Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer C.P.K. te D.,

U hebt ook wel wat lang moeten wachten op een antwoord van mij. Maar het is in het beantwoorden der vragen ook al net eender als op vele plaatsen het geval is. Men krijgt dan te horen: Er zijn nog zoveel wachtenden voor u. Dat behoeft echter niemand de moed te ontnemen om vragen te stellen, want zolang als ik in dit leven ben, hoop ik door te mogen gaan met het beantwoorden van vragen. Maar dan moet ik er toch ook altijd nog in voorraad hebben. We hopen dus dat men door blijft gaan met het stellen van vragen. Het is al wel gebeurd dat iemand die het antwoord van me kreeg net overleden was. Maar ook voor mij komt het ogenblik dat ik van hier zal moeten scheiden. U hebt me nu juist ook een vraag gedaan over de godvruchtige koning Josia, die op een merkwaardige wijze aan het einde van zijn leven is gekomen. De koning van Egypte trok ten strijde tegen de Assyriërs, maar Josia trok toen ook tegen hem ten strijde. De koning van Egypte deed hem weten dat hij dat niet doen moest, want dat God hem had gezegd dat hij die strijd moest voeren en dat het nu met Josia niet goed af zou lopen als hij zich in die strijd zou mengen. Maar Josia is doorgegaan met tegen hem te strijden en is toen ook gevallen in die strijd.

Het is te begrijpen dat zulk een merkwaardig einde van deze godvruchtige koning uw aandacht bezig heeft gehouden. Josia was waarHjk een zeer godvrezende koning. En ik kan niet nalaten om toch ook iets te schrijven over wat de geschiedenis van hem vermeldt. Josia was nog maar acht jaar oud als hij koning werd. En hij was nog maar een jongeling van zestien jaar oud, als hij de Heere, de God zijns vaders David begon te zoeken. Reeds drie en een halve eeuw voor zijn geboorte was zijn godvruchtig optreden voorzegd. Als Jeróbeam de kalverendienst te Bethel en te Dan had ingevoerd en hij bij het altaar stond om te roken, kwam er tot hem een man Gods uit Juda die tegen het altaar riep: "Altaar, altaar, zo zegt de Heere: Zie, een zoon zal aan het huis van David geboren worden, wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken, en men zal mensenbeenderen op u verbranden". Dit is ook gebeurd, zoals de geschiedenis van Josia's regering ons doet weten. Uitvoerig staat ons beschreven welk een reformatie er onder zijn regering plaatsvond. Die reformatie is echter bij zichzelf vandaan begonnen. Zijn vader Amon had niet geregeerd in de vreze des Heeren. Daar kunnen we ook weer in zien dat de genade Gods toch zo vrij valt. Josia heeft van het begin van zijn regering af gedaan wat recht was in de ogen des Heeren. Maar al bleef hij voor de uitbrekende zonden bewaard, er heeft toch op zestienjarige leeftijd een reformatie in zijn hart plaatsgevonden. Hij heeft toen de gruwelen van zijn eigen hart wel leren kennen. Het heeft ons dus wel wat te zeggen, als we lezen dat hij in het achtste jaar van zijn regering, toen hij nog een jongeling was, de God zijns vaders David begon te zoeken. Hij is dus niet als een verondersteld wedergeborene in de wereld gekomen. Er moest bij hem in zijn jonge leven wat gebeuren. En zo moet er bij ons allen wat gebeuren. Dat wordt nu juist ook in deze tijd zoveel ontkend.

We zien echter bij Josia ook, dat als God het hart vernieuwt, het ook te zien zal zijn dat er voor een doorn een dennenboom is opgegaan. De reformatie kon onder zijn regering niet uitblijven. Als we uit de geschiedenis van zijn regering nagaan welk een reformatie er toen mocht komen, dan moeten we er wel versteld van staan hoever het volk zich van de wegen des Heeren had afgekeerd en welke gruwelen er toen bedreven werden. Zelfs in de heilige tempel des Heeren die door Salomo gebouwd was en toegewijd was aan de dienst des Heeren, werden allerlei vaten en gereedschappen gevonden voor de verering van Baal en van het beeld van het bos en van al het heir des hemels. Aan de ingang van het huis des Heeren was een paardenstal. Die paarden hield men voor heilig en waren voor de zon gesteld, want de zon werd als God vereerd en daarom moest de zon ook paarden en wagenen hebben. Maar nog meer gruwelen waren er te vinden, want tegen het huis des Heeren aan waren er huizen gebouwd voor de schandjongens en ook waren daar de vrouwen die huisjes voor het beeld van het bos weefden. Zelfs waren er afgodische altaren in de voorhoven van het huis des Heeren te vinden. Ook was er nog het dal van de kinderen van Hinnom nabij Jeruzalem, waar de Moloch werd gediend voor wie men zijn kinderen door het vuur deed gaan. En dan moet ge er eens over denken dat zelfs Salomo, als hij door het bezit van al die vreemde vrouwen tot zulk een afgoderij was vervallen, hoogten had gebouwd voor Astoreth, het verfoeisel der Sidoniërs en voor Kamos, het ver^foeisel der Moabieten. Afgodspriesters waren er vanzelf ook door het ganse land te vinden om de dienst te verrichten bij de afgodische altaren. En dan ontbrak het ook nog niet aan waarzegsters en duivelskunstenaars.

Er was dus voor Josia heel wat op te ruimen. Maar we lezen ook dat hij in het achttiende jaar zijner regering de tempeldienst in het huis des Heeren is gaan herstellen. Zo kon er de ware God weer op een rechte wijze in gediend worden. De Levieten gingen het land door om geld te verzamelen tot herstel van het huis des Heeren. Terwijl echter al dat werk ter verbetering van het huis des Heeren werd verricht, kwam het wetboek voor de dag. Dit was het originele wetboek geweest waarin al de wetten die God voor Israël aan Mozes gegeven had, waren opgetekend. Naar dat wetboek had men niet meer omgekeken en het zal zomaar in het een of andere hoekje of plekje gelegen hebben, waar men nooit meer kwam. Maar het was toch ook weer niet buiten de voorzienige leiding des Heeren om dat het daar was terechtgekomen en dat het daar nu werd gevonden. Hilkia was verblijd over die vondst en hij gaf het aan Safan en Safan bracht het tot de koning. Safan las daarin voor het aangezicht des konings. Het geschiedde echter, als de koning de woorden der wet hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. De koning kon wel verblijd zijn met wat Safan hem mededeelde aangaande het werk dat tot herstel van de tempeldienst werd verricht, maar als Safan hem uit dat wetboek ging voorlezen, heeft dit zeer diepe indruk op de koning gemaakt, een indruk die de blijdschap ver te boven ging. Het is wel opmerkelijk, dat als hem medegedeeld werd welke gruwelijke dingen men gevonden had en had moeten opruimen, dat we niet lezen dat hij daar zo van schrok, maar als men hem het wetboek had voorgelezen, dan heeft hij tot zijn knechten gezegd: "Gaat heen, vraagt den Heere voor mij en voor het overgeblevene in Israël en Juda, over de woorden dezes boeks, dat gevonden is; want de grimmigheid des Heeren is groot, die over ons uitgegoten is, omdat onze vaders niet hebben gehouden het woord des Heeren, om te doen naar al hetgeen in dat boek geschreven is.”

Het lezen van het wetboek heeft dus een gezegende uitwerking gehad in het hart van Josia. Hij ging het gevoelen hoe het oordeel Gods op hem en het ganse volk rustte. In de spiegel van Gods wet werd de gruwelijkheid van de zonden die door Juda bedreven werden, hem recht voor ogen gesteld. Nu zag hij dat het oordeel Gods niet meer af te keren kon zijn. Och, het is ons toch ook zo nodig dat we zo eens in het wetboek krijgen te blikken. De zonden gezien in de spiegel van de Goddelijke wet als overtreding van al Gods heilige geboden, kondigen de zondaar de dood aan en stellen hem het oordeel Gods pas recht voor ogen. Het is die overtreden wet die de zondaar onder het oordeel Gods besloten houdt. En het is dan ook door dat Goddelijke wetboek dat men zien zal dat aan de wrekende gerechtigheid Gods niet is te ontkomen. Nee, zo had Josia het oordeel Gods nog niet voor ogen gezien, als nu hem dat wetboek werd voorgelezen. Hierin kunnen we ook weer zien waartoe God het wetboek in het leven van Zijn volk gebruikt. Het moet eens een keer een verloren zaak worden voor de mens. Hoevelen zijn er niet bij wie men soms wel grote reformaties kan aanschouwen, maar die nooit eens op zulk een wijze het wetboek vinden als dit bij Josia het geval geweest is.

En toch, dat Goddelijke wetboek is er altijd nog. De goddeloze koningen die over Israël geregeerd hebben, konden de dienst des Heeren wel zo verwaarloosd hebben, dat het wetboek zoek geraakt was en hier of daar in een hoekje onder een hoop vuil en rommel is terechtgekomen, maar het is weer voor de dag gekomen. Dat Goddelijke wetboek mag ook in ons land en onder ons volk wel in een vergeten hoek geraakt zijn en het lezen van dat wetboek mag misschien op ons gemoed ook niet de minste indruk

meer maken, maar het is dat boek dat in het oordeel Gods weer voor de dag zal komen en waarnaar een ieder geoordeeld zal worden naar zijn werken. Hier in dit leven zullen we dat wetboek eens moeten vinden. Dan zal het ons net als Josia gaan. Zijn knechten kregen de opdracht om de Heere te vragen. Ze moesten de Heere vragen voor Josia en voor het overgeblevene in Israël en Juda. "Vraagt den Heere voor mij", zo heeft hij gezegd. Het oordeel Gods kwam op hem persoonlijk aan. Maar toen gevoelde hij het ook voor zijn volk wat het te zeggen had dat het zo diep in de ongerechtigheid lag weggezonken. Dan vergat hij ook het rijk der tien stammen nog niet. O, hoe wordt bij het vinden van het wetboek de ziel toch bewogen niet alleen over haar eigen ellendige staat, maar ook van haar medemens. En wat deden nu de knechten des konings? Ze gingen naar de profetes Hulda. Ook Jeremia en Zefanja hebben in deze tijd geprofeteerd, maar zij zijn misschien niet zo kort in de buurt geweest om hen te raadplegen. Het staat er zo nadrukkelijk bij, dat Hulda woonde te Jeruzalem in het tweede deel. Er was haast bij deze boodschap en ook daaruit kunnen we zien hoe Josia zich zeer dichtbij het oordeel zag geplaatst. Daar brengt God Zijn volk. Dan moet er wat gebeuren. Dan kan de bekering en de verlossing geen uitstel meer lijden.

De knechten des konings kwamen dus bij de profetes Hulda terecht. Dat was de vrouw in het ambt, maar niet op die wijze als men nu de vrouw in het ambt begeert. Waren er nog maar meer zulke vrouwen als de profetes Hulda. De goddeloze koningen die over Israël en Juda geregeerd hebben, kwamen ook weleens in het nauw, maar dan zochten ze het altijd bij de valse profeten. Maar dat deed Josia niet. Hij wilde eerlijk behandeld worden. Welnu, die profetes Hulda heeft niet om de waarheid heengedraaid. Ze zei tot de knechten des konings: "Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zegt den man, die ulieden tot mij gezonden heeft: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats en over haar inwoners brengen; al de vloeken, die geschreven zijn in het boek, dat men voor het aangezicht des konings van Juda gelezen heeft. Daarom dat zij Mij verlaten en andere goden gerookt hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met alle werken hunner handen; zo zal Mijn grimmigheid uitgegoten worden tegen deze plaats en niet uitgeblust worden”.

Wat de profetes Hulda de knechten des konings te zeggen had, was geheel volgens het wetboek dat men voor Josia's oren gelezen had en waaronder zijn ziel verbrijzeld was geworden. Zo klopt de zuivere Waarheid altijd precies met wat de ziel daar innerlijk van beleeft. Maar voor de ziel die onder de wet verbrijzeld is geworden, is er nog wat anders dan dat wetboek. Dat wetboek had voor Josia geen troost, maar het Evangelie wel. Voor Josia had de profetes een aparte boodschap. "Maar tot den koning van Juda, die ulieden gezonden heeft om den HEERE te vragen, tot hem zult gij alzo zeggen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Aangaande de woorden, die gij gehoord hebt: Omdat uw hart week geworden is en gij u voor het aangezicht Gods vernederd hebt, als gij Zijn woorden hoordet tegen deze plaats en tegen haar inwoners, en hebt u vernederd voor Mijn aangezicht en uw klederen gescheurd en geweend voor Mijn aangezicht, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de HEERE. Zie, Ik zal u verzamelen tot uw vaderen, en gij zult met vrede in uw graf verzameld worden en uw ogen zullen al dat kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats en over haar inwoners brengen zal. En zij brachten den koning dit antwoord weder”.

Josia's hart was week geworden. We lezen alleen maar dat hij zijn klederen gescheurd had. Maar de profetes Hulda vertelde precies wat er in de binnenkamer gebeurd was. Daar was zijn hart week geworden en had hij geweend voor het aangezicht des Heeren. En zo kon voor hem nu het Evangelie ontsloten worden. Daar werd Hulda middellijk voor gebruikt. Wat is dat toch een lieve profetes geweest! Die had een evangelische boodschap voor een man met een verbroken hart. Maar die boodschap heeft ook een goede uitwerking gehad. Josia heeft het wetboek in het huis des Heeren voor de oren van het ganse volk doen voorlezen. Daar vond een verbondssluiting plaats voor het aangezicht des Heeren. En daarna heeft Josia het paasfeest met het volk gevierd. Er wordt ons vermeld dat dit een paasfeest is geweest zoals dat van de dagen van Samuel af niet meer gevierd was. Dit is dan ook zomaar geen vormelijke paasfeestviering geweest, maar 'n paasfeestviering waarin het grote Paaslam waarde en dierbaarheid voor hem mocht hebben. Zo werd er dus geen offer gebracht om God daardoor te bewegen, maar in het brengen van dat offer werd er wat van ervaren dat God in Zichzelf bewogen zijnde in deze weg met de schuldige mens bevredigd is. Aan zulk een paasfeestviering hebben de goddeloze koningen die over Juda geregeerd hebben, geen behoefte gehad. Maar er is altijd nog wel een volk geweest dat bij zichzelf gezegd heeft: Zou er nu ooit nog wel eens een paasfeest gevierd mogen worden als in de dagen van Samuel? Maar dat mocht dan nu toch geschieden.

Maar nu kom ik eindelijk toch tot uw vraag over het einde van Josia. Ik heb niet kunnen laten om nu van deze gelegenheid gebruik te maken om eens wat meer over Josia te schrijven. Aan de ware godsvrucht die bij hem te vinden was, behoeven we dus niet te twijfelen. En wat de profetes hem heeft doen weten, is gebeurd. Hij is met vrede tot zijn vaderen in het graf verzameld. Maar hij heeft zich wel gemengd in de strijd van Farao Necho tegen de Ass5n-iërs. Farao Necho de koning van Egypte heeft hem laten weten dat hij dat niet moest doen. Farao Necho heeft hem zelfs doen weten dat God in deze strijd met hem was. Hoe kon die heidense koning dat nu zeggen? Op welke wijze de Heere het Farao heeft doen weten dat Hij in deze strijd met hem was, door een bijzondere droom of op een andere wijze, dat wordt ons niet vermeld. Maar wat ons wel veel te zeggen heeft, dat is wat we lezen in het 22e vers van 2 Kronieken 35, als daar gezegd wordt dat Josia niet hoorde naar de woorden van Necho uit de mond Gods. Josia heeft zich dus in deze strijd niet mogen mengen. Hij had ook beter eerst de Godspraak door de mond van de profeten kunnen raadplegen. Zonder de Heere te vragen of hij mocht optrekken in deze strijd, is hij tegen Farao ten strijde getrokken, wellicht ook omdat Farao door een gedeelte van zijn land getrokken is. Farao heeft ook later, zoals we in het volgende hoofdstuk kunnen lezen, zijn zoon Jóahaz als koning afgezet en het land een boete opgelegd. Wellicht heeft Josia dat wel zien aankomen. Maar ik ga nu op die geschiedenis maar niet verder in. Het woord des Heeren, door de mond van Hulda gesproken, is in ieder geval wel in vervulling gegaan, dat hij met vrede tot zijn vaderen in het graf verzameld is.

Ik heb in mijn bezit een heel oud werk van Jozef Hal. Het is in 1654 uitgegeven. Dat is een zeer dik boek van een goede Engelse schrijver. In dat boek kunnen we vele geschiedenissen des Bijbels beschreven vinden. Hij heeft daar veel praktikale aanmerkingen op weten te maken. Zo schrijft hij over de handeling van Josia in die strijd tegen Farao: "De genade en wijsheid slapen somtijds in de heiligste en voorzichtigste harten. De besten van de heiligen Gods kunnen somtijds door hun zwakheden tot hun eigen schade overwonnen worden". Maar hij schrijft dan ook verder: "De alwijze voorzienigheid Gods had genadiglijk besloten Josia bij zijn eigen raad en wil te laten blijven, opdat Hij door de zwakheid van Zijn knecht oorzaak vinden mocht om Zijn eer te volbrengen. Datgene waarin Josia zondigde tegen God, zal toch dienen daartoe, dat God daardoor Zijn belofte aan Josia zal vervullen". En even verder wijst deze schrijver er ook nog op dat de Heere Josia door deze dood op nog geen veertigjarige leeftijd hem heeft willen bewaren voor al het kwaad dat Hij nu al spoedig over gans Juda brengen zou.

Och vriend, dat geeft me ook veel te denken. Het kwaad dat ons land te wachten staat, zal ook vreselijk zijn. Ik geloof dat de Heere me daar iets van heeft doen zien en dat heb ik niet voor mezelf gehouden. Mijn verzuchting is echter wel geweest, dat ik al dat kwaad niet meer zal behoeven te aanschouwen. Ik heb in de oorlogstijd al veel meegemaakt. Daarom ben ik ook met zoveel vrees vervuld geworden. En de bede van Hiskia is ook wel in mijn hart geweest. Ook heb ik wel mogen geloven als Josia dat ik nog een graQe zal krijgen. Maar mijn dood kan toch ook nog wel een harde dood zijn. We zullen toch, niet als een godvruchtig mens, maar als een arme zondaar moeten sterven. En och, ik behoef op Josia, wat zijn einde betreft niet laag neer te zien. Josia heeft dus de mond des Heeren niet gebracht. En och, wat blijft er toch een schuld over aan onze zijde, als we zien op de zonde van nalatigheid, in het gebed en in het vermanen van onze medemens. We schieten in dat alles toch zo tekort. Maar Jeremia heeft toch nog wel een klaaglied over Josia opgeheven. Er ging van zijn leven en sterven toch nog wat uit. En zo blijf ik toch nog jaloers op deze Josia. U ook?

Nu eindig ik met de hartelijke groeten, u Gode bevelend.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's