Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het bewaren van onze identiteit (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het bewaren van onze identiteit (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Verslag van de lezing, gehouden voor de VBSOvergadering op zaterdag 8 juni j.1. in de Ger. Gem. in Ned. te Bameveld, door C. v. Rijswijk)

De vorige keer noemden wij als vijfde punt de bekende tekst uit Jes. 55:1: "O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk.”

Met een beroep op o.a. het boekje "Komt herwaarts tot Mij" van Thomas Boston (Uitg. Kampen, 1997) zeggen zij: "Boston zegt letterlijk: Ik kan niet meegaan met hen die deze uitdrukkingen beperken tot hen die gevoelig zijn over hun zonden en ellenden en verlangen hiervan verlost te worden. Naar mijn mening geldt dit woord voor allen die buiten Christus leven, of zij nu gevoelig of ongevoelig zijn. Het gaat hier niet alleen over zondaren die door de wet van hun zonden zijn overtuigd, maar ook over hen die dit niet kennen.”

Maar wat zegt Boston hier? Heel eenvoudig zegt hij dat elk mens die de Heere niet kent, in een gebrekkige, dorstige toestand verkeert. In die algemene zin genomen is elk onbekeerd mens een "dorstig", een gebrekkig mens, een behoeftig mens, een arm mens dat dorst naar geld en goed. En elk mens moet naar Jezus komen, wil hij gelukkig worden!

Het zijn andere woorden, maar met dezelfde inhoud als de woorden die Jozua eenmaal tot het volk sprak: "Kies heden wie gij dienen zult. Ik en mijn huis, wij zullen de Heere dienen!”

De oproep tot bekering en geloof komt tot alle hoorders!

De kanttekening legt het woord "dorstigen" echter ook uit als: "Gij allen, die naar de gerechtigheid zeer verlangt, gevoelende uwe zonden en ellenden." Verder wordt er ook verwezen naar het bekende hoofdstuk van Mattheüs 5 over de zaligsprekingen. In die zaligsprekingen noemt de Heere ook steeds bijzondere gesteldheden: Zalig zijn de armen van geest, zalig zijn die treuren, zalig zijn die hongeren en dorsten, enz. en telkens wordt in de kanttekening de verklaring gegeven. Ik ga hier nu niet verder over uitweiden. Ds. Hellenbroek heeft een verklaring gegeven over het boek Jesaja, "De evangelische Jesaja" genaamd.

Over de tekst als "O alle gij dorstigen, komt tot de wateren" merkt hij op, dat we ten opzichte van het woord "dorst" kunnen denken aan "een staat van gebrek", maar ook aan "een staat van gevoel".

De Joden en ook de heidenen verkeerden in "een staat van gebrek". Dat wil zeggen: ze verkeerden in een ellendige staat en toestand. Zoals iemand die dorst heeft er ellendig aan toe is, zo is ook een onbekeerd mens er heel ellendig aan toe. In die algemene zin genomen, kunnen we dus zeggen dat iemand die de Heere niet kent in "een staat van dorst", dat is in "een staat van ellende" verkeert.

Na dit nu aangetoond te hebben, vervolgt Hellenbroek zijn betoog en gaat uitvoerig in op het woord "dorst" in bijzondere zin: het voelen van zijn dorst. Hij zegt dan: "Nochtans acht ik, dat men hier ook nog een stap verder moet gaan en deze "dorstigen" moet aanmerken, niet alleen in haar gebrek, maar zoals dorstig te zijn bijzonder insluit een zekere aangedaanheid omtrent het gebrek; welke aangedaanheid wel allereigenlijkst "dorst" wordt genoemd.

En dan "dorstigen", niet alleen zoals haar het evangelie vond, maar ook zoals haar het evangelie maakte en hebben wilde om betamelijke onderwerpen van de aangeboden verbondsgoederen te worden. Met een woord: zoals "dorstig" te zijn al een beginsel van genade is. Zulken allen dan die in een zo dorstige gestalte zijn, worden hier geroepen met vrijheid te komen. En die ook maar alleen: het zijn geen ongevoeligen, geen in eigen oog verzadigden... neen, de hongerigen vervult Hij met goederen en de rijken zendt Hij ledig weg.”

Het opmerkelijke is nu, dat Boston in zijn bevindelijke uitwerking van deze tekst toch weer op die innerlijke gesteldheid van de mens terechtkomt.

Zo zegt hij in zijn boekje (Komt herwaarts tot Mij die vermoeid en belast zijn) o.a. het volgende: "Het erge is, dat velen hun last niet voelen. Het gezag van de Wet drijft hen niet uit tot Hem (Christus) en hoewel de toorn op hen rust, zijn ze zich dat niet bewust.... Zij voelen hun eigen juk niet en stellen niet met ernst de vraag: "Wat moeten we doen om zalig te worden? " Arbeid toch om u bewust te zijn van uw last, met de begeerte om daarvan bevrijd te worden... (pag. 53). "Laat het wanhopige van uw kwaal u tot de grote Medicijnmeester brengen, hoe wanhopiger uw geval is, des te meer heerlijkheid zal Hij geven" (pag. 67).

Dit komt overeen met wat dr. Steenblok eens opmerkte, dat de Schotten de gangen van het geestelijke leven op voortreffelijke wijze naar voren brachten.

Het is opvallend hoe velen zich beroepen op Boston ter verdediging van het aanbod van genade, maar in de gangen van het geestelijke leven niet met hem meegaan. Men beroept zich op hem en anderen voor enige uitdrukkingen betreffende de uitwendige roeping, maar er is totaal geen aansluiting of overeenkomst met wat ze schrijven over de inwendige roeping en het bevindelijke leven.

Ik ga hier nu niet verder op in, maar wil twee opmerkingen maken:

Ik heb iemand uit onze kringen gekend die meer en meer het accent ging leggen op die zogenaamde ruime aanbieding van het evangelie en via de chr. ger. kerk belandde bij de vrijgemaakten en niets meer van de bevindelijke leer moest hebben. Laat ons dit ter waarschuwing zijn. Ik heb een ouderling uit onze vroegere Ger. Gem. gekend, die theoretisch minder scherp stond tegenover het aanbod van genade, maar bevindelijk door de Heere geleerd was en hoogachting had voor onze predikanten, vooral door de aansluiting die hij met hen had wat aangaat het bevindelijke werk des Heeren. Dit in tegenstelling tot hen die zich afzetten, onder de dekmantel van een ruime evangelieprediking voor te staan, tegen de zielsbevindende waarheid en daarvan ook niets willen weten!

Samengevat is het zo, dat Christus aan allen wordt aangewezen en aangeprezen en vooral de Engelse en Schotse schrijvers hebben dit op een aangrijpende wijze gedaan. Zij konden iets zo kort en bondig zeggen. Zo zegt Halyburton in een preek: "Wie de Heere Jezus niet gezien heeft, heeft nog nooit iets gezien wat de moeite van het zien waard is!" Hoe konden zij de schoonheid, rijkdom en heerlijkheid van de Heere Jezus aanprijzen! "Het is "maar" de inwendige roeping, " sprak eens dr. Steenblok.

Toen viel men hem aan: "U zegt: "maar" alsof die roeping niet zo belangrijk is.”

Hierop antwoordde hij: "Inderdaad heb ik "maar" gezegd, niet uit geringschatting, maar ik citeerde een oudvader die zei: De uitwendige roeping is "maar" bekendmaking, terwijl de inwendige roeping zaligmakend overtuigend en trekkend van aard is. Dat "maar" duidde aan dat de uitwendige roeping, in tegenstelling tot de inwendige roeping, een mens in zijn doodstaat laat! Dit "maar" is echter niet uit geringschatting voor de uitwendige roeping bedoeld!”

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Het bewaren van onze identiteit (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's