Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (39)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (39)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vrome en rijke man

”...en dezelve man was oprecht en vroom en godvrezende en wijkende van het kwaad." Job 1:10

In de tijd van de aartsvaders leefde er een godvrezende en rijke herdersvorst, die Job heette.

Dat hij een vrome man was, getuigt de Heere Zelf in Zijn Woord. We lezen in de Bijbel: "Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job; en dezelve man was oprecht en vroom en godvrezende en wijkende van het kwaad."

De Heere had hem gezegend met kinderen en heel veel aardse goederen. De Heere noemt de grote rijkdom van Zijn kind op. Naast de tien kinderen die hij bezat, had hij zevenduizend schapen, drieduizend kamelen, vijfhonderd juk ossen en vijfhonderd ezelinnen. Daarbij had hij ook heel wat knechten in dienst, zodat hij een heel vermogend man was.

De Heere zegt, dat hij groter was dan al de mannen van het oosten! Dat wil heel wat zeggen, want die oosterse mannen hadden ook flink wat bezittingen. Maar Job overtrof hen!

Het belangrijkste was echter, dat Job een nieuw hart had en een rijkdom kende, die hem nimmer zou ontvallen. Job was een erfgenaam van de hemel. De Heere was voor tijd en eeuwigheid zijn God.

Nu weten we, hoe de satan steeds probeert de mens van de Heere af te trekken. Dat probeerde hij in het Paradijs en dat zal hij blijven doen, zolang de wereld bestaat. Ook zal hij het vooral Gods kinderen zien bang te maken!

Het was dan ook niet naar zijn zin dat Job de Heere diende. Hij zon op een middel om deze godvrezende man van de Heere af te trekken.

Dat Job een godvrezende man was, bleek uit zijn dagelijkse leven. Als de kinderen van Job hun verjaardag vierden, deden ze dat gewoonlijk om de beurt bij elkaar. Ze kwamen dan samen om te eten en te drinken. We lezen niet, dat Job op die dagen aanwezig was. Wel lezen we in Gods Woord, dat hij na afloop van de feestelijkheden voor zijn kinderen de Heere offerde om zo vergeving te vragen voor de zonden die zij mogelijk gedaan hadden. Dit deed Job niet zo nu en dan, maar het was zijn vaste gewoonte. "Alzo deed Job al die dagen, " lezen we in de Bijbel en hieruit kunnen we weten, dat hij een man was, die net als Henoch, met de Heere wandelde.

Eens, toen de engelen in de hemel voor de Heere stonden, verscheen ook plotseling de satan. Die onzalige en duivelse geest werd door de Heere toegelaten Zijn heilige troon te naderen, daar hij een bijzondere bedoeling met dit bezoek had. Het was de Heere bekend met welk doel de vorst der duisternis naderde.

Toen de Heere hem vroeg vanwaar hij kwam, antwoordde de satan zojuist een rondgang op aarde gemaakt te hebben. "Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Een man oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad!", vroeg de Heere.

De duivel antwoordde, dat hij deze man zeker opgemerkt had. Hij wist heel goed waar dit kind des Heeren woonde en de satan antwoordde: "Is het om niet, dat Job God vreest? Het is geen wonder, dat hij U vreest. Die man ontvangt zoveel zegeningen van U, dat hij het moeilijk kan nalaten iemand anders te dienen.

Maar laat hem eens tegenspoed krijgen! Dan zal het met die godsvreze van Job gauw gedaan zijn!"

Het was een lage en valse beschuldiging van de vorst der duisternis.

Hij wilde zeggen, dat Job de Heere om loon diende. Het zou niet uit ware liefde voortkomen, dat hij de Heere vreesde! Het was omdat de Heere hem dag bij dag overlaadde met Zijn gunstbewijzen! Daarom diende Job de Heere.

Toen sprak de Heere: "Beproef hem dan maar. Alles mag u van hem afnemen, behalve zijn leven." Nauwelijks had de Heere dit gesproken, of we lezen in de Bijbel: "En de satan ging uit van het aangezicht des HEEREN."

De Heere gaf Zijn toestemming om Job te beproeven. Meteen viel de boze geest op hem aan. Al zijn duivels geweld zou hij gaan gebruiken om Job van Zijn Maker en Zaligmaker af te rukken.

Gelukkig, de Heere stond boven het duivelse woeden. Hij hield Zijn kind in het oog, zodat de duivel niet verder kon gaan, dan het hem zou worden toegelaten.

Toch zou het met Job door onbegrijpelijk moeilijke wegen gaan.

Alles zou de satan in het werk stellen om Job van zijn geloof af te brengen en hem in de diepste wanhoop neer te storten.

Nog even en allerlei hevige oordelen zouden als zware orkanen op de vrome en rijke man losbarsten. Haast bovenmenselijk zou de bange strijd voor Gods kind gaan worden!

Gij zult Uw volk, in bange tegenspoeden, Hoe 't ga, o HEER', bewaren door Uw kracht; Uw arm zal hen in eeuwigheid behoeden Voor dit verdraaid en wrevelig geslacht. (Ps. 12:7)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (39)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 december 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's