Het bewaren van onze identiteit (1)
(Verslag van de lezing, gehouden voor de VBSOvergadering op zaterdag 8 juni j.1. in de Ger. Gem. in Ned. te Barneveld, door C. v. Rijswijk)
Inleiding
We weten uit Gods Woord hoe de mens, eenmaal het pronkjuweel van de schepping, zich in Adam moedwillig losscheurde van zijn Schepper. Rechtvaardig was het geweest als de Heere nooit meer naar hem had omgezien.
Het heeft Hem echter behaagd een volk van eeuwigheid te verkiezen en in de tijd te zaligen. Denk maar aan de bekende woorden uit Ps. 65: 5: "Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest en doet naderen dat hij wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goede van Uw huis, met het heilige van Uw paleis."
In deze tekst wordt gesproken over de verkiezing en over het "doen naderen" door zaligmakende trekking, met als gevolg het wonen bij en verzadigd worden met de Heere.
Er komt dus een moment in het leven van Gods kind, dat hij door genade uit zijn natuurstaat wordt geroepen tot de gemeenschap Gods.
Het is hierbij van groot belang erop te letten hoe de Heere dit overeenkomstig Zijn Woord doet.
Als we lezen wat er in kranten en tijdschriften op geestelijk gebied wordt klaargemaakt, is het in het belang van onze identiteit die afwijkingen te signaleren en tevens ons standpunt duidelijk omlijnd uiteen te zetten, opdat wij zouden mogen behouden wat we nog hebben.
Daarom wil ik kort vijf belangrijke punten noemen, waarbij ik in de eerste punten het uitvoerigst ben, terwijl ik het vijfde punt slechts noem.
1. Het voorbereidende en plaatsmakende werk
In onze gemeenten is altijd benadrukt het voorbereidend en plaatsmakende werk door de wet.
De wet wordt door Gods Geest gebruikt om een mens zijn ellende te leren kennen. De Heere wil hebben dat wij onze schuld leren zien in het licht van Zijn heilige wet. Men moet bewust zondaar worden en tot een eerlijke, openhartige belijdenis komen dat er van zijn kant geen doen meer aan is. Vanuit de diepte van zijn verlorenheid moet de zondaar leren smeken om ontferming. We kennen genoeg psalmverzen en teksten die een dergelijke gemoedsgesteldheid verwoorden. Denk maar aan: Ik lag gekneld in banden van de dood; Vergeef mij al mijn zonden; 'k Ben door Uwe wet te schenden, krom van lenden; O, God, wees mij zondaar genadig; Wat moet ik doen om zalig te worden, enz.
Het hele Woord geeft een rijk getuigenis van hen die zaligmakend door Gods Geest zijn overtuigd van hun zonden en ellenden en die vanuit hun ellendige zieletoestand leerden hongeren en dorsten naar de Heere Jezus! De weg naar Golgotha loopt dus via de berg Sinaï, Christus wordt vooraf gegaan door Johannes, de wegbereider en de kennis der ellende gaat aan de verlossing vooraf, zoals de Heid. Catechismus ons voorhoudt.
Deze zaken zijn terecht altijd in onze gemeenten geleerd, benadrukt en verdedigd.
Toch is het opmerkelijk dat er altijd mensen geweest zijn, die op min of meer bedekte wijze de ellendekennis vanuit de wet, die voorafgaat aan de kennis van de Heere Jezus, onnodig of overbodig achtten. Zij spreken wel van omwegen, bijwegen en raden hun hoorders aan regelrecht tot Jezus te gaan en Hem als hun Zaligmaker aan te nemen.
Wat voeren deze mensen voor deze verkeerde gedachtengang aan?
Ik noem slechts enkele punten.
1. Er wordt gewezen op de geschiedenis van de stokbewaarder. Op zijn vraag: "Wat moet ik doen om zalig te worden? " antwoordt Paulus: "Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden!" Zie je wel: er wordt met geen woord gesproken over: eerst moet je dit ervaren hebben en dan moet je dat beleefd hebben! Het is simpel: geloof!
Veertig jaar geleden hoorde ik deze visie buiten onze kring uitdragen, thans wordt die visie onder onze jongeren via jongerenbijeenkomsten en allerlei bladen geproclameerd.
Wie "De geestelijke mens" van Costerus leest, zal echter zien hoe onschriftuurlijk een dergelijke visie is en dat er wel degelijk een voorbereidend werk aan deze vraag ten grondslag lag. Hij heeft in die verhandeling een preek over de bekering van de stokbewaarder.
2. Verder zeggen zij: "Het evangelie is immers de blijde boodschap die gewaagt van redding door Jezus." Deze mensen geven hoog op van het evangelie van vrije genade dat tot ieder mens komt en dat ieder mens moet omhelzen. De Bijbel leert immers: "Predik het evangelie aan alle creaturen!" Er staat niet: "Predik de wet!" "Laten we daarom dat heerlijke evangelie niet verdonkeremanen door een wetsprediking!" zegt men dan.
Onder het evangelie, genomen in de ruimste betekenis, moeten we echter verstaan het hele Woord des Heeren, de hele inhoud van de Bijbel. Ook de wet des Heeren valt dan onder het geopenbaarde Woord van God en onder de prediking van het evangelie.
3. Weer anderen zeggen: "Kijk nu eens naar de Heid. Catechismus. Die begint ook met troost en niet met de ellende."
Maar we leerden vroeger op de catechisatie bij dr. Steenblok al dat de catechismus volgens de aristotelische regel is opgezet, waarbij eerst het doel genoemd wordt en daarna pas de weg om tot dit doel te geraken. Het doel is de troost Christus deelachtig te zijn (Zondag 1) en de weg naar die troost is de weg van de drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid (vanaf Zondag 2).
4. Ook verwijzen velen naar de woorden die Jezus wenend uitsprak toen Hij Jeruzalem naderde en o.a. zei: "Och, of gij ook bekende nog in deze uwe dag wat tot uw vrede dient.”
”Een wenende Jezus roept de mensen op tot Hem te komen, " zo zegt men dan.
Over deze woorden heeft Justus Vermeer een predikatie in zijn "Oefeningen" en hij merkt daarin het volgende op:
”Hij weende over Zijn volk dat Hij in de stad had, daar zij zowel als de onbekeerden een bange toekomst tegemoet gingen. Maar Hij weende ook over de onbekeerden, daar geen waarschuwingen hielpen. Gods knechten werden gedood en nu stonden zij zelfs op het punt de Zoon Gods Zelf te doden, zoals Hij in een gelijkenis reeds aangekondigd had.”
En over de woorden: "Och, of gij ook bekende, wat tot uw vrede dient, " zegt hij:
”Daardoor zal de Heere Jezus willen zeggen: "Och, of gij de weg wist om tot deze vrede te komen" en die weg is onder andere: zijn zonden te zien hij het overtuigend licht van Gods Geest, met de verloren zoon tot zichzelf te komen; vernederd en verootmoedigd te worden voor God, dan is er genade. Maar al wat in het schepsel is, staat tegen dat bukken in zijn schuld voor God. Verder God te heiligen en te rechtvaardigen en te belijden alle genade voor tijd en eeuwigheid onwaardig te zijn.
Het "bekennen" is een "erkennen" van de doodstaat met een zuchtend verlangen daaruit verlost te worden als vrucht van de bediening van Woord en Geest."
Ten slotte noem ik de heel bekende tekst uit Jes. 55:1: "O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk.”
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2002
De Wachter Sions | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2002
De Wachter Sions | 8 Pagina's