Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer J.G. te K.,

De vraag is me door u gedaan om iets te schrijven over de zoveel betekenende woorden die de Heere Jezus gesproken heeft tot Pilatus, als Hij hem deed weten wat Zijn koningschap inhield. Voor Pilatus werd Christus immers door de Joden ervan beschuldigd, dat Hij Zichzelf koning wilde maken. Pilatus heeft gevraagd welke beschuldiging ze tegen Hem hadden in te brengen. En daarop heeft men geantwoord: "Indien Deze geen kwaaddoener ware, zo zouden wij Hem u niet overgeleverd hebben". Pilatus heeft Hem dan ook de vraag gesteld: "Zijt Gij de Koning der Joden? " Jezus heeft hem daarop doen weten dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld was. Daar heeft Pilatus niets van begrepen. Hij heeft Hem de vraag gedaan: "Zijt Gij dan een Koning? " En Jezus heeft hem daarop geantwoord: "Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou. Een iegelijk die uit de waarheid is, hoort Mijn stem". U hebt aangevoeld dat deze laatste woorden in het bijzonder zeer veel hebben te zeggen. Daarom hebt u gevraagd of ik daar eens iets over zal willen schrijven.

Die woorden hebben inderdaad zeer veel te zeggen. Maar ze staan in verband met al wat de Heere Jezus hier van Zijn koningschap heeft gezegd. Hij heeft Pilatus dus doen weten dat Zijn koninkrijk geen aards, maar een geestelijk en hemels koninkrijk was. Maar dan heeft Hij ook gelijk van de aard van Zijn koninkrijk getuigenis gegeven, want Hij heeft Pilatus doen weten dat Zijn koninkrijk een koninkrijk der waarheid is. Pilatus begreep er dus niets van, als Christus erkende dat Hij een Koning was, maar dat Zijn koninkrijk niet van deze wereld was. Daarom heeft Pilatus Hem nog eens de vraag gesteld: "Zijt Gij dan een Koning? " En nu heeft Jezus hem doen weten dat Hij over dat koningschap echt niet wilde zwijgen. Als de Joden vele andere beschuldigingen tegen Hem hebben ingebracht, heeft Hij daarop geen antwoord gegeven. Hier werd de profetie van Jesaja in bevestigd, dat Hij als een lam ter slachting werd geleid en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, doch alzo ook Zijn mond niet open deed. Als het de eer Zijns Vaders gold, heeft Jezus nimmer gezwegen. Ook heeft Hij niet gezwegen, als de Heilige Geest gelasterd werd. En als Zijn discipelen beschuldigd werden over het eten met ongewassen handen of over het aren lezen op de sabbat, dan heeft Hij ook niet gezwegen. Ook niet als er een vrouw was die Hem gezalfd heeft uit een albasten fles met zalf Maar voor Zichzelf heeft Hij Zijn mond niet opengedaan op al de valse beschuldigingen die tegen Hem werden ingebracht. Hij heeft gezwegen in het recht van Pilatus, als door dat recht het Goddelijke recht tegen Hem als Borg gehandhaafd moest worden, maar dan ook opdat Hij in het Goddelijk recht als het Zijn volk geldt, niet zwijgen zou, maar hun vrijspraak zou opeisen van de hemelse Rechter.

En dat zien we nu ook in Zijn getuigenis voor Pilatus, als Hij aangaande Zijn koninkrijk ondervraagd werd. Dat koninkrijk is immers Zijn kerk. En die kerk is een vergadering van de verkorenen Zijns Vaders. Die door God verkorenen zijn de onderdanen van deze Koning Die hier voor Pilatus stond. Van die onderdanen heeft Hij gezegd, dat zij Zijn stem zullen horen. Van hen heeft Hij gezegd dat zij uit de waarheid zijn.

Tegenover het koninkrijk van Christus staat het koninkrijk van de vorst der duisternis, die een mensenmoorder en een leugenaar is van den beginne. En van hem zijn we allen van nature gewillige onderdanen. Ook de door God verkorenen. Maar ze worden door genade een nieuwe geboorte deelachtig. Daardoor zullen ze van koning mogen veranderen. En dat zal in de vrucht ook zeker openbaar komen. Het zal te zien zijn, dat ze vanuit de duisternis tot het licht en van de leugen tot de waarheid zijn gebracht. Ze hebben de waarheid lief gekregen. En zo gaan ze de zuivere leer der waarheid ook beminnen. Ze krijgen een waarheid lief die niet naar het vlees is. Dat is een ontdekkende en ontgrondende waarheid, die alles als waardeloos voor God afsnijdt wat van de mens is. Als die waarheid recht verkondigd wordt, dan wordt men niet bij dat koninkrijk van Christus ingesloten, maar dan wordt men er buiten gepreekt.

Zulk een waarheid is bij de natuurlijke mens niet gewild. Men begeert een prediking waarin men een grond onder de voeten krijgt, al is het ook dat die grond voor de eeuwigheid niet houdbaar is. Ook hierin komt openbaar dat men liever voor de eeuwigheid bedrogen wil zijn dan dat men eerlijk en oprecht behandeld wordt. Dus blijkt ook hierin, al is het dan in een godsdienstige weg en op een vrome manier, dat men de leugenaar toegevallen is. Om Gods eer en recht bekommert die mens met zijn uitwendige vroomheid zich niet.

Door een nieuwe geboorte zal dit echter anders worden. Christus heeft gesproken over een iegelijk die uit de waarheid is. Men is uit de waarheid, omdat men uit God geboren is. En die uit God geboren is, die hoort de woorden Gods. De waarheid heeft degenen die uit God geboren zijn, vergezeld gaande van de Geest der waarheid, overtuigd van zonde, gerechtigheid en van oordeel. Zo heeft men de waarheid als een volmaakte deugd en eigenschap in het Goddelijk Wezen recht leren zien.

Dan heeft men het leren overnemen dat God waarachtig is in Zijn bedreiging. En dat ook omdat Hij van Zijn recht geen afstand kan doen. De mens van nature gelooft de waarheid maar niet recht. God heeft gezegd: "Ten dage als gij daarvan eet (namelijk van die boom der kennis des goeds en des kwaads), zult gij den dood sterven". Satan heeft echter beweerd dat men etende van die boom niet zou behoeven te sterven, maar God gelijk zou zijn. Dat heeft de mens geloofd. En zo heeft men zich de dood gegeten aan de verboden boom. Nu kunnen we allen weten dat we moeten sterven. Die waarheid is door geen mens tegen te spreken. Maar toch blijft men altijd het woord des duivels geloven, want men leeft alsof men niet behoeft te sterven.

Al wordt men ook met een dodelijke krankheid bezocht, waarvan men zeker weet dat men ervan sterven moet, men blijft toch de dood liefst maar zover mogelijk van zich stellen. Het is niet te zeggen hoe diep ellendig de mens toch in zijn natuurstaat is! Men is dan ook niet alleen de tijdelijke dood onderworpen, maar men is geestelijk dood. En zo is men dood voor de dood.

Jezus heeft echter gesproken over degenen die uit de waarheid zijn. Het is de vrucht van een nieuw leven, dat men waarlijk gaat geloven dat men moet sterven. Dat komt ook omdat men over leert nemen dat de dood de rechtvaardige straf op de zonde is. God kan naar recht de zonde met niet minder straffen dan met de dood. En daar men nu uit de waarheid mag zijn, krijgt men dat recht ook lief En zo krijgt men ook een waarheid lief waarin God op het hoogst verheerlijkt en de mens op het diepst vernederd wordt. Een waarheid die de mens gans schuldig verklaart en van al het werk van de mens als grond voor de eeuwigheid niets doet overblijven. Dat komt omdat de ontdekking van binnen doorgaat, waardoor men zijn gans verdorven en leugenachtig bestaan leert kennen. Het is waar, dat de levendmakende daad Gods er zich in openbaart, dat de mens aan het werk gaat. Omdat men de waarheid gaat geloven die ons zegt dat we moeten sterven, kan men niet dodelijk gerust blijven voortleven. Men leert zich haasten en spoeden om zijns levenswil. Maar in een wettische weg van doen en laten komt ook openbaar dat men nog in een verbroken werkverbond het leven zoekt. De weg tot de boom des levens, als een verzegeling van de waarheid van Gods belofte in het werkverbond, moet dan ook voor ons worden afgesneden. Dat is niet zo aangenaam voor het vrome vlees. Er kan een oprechte keus in de ziel gekomen zijn om voor God naar Zijn geboden te leven. Men heeft dan toch ook veel begeerlijks in dat koninkrijk gezien waar Jezus tegenover Pilatus getuigenis van gegeven heeft. De onderdanen van dat koninkrijk heeft men ook recht lief gekregen. Blind voor de weg die alleen tot de zaligheid leidt, heeft men ge-

hoopt dat men zo tot het eeuwige leven zal kunnen komen. Maar er gaat een streep door die verwachting. Men zal de waarheid moeten leren verstaan, dat door de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd zal kunnen worden voor God.

Dan zal men de zuivere leer der waarheid nog weer anders leren beluisteren dan dat men aanvankelijk heeft mogen doen. Maar zo wordt men toch ontvankelijk gemaakt voor een ontdekkende en afsnijdende waarheid. Als dan verklaard wordt hoe de mens van binnen is, dan vindt men daar bij ogenblikken nog een ademtocht onder, al is het dat men daar niet mee gered of geholpen is. Maar door de ontdekking aan de arglistigheid van het hart, valt er toch een betrekking op die waarheid waarin er eerlijk met de mens gehandeld wordt en waarin men er Gods eer niet aan waagt. Gods Geest wint de zondaar door een weg van ontdekking voor Gods recht en waarheid in. Van die waarheid wil men dan toch niets afgedaan hebben. Het is waar, dat men zijn vijandschap onder die waarheid ook wel gewaar wordt, maar ook juist die gewaarwording doet toch ook voor die waarheid invallen. God zal maken dat men een walg aan zichzelf krijgt en dan ook aan al wat uit het vrome vlees voortkomt. En nu heeft Christus gesproken over een iegelijk die uit de waarheid is. En nu heeft Hij gezegd, dat die Zijn stem zal horen. O, wat hield dit getuigenis dat Hij voor Pilatus gaf, toch veel in! Het volle Evangelie wordt erin ontsloten. De schapen zullen de stem van de Herder leren kennen. Ze horen Zijn stem, dat is het getuigenis dat Hij van de waarheid geeft. Maar ze leren dan ook de Herder Zelf kennen. Die Herder heeft als de goede Herder Zijn leven gegeven voor Zijn schapen. Daar heeft Hij hier voor Pilatus blijk van gegeven. Al zou Hij dan ook op het aandringen van de Joden om Zijn verklaring dat Hij een koning was, des doods schuldig worden verklaard. Hij zou de volvoering van dat vonnis gewillig ondergaan. En dat nu voor dezulken, die naar recht zich des doods schuldig leren kennen.

Het blijft voor hen ook niet bij zulk een erkenning met de dood nog ver uit het gezicht, maar met de dood voor ogen. Dan moeten ze sterven en voor eeuwig verloren gaan. Maar dat zal rechtvaardig zijn. Dat nemen ze oprecht over, al is het ze geen onverschillige zaak of ze behouden worden of verloren gaan. Het wordt daarom ook een roepen uit de diepte der ellende.

Maar deze schapen zullen de stem van de Herder mogen horen. Die stem horen ze, als het Evangelie eens recht voor de ziel ontsloten wordt. Dat is het Evangelie waarin de weg van het zalig worden uit vrije genade voor de grootste der zondaren geopend wordt. Dan behoeft er door de mens aan het werk der zaligheid niets meer toegedaan te worden. Wat wordt zalig worden dan toch ruim voor de ziel! Maar hoe dierbaar wordt die waarheid in het bijzonder voor de ziel, als die Persoon Die hier voor Pilatus de goede getuigenis heeft afgelegd, Zich door de ziel tot zaligheid wil doen kennen. Dan zal men ook de lieflijke stem van die Persoon mogen horen. Hoe wordt men daardoor toch zeer nauw aan die Persoon verbonden. Maar dan ook aan een waarheid waarin die Persoon recht verhoogd wordt. Een prediking waarin dat niet geschiedt, kan de ziel niet behagen.

Het woord van Christus dat Hij tot Pilatus sprak, hield dus zeer veel in. Hij stond hier als Borg, Die voor de Zijnen deze weg moest gaan. Zo gaf Hij getuigenis van Zijn koninkrijk als een koninkrijk der waarheid. Dit is een koninkrijk waarin de waarheid en de gerechtigheid elkaar ontmoeten. De waarheid is de koninklijke scepter van deze Koning. Dat is Zijn koninklijke wagen waarop Hij voorspoediglijk rijdt. Met de waarheid als het krachtigste wapen wordt dat koninkrijk beschermd en in stand gehouden. Het hield voor Pilatus ook heel wat in, als Christus zulk een getuigenis van Zijn koninkrijk gaf Pilatus had als rechter toch wel de ondervinding opgedaan van dat de wereld vol is van leugen en bedrog. Maar nu stond er Eén voor zijn rechterstoel, Die gekomen is om de waarheid weer in zulk een wereld te brengen. Van Hem wordt gezegd dat Hij de getrouwe Getuige is. Pilatus, moet ge Die nu veroordelen? Bedenk het wel, dat ge daar als rechter zit, omdat de zonde dat noodzakelijk heeft gemaakt, daar de wereld vol is van leugen en bedrog en van allerlei boosheid. En nu staat er Eén voor u, Die gekomen is om werkelijk weer de waarheid in de wereld te brengen. Zult ge Die nu veroordelen?

Maar Pilatus heeft daar niets van begrepen. Dat is ook wel gebleken, als hij schouderophalend heeft gezegd: "Wat is waarheid? " Het was Pilatus de moeite niet waard om daar verder op in te gaan. Hij wilde als het ware zeggen: waar hebt ge het nu over? Wilt ge nu voor wat ge als waarheid houdt, lijden en sterven? Geheel uw volk oordeelt over hetgeen u voor waarheid houdt, als een leugen en ik haal er helemaal mijn schouders voor op.

Maar zo stond Jezus hier nu voor de waarheid tot een spot. Dat onderging Hij nu ook als Borg. Wij hebben in Adam de waarheid verworpen en God tot een leugenaar gesteld. Daarom heeft God de mens ook zijn hoogmoed verweten, wat we ook als een spot zouden kunnen opvatten, als Hij gezegd heeft: "Zie, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad. Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens en ete en leve in eeuwigheid". En God kan ook rechtvaardig in ons aller verderf lachen en spotten als onze vreze komt. Maar om nu de mens van zulk een bespotting te bevrijden, heeft de Zoon van God Zich om de waarheid doen bespotten. O de diepte van het borgtochtelijke lijden is nooit door ons te peilen! Daartoe is Hij dus in de wereld gekomen, om de waarheid Gods in haar volle luister te herstellen. Opdat God weer als een God der waarheid tot de zaligheid gekend kan worden. Opdat de goedertierenheid en de waarheid elkander zouden kunnen ontmoeten in het hart des zondaars. Opdat er een volk zou zijn dat die waarheid weer zou mogen verstaan en de vrijmakende kracht van die waarheid zou mogen ervaren.

Dat volk mag de stem van de grote Herder der schapen horen. Men mag de waarheid omhelzen waarin op geen andere grondslag wordt gebouwd dan van de verheerlijkte deugden Gods in Christus. Zulk een waarheid gaat men beminnen die daarin de volle zaligheid verklaart en dat in het verlies van eigen werk en waardigheid. Door Zijn Geest gaat God nu dat volk in alle waarheid leiden. Zo leert men al wat van zichzelf is, schade en drek achten om de uitnemendheid van de kennis van Christus. Zo krijgt men die waarheid lief waarin Christus in Zijn volle Middelaarsbediening recht wordt verhoogd. Het houdt dus wat in, om de stem recht te horen van Hem Wiens koninkrijk een koninkrijk der waarheid is. Het houdt een loslaten in van alles waarop men daarbuiten heeft gesteund. Het is een omhelzen door het geloof van die enige grond van verzoening met God.

Dan breken alle wettische banden en wordt de ziel in de vrijheid gesteld. Zo wordt de verheerlijking Gods het hoogste doel der ziel en vindt men daarin de volle zaligheid. Daar komt nu van de mens niets bij. Dat is het zalig worden uit genade. O welk een dierbare waarheid is het dan toch, die men door het geloof mag omhelzen en die Gods Geest steeds dieper voor de ziel wil ontsluiten. De eeuwigheid zal er voor nodig zijn om zich in die waarheid volkomen te verliezen, als men in die wateren van eeuwige Goddelijke liefde zal mogen zwemmen. Hier op aarde worden dat al wateren waarin men niet meer staan kan, maar waarin men zwemmen mag.

Pilatus heeft na dit getuigenis van Christus weer moeten getuigen dat hij geen schuld in Hem kon vinden. Hoeveel getuigenissen van Christus onschuld zijn er toch gegeven. Ook de vrouw van Pilatus heeft van Zijn onschuld getuigenis moeten geven, als ze haar man liet weten dat hij toch niet te doen moest hebben met deze Rechtvaardige, want ze had veel geleden in de droom om Zijnentwil. Ook de moordenaar aan het kruis heeft getuigenis van Zijn onschuld gegeven. Ja, zelfs een Judas heeft dat moeten doen.

Zo ging Hij als een onschuldige ter verheerlijking van de waarheid Gods voor de Zijnen tot hun zaligheid de dood in. Het wil wat zeggen, als Hij weer heeft gesproken over de Zijnen die uit de waarheid mogen zijn. Maar het zal voor ons allen toch zo nodig zijn, dat we eens oprecht voor die waarheid zullen mogen invallen. Anders blijven we ons altijd tegen die waarheid kanten, maar dan tot ons eigen eeuwig verderf

Vriend, ik heb getracht over die betekenisvolle woorden iets te schrijven. Ik zou nog meer willen schrijven, maar ik heb nog een vraag liggen over het koninkrijk Gods en hoop die nog te kunnen beantwoorden. Nu moet ik het er bij laten. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999

De Wachter Sions | 8 Pagina's