Het werk des Helilgen Geestes -6-

DE ZIEL NA DE BEKERING

”Hetgeen uit den Geest geboren is, dat is Geest.” (Joh. 3 : 6)

Geen waarheid schijnt met meer luister in het Woord Gods dan deze: at de zaligheid van het begin tot het einde is uit God. Overtuigend en schoon bewijst de Schrift, dat dit het werk der heerlijke te samen werkende Drie-eenheid is. Elke Persoon in de Godheid bekleedt een afzonderlijke en bijzondere bediening, en toch zijn de drie Personen te samen werkzaam, zijn zij om zo te spreken nauw samenverbonden in de onderneming van die machtige taak. De Vader wordt ons voorgesteld als gevende Zijn uitverkorenen in het verbond aan Zijn Zoon. Joh. 17 : 2. De Zoon als in eeuwigheid de bediening van Borg vervullende, in de volheid der tijden in menselijke gedaante op aarde verschijnende en lijdende voor onze zonden aan het kruis. Rom. 8 : 3. De Heilige Geest als van zonde overtuigende, geloof in het hart werkende, en leidende tot het bloed der verzoening. Joh. 14 : 8. Alzo wordt de zaligheid aangetoond als het gehele werk van de Drie-enige God, onderscheiden in bediening, maar toch één in voornemen. Thans hebben wij in dit groot verlossingsplan meer rechtstreeks te doen met dat deel, hetwelk in het bijzonder aan God de Heilige Geest wordt toegeschreven.

Wij hebben de zondaar reeds in de verschillende gestalten van zijn onbekeerde toestand beschouwd. Het verstand, de wil, de genegenheden, alles in hem is duister, verkeerd, bedorven en vervreemd van God; ja vijandschap en dood kenmerken elke onbekeerde mens. Maar wij hebben ook zijn bekeerde toestand aanschouwd, de tempel hersteld en God wonende onder de mensenkinderen. Het hart is tot zijn wettige Opperheer wedergekeerd en kleeft Hem aan met al de kracht zijner vernieuwde genegenheden. Duisternis is geweken voor licht, vijandschap voor liefde, ondankbaarheid voor lof; en de gehele ziel is met de snelheid en zekerheid ener magnetische naald naar God getrokken als het middelpunt van haar hoge en heilige aantrekkingskracht. Aan wiens kracht moet die wonderlijke verandering toegekend worden? Wellicht aan de zondaar zelf? Onmogelijk, want in hetzelfde beginsel, dat hem de eerste schrede op de weg der afkering van God deed zetten en dat hem in die weg deed voortgaan, vond hij geen kracht of geen drijfveer tot terugkeer.

Maar dan misschien aan de werkdadige tussenkomst van een of andere mens? Onmogelijk; want in het ganse rijk van geschapen verstand heeft God nimmer aan een enkele persoon die kracht en dat gezag verleend. Wij dienen dus noodwendig de verklaring van het geheim dezer geestelijke verandering buiten het schepsel, evenmin bij mensen als engelen te zoeken, maar alleen in God de eeuwige Geest. God zocht in Zichzelf die kracht en Hij vond haar daar aanwezig, in Zijn Eigen almachtige Geest. Zie hier de grote en geestelijke waarheid, die wij nu zullen gaan beschouwen, namelijk de wedergeboorte het enig en uitsluitend werk des Heiligen Geestes.

De leer, die aan menselijke kracht een voornaam deel in de nieuwe geboorte toekent, is gegrond op de veronderstelling dat er in de mens een aangeboren beginsel aanwezig is, dat naar heiligheid overhelt; en dat, omdat God hem geschapen heeft als een redelijk wezen, begaafd met een wil, met verstand, geweten, genegenheden en andere veranderlijke en zedelijke eigenschappen, om die oorzaak de eenvoudige, door niets geholpene, vrijwillige aanwending dier krachtvermogens, een eenvoudige keuze van hetgeen hem zijn geweten en zijn verstand als goed aanwijzen, met het oog op zekere aan de geest voorgestelde drijfveren, alles is wat vereist wordt om de ziel in het bezit ener Goddelijke natuur te stellen.

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen