Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer J.v.d. P.te B.,

U vindt het niet erg als ik uw initialen vermeld. En dat behoeft u ook niet erg te vinden, want een ieder mag weten wat u mij gevraagd hebt. De vragen zijn wel een antwoord waard, want ze geven ons ook wat het zielenleven betreft wel wat te overdenken. De Heere mocht het me geven om daar iets over te schrijven. In Handelingen 18:25 lezen we van Apollos, dat hij alleen maar wist van de doop van Johannes. U wilt graag weten wat ons dat te zeggen heeft. En zo heeft het u ook wat te denken gegeven als we in Joh. 1:33 van Johannes de Doper lezen: En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft om te dopen met water. Die had mij gezegd: p Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven. Die is het. Die met den Heiligen Geest doopt." U denkt dat hier wel een adventsgedachte in opgesloten ligt. Als ik uw brief eerder had gekregen, zou ik het antwoord wellicht in de adventsweken van het vorig jaar hebben geplaatst. Maar nu hebt u moeten wachten tot deze adventsweken, als de Heere u en mij in het leven spaart. Meerdere vragenstellers moeten soms wel een jaar op antwoord wachten, daar ik alle antwoorden niet in één keer kan plaatsen. Als ik een vraag krijg, begin ik meest gelijk maar aan het antwoord, denkende ook aan het ogenblik dat de Heere me van hier doet gaan, maar dan ook opdat ze allen van mij nog een antwoord zullen hebben gekregen.

U laat me weten dat er voor u niet anders overblijft dan de verzuchting: "Heere bekeer mij, zoals Gij al Uw oude volk bekeerd hebt." Nu, dat mag een ieder dan ook wel van u weten. Maar daarom ziet u graag dat ik eens iets zou willen schrijven over genoemde Schriftuurplaatsen. We zullen dan maar met Apollos beginnen. Van deze Apollos wordt gezegd, dat hij een Jood was, van geboorte uit Alexandrië in Egypte. Hij was vurig van geest, een geleerd man en als doorkneed in de Schriften. Die Schriften waren natuurlijk de Schriften van het Oude Testament. Hij kwam te Efeze en begon daar vrijmoedig te spreken in de S5Tiagoge. Hij zal al wel van Christus gehoord hebben, maar toch staat er: "wetende alleenlijk den doop van Johannes." We lezen verder dat Aquila en Priscilla hem gehoord hebben en hem tot zich namen en hem de weg Gods bescheidenlijker hebben uitgelegd. Hoewel deze Apollos dus wel een geleerde man was, was zijn kennis toch nog maar gebrekkig. Maar hij mocht van Aquila en Priscilla wat meer onderricht ontvangen. Dat onderwijs is wel nuttig voor hem geweest. We lezen immers verder: "En als hij wilde naar Achaje reizen, de broeders, hem vermaand hebbende, schreven aan de discipelen, dat zij hem ontvangen zouden; welke daar gekomen zijnde, heeft veel toegebracht aan degenen die geloofden door de genade. Want hij overtuigde de Joden met grote ernst in het openbaar, bewijzende door de Schriften, dat Jezus de Christus was.”

Het onderwijs dat hij heeft gekregen van Aquila en Priscilla heeft hem dus wel goede diensten bewezen. De apostel heeft aan de Korinthiërs later geschreven: "Ik heb geplant, Apollos heeft natgemaakt, maar God heeft de wasdom gegeven." Als we lezen dat Apollos naar Achaje is gereisd, dan wordt daar Korinthe mee bedoeld, want Korinthe was de hoofdstad van Achaje. En het blijkt uit de brief van Paulus aan de gemeente van Korinthe, dat Apollos bij velen wel een grote plaats had ingenomen in die gemeente. De apostel heeft immers nog geschreven ook aan de gemeente van Korinthe: "Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk? Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars, door welke gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft? " Apollos heeft dus wel winst mogen doen met het onderwijs dat hij van Aquila en Priscilla had opgedaan. Als we daarover schrijven, verrijzen de verzuchtingen Wel in ons hart dat er ook nu nog eens wat meer Aquila's en Priscilla's mochten worden gevonden. Een man en een vrouw met genade bedeeld, mochten Apollos de weg Gods bescheidenlijker bekendmaken. In deze tijd ziet men eerder dat men iemand maar gemakkelijk verwerpt. Men praat daarin ook elkaar maar na en om eigen eer hoog te houden doet men veelal aan al het geroddel ook nog mee. Maar men vreest er niet voor om het werk Gods aan te tasten en om dan ook zelfs een gezant des Heeren daarin niet te ontzien. Maar Aquila en Priscilla voelden toch ook nog wel aan dat er een werk Gods in Apollos te vinden was. En zo hebben ze in alle mildheid en liefde hem nader onderwezen.

Apollos wist dus alleen nog maar van de doop van Johannes. Johannes was een scherpe wetprediker als de voorloper van Christus, hoewel hij wel duidelijk in zijn prediking uit liet komen dat de kennis van Christus tot de zaligheid der ziel er te vinden zou moeten zijn. Hij wees Hem ook nog als met de vinger aan, zeggende: "Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt." En toch lezen we ook van hem, dat hij heeft moeten zeggen: "En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen dopende met het water." Dit heeft blijkbaar u ook wel wat te denken gegeven. Ik meen wel te begrijpen waarom u mij een vraag daarover hebt gesteld. Het blijkt dat Johannes de Heere Jezus nog steeds niet had gezien. Johannes is opgegroeid in Judéa en Jezus in Galiléa. Uitwendig was er ook zelfs nog een familieband, want Elizabeth was een nicht van Maria. Maar het leven in dat Joodse land was ook nog zo geheel anders dan nu bij ons. Hoe het ook zij, Johannes heeft Jezus pas persoonlijk leren kennen, als Hij tot hem kwam om van hem gedoopt te worden. Maar hierin lag ook weer een bijzondere besturing des Heeren. Johannes wist dat hij de heraut en wegbereider van de Messias was. En hij wist ook wel waarom de Messias in de wereld moest komen. Zo wist hij ook wel wat hij te prediken had. Een afsnijdende prediking had hij te brengen. Voor het vrome eigengerechtige volk was zijn prediking dan ook wel zeer scherp. Hij heeft evenals de Heere Jezus het woord adderengebroedsels wel gebruikt. Dat ging dus ook wel een beetje verder dan alleen een meningsuiting. Men mag wel een vrije meningsuiting hebben, als het maar niet daarmee op schelden uitdraait. We weten wel wat daarover in ons land te doen geweest is in deze laatste tijd. Nu, daar is ook wel wat voor te zeggen. Schelden mogen we ook niet, maar in de prediking kan een mens in al zijn verbeelding in zijn vrome godsdienst niet laag genoeg neergezet worden. Het is nooit te zeggen wie de mens door zijn diepe zondeval geworden is. Hij is niet anders dan een samenknoopsel van on-en eigengerechtigheid. En zo zullen we onszelf ook moeten leren kennen. Welnu, zo heeft Johannes zich ook wel leren kennen.

Als Jezus tot Johannes kwam met het verzoek om door hem gedoopt te worden, dan weigerde Johannes Hem zeer, zeggende: "Mij is nodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij? " Maar er is toen toch heel wat gebeurd. Die doop moest doorgaan. Wat hadden de woorden van de Heere Jezus toch veel te zeggen, als Hij tot Johannes zeide: "Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen." En Johannes mocht aflaten. Daar zal het bij ons allen eens een keer moeten komen. We lezen: "Toen liet hij van Hem af" Veelbetekenende woorden! Ik hoop dat u dat ook eens gebeuren mag. We mogen in het zaligworden niet mee doen. Christus moet geheel en alleen Zijn werk aan ons doen. We moeten een dienende Jezus leren kennen. Als dat gebeurt, gaat voor ons ook de hemel open. Als Jezus gedoopt was en opklom uit het water, werden de hemelen Hem geopend. En Johannes zag de Geest Gods op Christus nederdalen gelijk een duif Maar de Vader sprak ook uit de hemel, zeggende: "Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb." Als dat in ons leven ook mag gebeuren, leren we een Drieenig God tot onze zaligheid kennen. Hier gebeurde bij Johannes wat de Heere hem had gezegd, als Hij hem uitzond om te dopen. Zo zien we dus in de weg die Johannes moest gaan een Goddelijke leiding. En zulk een leiding zal ons toch ook niet onbekend moeten blijven. Er kan wel een heenwijzing naar de Persoon des Middelaars gekomen zijn, maar daar kennen we Hem nog niet mee. Velen kunnen het daar wel mee doen. Jezus wordt ze in het Evangelie aangewezen en ze komen tot Hem en geloven in Hem en daar zijn ze mee klaar. Maar zo is toch de weg des Heeren met Zijn volk niet. Jezus moet Zich aan de ziel openbaren om

Hem te kennen. Johannes de Doper is al opgesprongen in de buik van zijn moeder, als zij de stem van Maria mocht horen. De leer van de veronderstelde wedergeboorte heeft men daarop willen gronden. We moesten de wedergeboorte volgens die leer bij al de kinderen van gelovige ouders maar veronderstellen en ze op grond daarvan dopen. Maar de doop mag bediend worden op een hechtere grond. Op grond van het verbond der genade, maar dan zoals de door God verkorenen daarin begrepen mogen zijn en daarin dadelijk zullen worden opgenomen op de door God bepaalde tijd. En dat zo zeker als we die Doop voor onze ogen zien bedienen.

Johannes is ook wel door zijn ouders in de weg des Heeren onderwezen. Maar we lezen in Lukas 3: "Onder de hogepriester Annas en Kajafas, geschiedde het woord Gods tot Johannes, den zoon van Zacharias, in de woestijn. En hij kwam in al het omliggende land der Jordaan, predikende den doop der bekering tot vergeving der zonden." Zo werd het woord van de profeet Jesaja daarin vervuld, die van hem gesproken had als "de stem des roependen in de woestijn: bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht. Alle dal zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal vernederd worden, en de kromme wegen zullen tot een rechten weg worden, en de oneffen tot effen wegen. En alle vlees zal de zaligheid Gods zien." Er kwamen velen tot hem uit om van hem gedoopt te worden, maar hij heeft tot hen gezegd: "gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? Brengt dan vruchten voort der bekering waardig; en begint niet te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. En de bijl ligt ook airede aan den wortel der bomen; alle boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen." Zo sprak hij dus dat godsdienstige volk in zijn tijd aan. Hij veronderstelde geen wedergeboorte bij hen, maar hij liet ze weten dat ze wedergeboren moesten worden. En zo heeft hij ze dan ook doen weten dat die doop met water die hen tot hem deed komen, niet genoeg was. "Ik doop u wel met water", zo heeft hij gezegd, "maar Hij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben den riem van Zijn schoenen te ontbinden; Deze zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur; Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en de tarwe zal Hij in Zijn schuur samenbrengen, maar het kaf zal Hij met onuitblusselijk vuur verbranden.”

Dit is dus de prediking van Johannes geweest. Hij heeft zijn hoorders op de doop niet zalig gesproken. Velen die door hem gedoopt waren, zouden verloren gaan, als zij niet door de Heere Jezus met de Heilige Geest en met vuur gedoopt zouden worden. Ze zouden dus ook bij Johannes niet mogen blijven. Hij heeft ze van zichzelf afgewezen en naar Christus heengewezen. Maar Christus heeft Zich ook door hem doen kennen. En dat deed hem ook die Persoon anderen aanwijzen, zeggende: "Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt." Om Hem zo als dat Lam Gods te benodigen, moest men zonden hebben. Velen hadden geen zonden onder dat godsdienstige Jodendom. Ze hebben hem dan ook gevraagd: "Wat zullen wij dan doen? " En dan heeft hij ze gezegd waarin het nieuwe leven openbaar zou komen. Dan zouden de tollenaars niet meer eisen dan dat hun gezet was. En de krijgslieden zouden niemand overlast aandoen en ze zouden niemand het zijne met bedrog ontvreemden en zich laten vergenoegen met hun bezoldigingen. Daarin zou het nieuwe leven zich openbaren. Dan zouden ze dus niet meer behoeven te vragen: "Wat zullen wij doen? " Maar dan zouden ze een Jezus nodig krijgen voor hun ziel.

U hebt me nog een vraag gedaan die ik zal zoeken te beantwoorden. In een meditatie van een vroegere leraar hebt u gelezen dat er onderscheid is tussen een verzekering en een gemeenschap. Die schrijver heeft de lezers doen weten dat er velen zijn die wel van een vereniging met Christus weten te spreken, maar de gemeenschap met Hem wordt gemist. Dat is wel goed opgemerkt, maar als een Engelse schrijver gebruikt hij wat andere woorden dan dat wij gewend zijn. Daardoor kwam het niet zo duidelijk bij u over. Maar ik zal proberen het u duidelijk te maken. De ziel heeft naar verzekering te staan. Er kan wel een kennis van de Persoon des Middelaars gekomen zijn, maar dat men toch die geloofszekerheid nog mist van geheel Zijn eigendom te mogen zijn. We zien in deze tijd dat men van geen onderscheid in de standen van het genadeleven meer wil weten. Men wil niet weten van een toeleidende weg tot Christus. Bij de kennis van Christus zou men pas wedergeboren zijn. Er zouden dan wel overtuigingen zijn die aan het geloof in Christus voorafgaan, maar daar spreekt men van als een voorbereidend werk. Dat voorbereidend werk zou dan van de mens zelf zijn en kan zowel een algemene overtuiging zijn als een overtuiging die ons tot Christus brengt. Met een algemene overtuiging zou men dan nog als de hond tot zijn uitbraaksel wederkeren, maar als het een goed werk zou zijn, zou dat ons tot het geloof in Christus brengen. En dan is men pas wedergeboren. Dus dat goede voorbereidende werk is dan een vrucht van onze akker, want we zouden daarmee dan ook nog geestelijk dood zijn.

Het is echter wel weer te zien waar men met elke afwijking van de zuivere leer toe komt. Men komt dan volgens zulk een beredenering met zijn eigen werk als een geestelijk dood mens uiteindelijk tot de kennis der zaligheid. Dus een geestelijk dood mens zou dan toch nog zulk een voorbereidend werk kunnen verrichten. Gods Woord leert ons wel wat anders als de Heere zegt: "Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik ze voeren." Dat geschiedt in het zaligmakend overtuigend werk van Gods Geest. Moeten we dan de mensen maar opbouwen in een weg van overtuiging buiten de kennis van Christus? Nee, een leraar die eerlijk met de zielen wenst te handelen, begeert dat niet te doen. Die wenst wel de weg zuiver voor te stellen die tot de kennis van Christus leidt en zo kan hij de waarlijk heilbegerige zielen tot meerdere ontdekking en ook tot moedgeving zijn. Maar buiten de kennis van Christus mag men de ziel niet gerust stellen. Mag er kennis van Christus gekomen zijn, dan mag men blijde met de blijden zijn en mag men er meer houvast aan vinden dat het een werk van Gods genade in de ziel mag zijn. Toch is het nodig om de zielen ook te wijzen op een meerdere kennis van die Persoon, om te mogen weten hoe men door Hem met zulk een dure prijs gekocht en tot Zijn eigendom gemaakt is en alzo ook door Hem de verzoening met God heeft mogen vinden. Het is een grote en onmisbare weldaad als men daartoe gebracht wordt. Dan komt men dus tot een meerdere zekerheid van zijn staat en wordt men in de allernauwste vereniging met de Persoon des Middelaars gebracht.

Maar nu kom ik tot het beantwoorden van de vraag die u me gesteld hebt. Er zijn er die op de verzekering die ze daarvan hebben mogen ontvangen op een voetstuk komen waar ze niet van af te stoten zijn. Ze gaan als een bekeerd en gerechtvaardigd mens nu verder door het leven heen. Maar het nauwe gemeenschapsleven met de Persoon des Middelaars wordt gemist. Ik heb in het boek over het Hooglied dat van me uitgekomen is, in het bespreken van het vijfde hoofdstuk er op mogen wijzen wat het ons te zeggen heeft als de bruid die zelfs in de binnenkameren des Konings is geleid. Hem voor de deur laat staan en dus het buiten Zijn gemeenschap wel stellen kan. Maar het is de Bruidegom er om te doen, dat ze Zijn zoete nabijheid meer zal begeren. Wel moet ze nu meer door het geloof leren leven, maar dat geloofsleven is toch een gemeenschapsleven met Hem Die ten goede voor Zijn Kerk is verhoogd aan de rechterhand des Vaders. Zulk een geloofsgemeenschap met Hem kan alleen een vruchtbaar leven zijn voor de ziel. Dat doet de ziel in afhankelijkheid van Hem leven in de weg der ware heiligmaking, zoals Hij Zijn discipelen heeft doen weten, dat ze in Hem moesten blijven om uit Hem vrucht te dragen. Dan kan men geen hoog bekeerd mens worden met de geschonken weldaden, maar zal men weten dat men buiten Hem niets kan doen. Zo weet de Heere Zijn volk in de laagte te houden.

Ik heb nu iets over Johannes de Doper moeten schrijven, maar nu denk ik eraan, dat deze Johannes in de gevangenis zijn discipelen tot Jezus zond om te vragen of Hij wel de Christus was Die komen zou, of dat men een andere had te verwachten. Was dit nu de weg die hij als de wegbereider van Christus gaan moest en dat na die dierbare verzekering die hij daarvan bij de doop van Christus had mogen ontvangen? Ja, hij kreeg zelfs nog te horen: "En zalig is hij die aan Mij niet zal geërgerd worden." Zo wordt het voor de Kerk met al wat er gebeurd mag zijn, nog maar een nauwelijks zalig worden. Buiten Christus valt alles weg. Ik moet nodig besluiten, maar doe dat met de wens dat de Heere u dit door genade zal willen leren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 2005

De Wachter Sions | 8 Pagina's