Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Zeventig

Wie waren de Zeventig? Wanneer leefden zij? Wat vertaalden zij? Wie gebruikten hiin vertaling? Waarin waren zij vermaard? Dat zijn vragen van een briefschrijver die die uitdrukking 'de Zeventig' of 'de Zeventigen' verschillende keren is tegengekomen bij oude schrijvers, zonder dat hij erachter kon komen wie dat geweest zijn.

Na de Babylonische ballingschap heeft het volk Israël nooit meer in zijn geheel in het land der vaderen gewoond. Er zijn Joden in Babel achtergebleven. Later trokken er tienduizenden naar het westen, soms gedwongen, in oorlogen, meestal vrijwillig. Naar Syrië (Damascus vooral), Klein-Azië, Griekenland, Italië (Rome!) en andere landen aan de Middellandse Zee, maar het meest naar Egj^jte. Dat laatste zien we al in Jeremia 42 - 44. In de Egyptische hoofdstad Alexandrië ontstonden vele sjTiagogen. Daar leefden wel duizenden Joden.

Op de duur werd het voor deze geëmigreerde Joden al moeilijker om de kennis van de Hebreeuwse taal vast te houden. Daarmee dreigde het, dat zij hun Bijbel (het Oude Testament) niet meer zouden kunnen lezen. Daar kwam bij dat zij ook ijverig waren om Jodengenoten te maken. Dat viel niet mee, als men de heidenen een Hebreeuwse Bijbel in handen moest geven.

Zo groeide de behoefte aan een vertaling van de Hebreeuwse Bijbel, en wel in het Grieks, wat toen de internationale omgangstaal was in het Middellandse- Zeegebied. Ten tijde van Christus' omwandeling op aarde was die Griekse vertaling van het Oude Testament er. Men noemt haar de vertaling der Zeventig, ofwel de Septuaginta (dat is het Griekse woord voor zeventig), afgekort met Romeinse cijfers de LXX.

Wellicht heeft men het nog nooit opgemerkt, maar in de Handelingen der apostelen wordt onderscheid gemaakt tussen Grieken en Grieksen. Met Grieken worden mensen van het volk van Griekenland bedoeld (bijv Hand. 14:1; 17:4; 18: 4, 17, enz.). Grieksen zijn geen Grieken, maar Joden die Grieks spreken. Die werden door de andere Joden de 'Grieksen' genoemd. Zie daarvoor Hand. 6:1. Daar ontstond een murmurering der Grieksen tegen de Hebreeën, dat wil zeggen tussen Griekssprekende en Hebreeuws (of eigenlijk Aramees, een variant van het Hebreeuws) sprekende Joden. Zie daarbij de kanttekening, waar staat dat zij Grieksen werden genaamd, omdat zij in de verstrooiing in de Griekse of heidense landen geboren waren, en omdat zij de Griekse taal en overzetting van de Bijbel gebruik­ ten. Daar is de vertaling der Zeventig bedoeld. Zie voor deze Grieksen ook nog Hand. 9:29 en 11:20 en de kanttekeningen daarbij.

Nu de vraag: Wie hebben deze vertaling dan gemaakt? Er is een brief bewaard gebleven, geschreven omstreeks het jaar 100 voor Christus, die op deze vraag ingaat. De schrijver, die Aristeas wordt genoemd, vertelt daarin, dat koning Ptolemaeus Philadelphus van Egypte aan de hogepriester in Jeruzalem had gevraagd, Joodse schriftgeleerden naar Alexandrië te sturen voor een vertaling van de wet van Mozes (dus de eerste vijf bijbelboeken) in het Grieks. In ruil daarvoor zou de koning alle Joodse slaven in Egjrpte vrijlaten. De hogepriester zond 72 schriftgeleerden, die dit werk in Alexandrië ter hand namen en in 72 dagen volbrachten. Het waren volgens deze brief dus 72 vertalers. Toch is de traditionele naam voor deze vertaling die van de Zeventig.

Latere schrijvers hebben de inhoud van deze brief naverteld en opgesmukt. Volgens hen zou het om het hele Oude Testament zijn gegaan. Ook schrijven zij, dat deze 72 mannen in Alexandrië elk in een aparte plaats werden gezet en geen contact met elkaar mochten hebben. Na 72 dagen waren ze allemaal klaar. Allen hadden het gehele Oude Testament in het Grieks vertaald (wat alleen al in 72 dagen een volstrekte onmogelijkheid is) en bovendien waren al hun vertalingen geheel woordelijk aan elkaar gelijk. Deze fantasieën zullen we maar laten rusten.

De genoemde Ptolemaeus Philadelphus regeerde over Eg5T3te van 285 tot 245 voor Christus. Afgaande op de kern van het verhaal kunnen we zeggen, dat in het midden van de derde eeuw voor Christus de eerste vijf bijbelboeken in Alexandrië in het Grieks zijn vertaald. Opvallend is het grote verschil in kwaliteit van vertaling. Die van de eerste vijf bijbelboeken is in zeer goed Grieks, sommige profetische boeken in zeer slecht Grieks, de rest er tussenin. Het is daarom dat wij veronderstellen, dat nadat eerst de vijf boeken van Mozes waren vertaald, de andere boeken van het Oude Testament in de periode van (zeg maar) 250 - 150 voor Christus geleidelijk aan zijn overgezet. Wie daaraan hebben meegewerkt, blijft onbekend.

De betekenis van deze vertaling is zeer groot. We noemen drie punten. Om te beginnen hebben de bijbelschrijvers van het Nieuwe Testament er gebruik van gemaakt. Het Nieuwe Testament is immers in het Grieks geschreven. Wanneer zij teksten uit het Oude Testament aanhaalden, gebruikten zij daarvoor doorgaans de Septuaginta. Wie lust heeft, zich daarin wat te verdiepen, zie als voorbeeld de kanttekening op de naam Remfan in Hand. 7:43 en bedenke daarbij dat ook Stefanus zo'n 'Griekse' Jood was (vergelijk kanttek. 15 op Hand. 6:5).

Voor het werk der zending hebben de apostelen en de Nieuwtestamentische kerk ook gebruik gemaakt van deze bijbelvertaling. Eén voorbeeld slechts.

Wij mogen aannemen, dat toen de kamerling uit Morenland op zijn wagen de profeet Jesaja zat te lezen, hij daarvoor een boekrol had in de vertaling van de Zeventig.

Groot is de betekenis van deze vertaling, in de derde plaats, als (mogen wij het even zo uitdrukken) verbindingsschakel tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Voor de verklaring van het Nieuwe Testament is het onmisbaar, om de woorden van het Nieuwe Testament via de LXX te kunnen bezien tegen de achtergrond van het Oude Testament. Bijvoorbeeld: In het Nieuwe Testament komt veel het woord dikaiosunè voor. In de LXX treffen we dat woord ook aan en blijkt het de vertaling te zijn van het Hebreeuwse woord tsedaqa. Blijkbaar gaat het dus om hetzelfde begrip. Dat is dan aanleiding geweest voor onze Statenvertalers om beide woorden op dezelfde wijze te vertalen: gerechtigheid.

Voor de uitleg van teksten uit het Oude Testament maakten diverse oude schrijvers (die op de hogeschool ook onderwezen waren in de Septuaginta) graag gebruik van het werk der Zeventig. Heel duidelijk is dat bijvoorbeeld te merken in de preken van Hellenbroek.

Er zijn er die nog een vierde betekenis toekennen aan de vertaling der Zeventig, namelijk voor de tekst van het Oude Testament. Zij redeneren als volgt: De handschriften van de Hebreeuwse grondtekst van het Oude Testament waarop de bijbelvertalingen (ook onze Statenvertaling) gegrond zijn, dateren uit de Middeleeuwen. In de twintigste eeuw zijn handschriften gevonden in de buurt van de Dode Zee (de zg. Dode-Zeerollen), die uit de tijd van Christus' omwandeling op aarde dateren, maar de verschillen tussen deze en die uit de Middeleeuwen zijn minimaal. De Zeventig moeten echter voor hun vertaalwerk uitgegaan zijn van Hebreeuwse handschriften die nog weer enkele eeuwen ouder waren dan die van de Dode Zee. Die zullen allicht zuiverder zijn geweest dan handschriften uit zoveel later tijd.

Deze redenering gaat echter niet op. In de eerste plaats gaat het beslist niet aan om te zeggen, dat een ouder handschrift dus beter is. Minstens zo dikwijls is het omgekeerde het geval. De geschiedenis van de overlevering is veel ingewikkelder dan men denkt, en in elk geval waren de Joodse schriftgeleerden in dit opzicht uiterst secuur. In de tweede plaats is er maar weinig bekend van de vertaaltechniek van de mannen van de Septuaginta. Hadden zij altijd wel de bedoeling om zo letterlijk mogelijk te vertalen? Zodra men daarvan afstapt en vrij gaat vertalen, heeft zo'n vertaling geen waarde meer als het erom gaat, aan de hand daarvan te reconstrueren wat er in het oorspronkelijke heeft gestaan. Zeker is er een aantal bijbelboeken aan te wijzen waarin zij al erg vrij te werk zijn gegaan.

En in de derde plaats verkeren wij ook in onzekerheid ten opzichte van de originele tekst van de Septuaginta zelf De handschriften lopen niet zelden sterk uiteen. Dit alles tezamen nemende, moet de conclusie wel zijn, dat de betekenis voor de vaststelling van de Hebreeuwse grondtekst van het Oude Testament maar gering is. Bijbelvertalers dienen zich aan de

Hebreeuwse masoretische tekst te houden, zoals ook de Statenvertalers hebben gedaan, en daarvan alleen in heel bijzondere gevallen af te wijken.

Zoals Rome de Vulgata-vertaling houdt voor het gezaghebbende Woord van God, zo zijn er sommige oosterse kerken, zoals de Ethiopische, die de vertaling der Zeventig beschouwen als het onfeilbare geïnspireerde Woord van het Oude Testament. Stellig heeft het fantastische wonderverhaal van de 72 vertalers in hun 72 aparte kamers daaraan meegewerkt. Wij wijzen deze opvattingen, zowel van Rome als van deze oosterse kerken, met beslistheid af Alleen de bijbelschrijvers zelf zijn geïnspireerd geweest. Dat neemt niet weg, dat de Septuaginta van bijzondere betekenis is.

Uit de Septuaginta komen ook de zg. apocriefe boeken. Dat zijn boeken die niet in de Hebreeuwse canon van het Oude Testament worden gevonden, maar door de Zeventig wel aan hun vertaling zijn toegevoegd. Ook het 'eigen geschrift Davids' is afkomstig uit de Septuagina, waarin het was opgenomen als 'Psalm 151'. Later is dit lied ook teruggevonden in de Dode-ZeeroUen. Wij zouden dat een apocriefe psalm kunnen noemen.

Aan de Zeventig hebben wij tenslotte ook nog de volgorde te danken waarin de boeken van het Oude Testament in onze Bijbel staan. De volgorde in de Hebreeuwse Bijbel is anders. De volgorde van de vertaling der Zeventig is overgenomen in de Latijnse Bijbel, de Vulgata. Aan deze volgorde der bijbelboeken waren de mannen van de Reformatie ook zo gewend, dat zij die in hun bijbelvertalingen niet veranderd hebben. Zo is het werk van deze 'Zeventig', hoe gebrekkig in menig opzicht ook, toch van grote betekenis geweest, omdat de Heere het heeft willen gebruiken bij de verbreiding van Zijn geopenbaarde Woord in het Oude Testament, in de antieke Grieks- Romeinse wereld, alsook bij de prediking der apostelen en de vestiging van de Nieuwtestamentische kerk in die wereld.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's