg terug meer is. Een gemeenschappelijke Europese munt leidt onvermijdelijk tot een gemeenschappelijke Europese regering.

We schreven al in 1991, en we kunnen het nu herhalen, alleen met dit verschil dat nu de beslissende stap gezet is:

Nederland wordt een provincie van Europa. Niet alleen onze buitenlandse politiek, niet alleen onze internationale handel en dergelijke, maar juist in de eerste plaats onze binnenlandse politiek wordt de komende jaren geëuropaïseerd. De inrichting van onze Nederlandse samenleving, de vormgeving van het bestuur, maar ook de geldende ethische normen en waarden zullen steeds sterker bepaald worden door Europese regelgeving.

Vasthouden aan ons eigen belastingstelsel, ons eigen stelsel van sociale zekerheid, onze eigen manier van bekostiging van de gezondheidszorg, het zal allemaal best nog wel mogen, tot op zekere hoogte, maar het zou in een Europa zonder grenzen, met vrij verkeer van personen, goederen en diensten weleens net verkeerd kunnen werken. We moeten meelopen in de Europese pas.

Eerlijke concurrentieverhoudingen op de gemeenschappelijke Europese markt kunnen alleen worden bereikt door gelijktrekking van de overheidssteun in de diverse landen aan het bedrijfsleven en door harmonisatie van de nu nog sterk uiteenlopende belastingstelsels. Dat is allemaal politiek. Datzelfde geldt, en ik noem maar wat willekeurige zaken, op het gebied van arbeidswetgeving, welzijn, milieu, energie, rampenbestrijding, justitie.

En daarbij zal het niet blijven. Wij kennen in Nederland nog vrij strenge bepalingen inzake zondagsarbeid. Die zullen terwille van de economische integratie aangepast moeten worden aan wat elders gangbaar is. Hoe kunnen wij nog de laatste resten van de zondagsrust handhaven, wanneer het bedrijfsleven zeven dagen continu-arbeid eist om op de vrije Europese markt mee te kunnen blijven doen?

Terzake van de man-vrouw-verhouding op de arbeidsmarkt zullen we in geforceerd tempo toe moeten groeien naar "Europese" normen, met alle gevolgen vandien voor de positie van huwelijk en gezin. Zuiver op gronden van doelmatigheid zal er een sterke druk zijn om allerlei maatschappelijke verschillen tussen de lidstaten weg te nemen of althans zo klein mogelijk te maken. De onderwijsstelsels zullen op elkaar afgestemd moeten worden.

De ontwikkelingen in het bedrijfsleven zelf laten we dan nog maar rusten: een groei naar steeds grotere internationale ondernemingen (met alle gevolgen vandien voor het midden- en kleinbedrijD. Het denken in Europese verhoudingen zal werken en wonen in een ander dan het geboorteland steeds meer normaal en onvermijdelijk maken.

Wie nu nog niet inziet dat economische integratie zal leiden tot zeer vergaande politieke integratie en vermenging van volken, is niet wijs. Een grote moeilijkheid is, dat niemand nu kan zeggen hoever dat zal gaan. Maar er zal in elk geval weinig beleidsruimte overblijven voor de handhaving van het nationaal eigene. Want we hebben het wel over beleidsterreinen die in sterke mate het eigen karakter van een land bepalen. En dan zwijg ik nog maar over het voeren van een eigen beleid naar de norm van de Schrift.

Zal ons unieke Nederlandse onderwijsstelsel kunnen blijven bestaan, wanneer Europese eenwording geheel nieuwe eisen aan de kwaliteit van het onderwijs gaat stellen, met onvermijdelijke verschuiving van de beschikbare middelen. Zal er dan nog ruimte blijven voor het bijzonder onderwijs?

Elk volk heeft zijn eigen wordingsgeschiedenis. De onze ligt in de strijd om de vrijheid. God te dienen naar Zijn Woord. Dat heeft in sterke mate onze geschiedenis tot op heden bepaald, en daarmee tevens de inrichting van ons maatschappelijk bestel. De ruimte om een leven naar het Woord van God niet alleen individueel te belijden, maar daaraan ook in groepsverband uitdrukking te geven in christelijke politiek, christelijk onderwijs, christelijke kranten, christelijke instellingen, verplegings- en verzorgingstehuizen, is een verworvenheid waarop geestverwanten in andere landen jaloers zijn. Dat komt onder zeer zware druk te staan, wanneer ons nationaal eigene zou opgaan in de smeltkroes van een postchristelijk, geseculariseerd Europa.

Wat zal de toekomst van onze taal zijn in een verenigend Europa? Is er nog een reële plaats voor naast Frans, Duits en Engels? Wat zal er dan gebeuren met het grote cultuurgoed dat in onze Nederlandse literatuur ligt opgetast? Zullen onze kleinkinderen onze oude schrijvers nog kunnen lezen?

Met de afschaffing van ons eigen geld is de beslissende stap gezet. En het heeft in dit stadium geen enkele zin, individueel het eurogeld te boycotten. Over drie jaar zal onze gulden gewoon niet meer geldig zijn.

Van Nederland geldt in bepaald opzicht hetzelfde als wat de Heere heeft gesproken van Israël: Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord, en Israël heeft

Mijner niet gewild. Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen, Psalm 81.

We eindigen met de bekende woorden, waarmee Groen van Prinsterer in 1840 zijn Handboek der geschiedenis van het vaderland besloot. Profetische woorden. "Hoedanig zal het lot van Nederland zijn? Is het bestemd om in grotere rijken opgenomen en met verlies zijner nationaliteit opgelost te worden? Ofwel is de hoop gegrond dat wat verstorven schijnt, door wat nog leeft met nieuwe levenskracht zal worden bezield? Dit is onzeker, maar ontwijfelbaar is het dat de historie van Nederland, in vroeger eeuw bij uitnemendheid bevoorrecht, tot op deze dag aan de onbedrieglijkheid der beloften en der bedreigingen Gods getuigenis geeft; dat ook in volgende tijden het onderscheid zal gezien worden tussen de rechtvaardige en de goddeloze. (...) Welgelukzalig is het volk wiens God de Heere is."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 1999

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 1999

De Wachter Sions | 8 Pagina's