Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deuteronomium 22:5 (slot)

Het kleed eens mans zal niet zijn aan een vrouw, en een man zal geen vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet, is den HEERE uw God een gruwel.

Gods Woord leert ons, dat mannen en vrouwen in hun uiterlijk, met name in hun kleding, hun eigenheid dienen te bewaren en onderscheiden dienen te zijn. Een vrouw moet niet als man gekleed gaan en een man niet als vrouw. Dat leert ons ook de natuur.

Maar wat is nu een mannen- of een vrouwenkledingstuk? Dat is een kwestie van cultuur. Daarom eindigden wij vorige week met de opmerking: 'De toepassing blijkt ingewikkelder dan we dachten. We hebben niet alleen te maken met de natuur, maar ook met de cultuur.'

In onze cultuur, in West-Europa, is een jurk of een rok nog altijd een vrouwendracht. Maar een Schot die de oude klederdracht van zijn land in ere houdt, loopt ook in een rok. Wij zagen vorige maal, dat die moslimvrouwen die in ons land met een hoofddoekje over de straat gaan, wel een lange broek dragen. Dat is niet zo vreemd als het lijkt, want in sommige moslimlanden is de broek de gewone vrouwendracht, terwijl de mannen in een soort lange jurk rondlopen. Voor ons is het zonderling, als een vrouw een herenhoed als hoofddeksel zou dragen. Maar in Latijns-Amerika is dat heel gewoon. Wat voor ons een herenhoed is, beschouwen de indianenvrouwen daar nu juist als een vrouwenhoed.

Het is dus onmogelijk, een lijst van kledingstukken te maken, met achter elk de aanduiding: mag volgens de Bijbel alleen voor mannen, of alleen voor vrouwen. Dat wisselt van volk tot volk, en dat kan ook in de loop van de tijd veranderen. Op schilderijen uit de zeventiende en achttiende eeuw die het huiselijke leven afbeelden, kunnen we kleine jongens aantreffen, gekleed in een jurk. Het is dus de cultuur die mede bepaalt hoe de regel van Deuteronomium 22:5 concreet dient te worden toegepast.

Iemand zal zeggen: Maar dan zou er dus een tijd kunnen komen, ook hier in Nederland, dat we niet langer hoeven vol te houden, dat vrouwen en meisjes jurk of rok dienen te dragen. En een ander zal eraan toevoegen: Leven we misschien nu al in die tijd? Er zijn nu toch al zo ontzaglijk veel vrouwen en meisjes die een lange broek dragen, dat dat toch eigenlijk nu al niet meer beschouwd kan worden als een t3^isch mannelijk kledingstuk?

Wij antwoorden daarop: Het is inderdaad denkbaar, dat een kledingstuk zijn mannelijk of vrouwelijk karakter verliest en dus niet langer onder de regel van Deute­ ronomium 22:5 valt. Maar dat is thans niet aan de orde. De broek wordt juist gekozen om zijn 'mannelijke' uitstraling, ook al speelt de mode op de ontwikkelingen in door met typische damesbroeken te komen die geen man ooit zou willen dragen. De achtergrond is immers, dat men af wil van dat 'rollenpatroon', waarin de eigenheid van man en vrouw benadrukt wordt. Alles moet gelijk zijn, alles moet verwisseld kunnen worden, in werk, in gedrag, in uiterlijk en ook in de kleding. Men is zelfs gaan spreken van 'uniseks'-kleding: spijkerbroeken, jacks en dergelijke, voor mannen en vrouwen geheel gelijk. Het liefst zou men willen, dat het nog eens mogelijk zou worden, dat mannen kinderen ter wereld zouden kunnen brengen. Van dat gelijkheidsdenken is de broek een van de belangrijkste symbolen geworden. Juist dat is het, dat heel duidelijk verboden wordt in Deuteronomium 22:5. Vrouwen overschrijden de grenzen die aan haar kunne gesteld zijn en volgen de levenswijze van mannen, en ook omgekeerd, mannen gaan zich specifiek vrouwelijk kleden en opmaken met vrouwensieraden, kettinkjes, zelfs haarvlechten of paardenstaarten (de volksmond spreekt dan kernachtig van 'verwijving').

Tegen deze welbewuste aanval op de scheppingsorde en het stichten van sociale verwarring richt zich het gebod van Deuteronomium 22:5, en hebben wij dan ook blijvend de wacht te betrekken. Dat betekent, dat wij de in onze cultuur typisch vrouwelijke kleding blijven hooghouden als de geeigende kledij voor onze vrouwen en meisjes. Want dat gelijkheidsdenken is de Heere een gruwel.

Ja, maar onder bepaalde omstandigheden kan een lange broek toch weleens geoorloofd of misschien zelfs wel geboden zijn, zo stellen dr. Seldenrijk en ds. Kater. Bijvoorbeeld wanneer het extreem koud is, of in bepaalde beroepssituaties (schippers, boerinnen, in de bouw), of waar uniforme kleding gevraagd wordt (politie, gezondheidszorg). Seldenrijk acht het ook aanvaardbaar bij het aanvaarden van een nieuwe baan, 'om bij eerste intreden in een seculiere omgeving ingang te vinden'.

Men moet zich dan ten eerste afvragen of men wel het juiste beroep gekozen heeft. Misschien ligt de fout wel in de keuze van een te mannelijk beroep. Het probleem waar men zich voor gesteld ziet, is meestal met wat goede wil ook op een andere wijze op te lossen. En het lijkt mij, dat wie de eerste keer in broek verschijnt, het voor zichzelf daarmee alleen maar moeilijker gemaakt heeft om later uit te leggen dat men principieel zo niet gekleed wil gaan. Wie in alle bescheidenheid, eenvoudig, maar wel beslist, de principiële redenen aangeeft waarom men in deze of die kleding niet gekleed wenst te gaan, kan in ons land altijd nog hopen op een goede kans van begrip. En is dat begrip er niet, dan is dat een teken dat men op allerlei ander gebied (de zondag bijvoorbeeld) ook in de principiële problemen zou komen.

Tenslotte is er nog één aangelegen punt overgebleven. Voetius, die zich zijn hele leven heeft verdiept in wat de Bijbel ons te zeggen heeft voor ons doen en laten in het dagelijks leven (we noemen dat de zeden­ leer ofwel de ethiek), onderscheidt vijf redenen waarom wij kleren dragen: 1. vanwege de eerbaarheid, 2. ter bescherming, 3. ter onderscheiding van mannen en vrouwen, 4. om gezondheid en schoonheid, 5. om de stand te tonen.

Hij noemt dus als eerste reden voor de kleding de eerbaarheid. Hij formuleert het: 'om de naaktheid te bedekken'. Dat is ook historisch in de geschiedenis der mensheid de eerste aanleiding tot het dragen van kleding geweest. Voetius verwijst naar Genesis 3. Onze kleding, zo maakt hij duidelijk, heeft alles te maken met ons schaamtegevoel. Bij zijn tweede punt denkt hij vooral aan het klimaat, aan bescherming tegen de koude of de hitte. De noodzaak van de onderscheiding van mannen en vrouwen komt bij hem pas op de derde plaats.

Soms lijkt het, of die volgorde onder ons tegenwoordig omgedraaid is. Wat bij Voetius nummer 3 was, staat thans voor het besef van velen nummer 1. En we krijgen nogal eens de indruk, dat het schaamtegevoel (voor Voetius nummer 1 als het om kleding ging) minder is geworden, bij sommigen.

We werden eens, nog politiek actief zijnde, door een collega-raadslid van een andere partij als volgt aangesproken: 'Als het op jullie scholen maar rokjes zijn, dan is het voor jullie goed. Maar sorry hoor, wanneer ik al die splitrokken - soms lijken het meer omslagdoeken - zie, en wat er verder voor geraffineerds bij zit, om van de minirokken nog maar te zwijgen, dan ben ik van mening, dat ze er op de openbare school in die zondige broek toch heel wat zediger bijlopen, vindt u ook niet? ' Natuurlijk zat er spot en vijandschap bij, maar helemaal ongelijk konden we hem toch niet geven.

Laat deze enkele opmerking voldoende zijn. Laten we in onze kleding bij de eenvoud van Gods Woord en de praktijk van ons voorgeslacht blijven. Laat ons die opmerking van Voetius over het schaamtegevoel ter harte nemen, overigens zonder ons zo te kleden dat wij aan de andere kant tot een aanfluiting voor de wereld worden. Laten we steeds op onze hoede zijn voor wereldgelijkvormigheid, voor meedoen met de emancipatiebeweging, en met de verseksualisering die onze hele maatschappij bezig is te vergiftigen. Toon in handel en wandel dat er belangrijker dingen zijn.

Overdenk het woord van de apostel Petrus: Als zij zullen ingezien hebben uw kuise wandel in vreze. Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des baars en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken, maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeerlijkheid; maar die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid (1 Petr. 3. 1 Joh. 2).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's