Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte mevrouw N.N. te N.,

U hebt mij geschreven wat u tot de vraag gebracht heeft die u me gesteld heeft. Uit uw schrijven heb ik vernomen dat u na het zalig afsterven van een kind van God ook als met verse olie overgoten bent. Maar nu kunt u het daar weer niet meer mee doen. En nu vraagt u aan mij of het dan wel verse olie is geweest.

In Psalm 92 kunnen we de tekst vinden die over verse olie spreekt. We lezen in het 11e vers van die Psalm: ”Maar Gij zult mijn hoorn verhogen gelijk eens eenhoorns; ik ben met verse olie overgoten.” En nu doet u mij de vraag: kan het zijn dat men met verse olie overgoten is geworden en nu toch weer overal buiten staat als een onreine? Ja, dat is wel mogelijk, want in geestelijk opzicht blijft de olie niet altijd even vers. Psalm 92 is een Psalm, een lied op de sabbatdag. Van mijn trouwdag af heb ik deze Psalm altijd zondagsmorgens na het ontbijt gelezen. En die Psalm mocht mij ook nogal eens tot vertroosting zijn in moeilijke omstandigheden. In betrekking tot mijn ambtelijke bediening had die Psalm me ook nog weleens wat te zeggen. De liefde tot die gewichtvolle ambtelijke bediening waar ik me voor geplaatst zag, mocht daar dan nog weer door versterkt worden. En als de Heere me dan nog weer eens met verse olie wilde overgieten, dan werd de dienst die ik moest verrichten, me ook weer lief. Maar de ervaring is, dat het altijd niet bij verse olie blijft. Dat is ons ook niet toevertrouwd. Als de Heere ons uit Zijn volheid weer eens wil bedienen, moet het ons ook weer tot zelfonderzoek brengen. Het kan in geestelijk opzicht ook niet altijd sabbat voor ons zijn. Het is niet te miskennen wat de Heere ons wil schenken, maar het is ook weer nodig om het genot daaruit weer eens kwijt te raken. Er is ons niet zoveel toevertrouwd, want de mens is altijd maar geneigd om te gaan rusten op wat men mocht smaken. Maar men gaat er dan ook zo gauw de hoogte mee in. De Heere weet ons echter wel in de vernedering te brengen. En zo worden dan ook weer bange beroeringen ons deel. Al ben ik oud geworden, ik moet dat ook nog steeds weer ondervinden. Als de verse olie over ons wordt uitgegoten, twijfelen we niet aan de staat der genade waarin de Allerhoogste ons heeft gesteld. Dan mogen we weer geloven dat we een kind Gods zijn. En dat is geen kleine zaak. Men krijgt er toch indrukken van Wie God is in Zijn hoogheid en majesteit. En dan een kind van dat hoge Wezen te mogen zijn, is geen kleine zaak. Dan mag men daarin ook weer een scheiding zien met de wereldse en natuurlijke mens. De dichter mocht in deze zelfde Psalm zeggen: ”Een onvernuftig man weet er niet van; en een dwaas verstaat ditzelve niet. Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden.” Maar nu moet men zelf ook weer eens een goddeloze en een werker der ongerechtigheid worden. Dan kan men zich weer niet boven dezulken verheffen. Dan wordt het weer een wonder dat de Heere onderscheid maakt waar geen onderscheid is. We moeten dan ook zien dat de dichter in die Psalm zo vol verwondering spreekt over dat onderscheid dat Hij heeft willen maken. Zo mag hij in het begin van die Psalm ook zeggen: ”Het is goed, dat men den HEERE love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste. Dat men in den morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid in de nachten.” De Heere is dat zo waardig. Maar als ik die Psalm zo las, moest ik ook nog wel weer gedurig tot mezelf inkeren en zeggen: heb ik nu Zijn getrouwheid wel verkondigd in de nacht? Dus dan bleef er ook weer schuld over. Zo was ik dan in de ochtend alweer een sabbatschender, want hoe was de nacht aan mij voorbijgegaan! Maar zo moet men met elke weldaad die de Heere schenkt, weer tot zichzelf inkeren. Daar weet de Heere wel raad mee met ons. Als we weer eens goed gesteld mogen zijn geweest, volgt daar meest weer een terugvallen in onszelf op. En zo zit u nu ook weer als een dwaze maagd met geen olie in de vaten. Het eerste wat u kreeg was aangenaam, maar het nuttige is zowel nodig als het aangename. We zullen moeten weten voor welk mens de olie is bestemd. Die olie is duur verworven. Het is de olie des Geestes.

Christus heeft de Zijnen moeten kopen met een dure prijs. Op Hem rustte de Geest wel zonder mate, maar toch moest Hij in een vreselijke diepte afdalen. In plaats dat Hij met verse olie overgoten werd, heeft men Hem gal en alsum te drinken gegeven en een edikteug was zelfs een gunstbewijs. En waarom moest Hij zulk een diepe weg gaan? Omdat de mens zo diep gevallen is. U moet uzelf nu onrein waarnemen, zoals u me hebt geschreven. Och, daar komen we nog maar een stipje van aan de weet, hoe onrein we zijn. De dichter moest tot de uitroep komen:

Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel, Nu gans melaats, zal rein zijn en genezen. Was mij geheel, zo zal ik witter wezen Dan sneeuw, die vers op 't aardrijk nederviel.

En dan volgt daar nog op:

Ai, geef mij weer gewenste zielevreugd; Laat uit Uw mond mij stof tot blijdschap horen; Zo wordt opnieuw 't verbrijzeld hart verheugd, En in mijn geest de ware rust herboren.

Dus dan wordt u weer met verse olie overgoten, maar dan weet u toch nog weer wat beter waar die olie vandaan komt en hoe die met een dure prijs verworven is. U moet er eens over denken, wat het de Middelaar gekost heeft om die olie te verwerven. Daar heeft Hij voor in de verlating van Zijn Vader moeten hangen aan het kruis. De hemel was boven Hem gesloten en Hij hing daar in een drie-urige duisternis. De afgrond riep tot de afgrond, bij het gedruis van Gods watergoten. Zo werd Hij gesteld in die scheiding van Gods gemeenschap die er door onze zonde gekomen is. Het was alsof Hij die scheiding door Zijn zonde had aangebracht. Zo heeft Hij gestaan in de plaats van de eerste Adam, alsof Hij van die verboden boom gegeten had. Dat heeft Hem doen uitroepen: ”Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? ” Hoe heeft Hij de zaligheid voor Zijn Kerk toch duur moeten verwerven. En dat zullen we in de toepassing van die duur verworven zaligheid ook moeten weten.

De Heere mocht u tot een nadere kennis daarvan willen brengen. U hebt me ook nog geschreven hoe u met die verse olie werd overgoten met de woorden: ”Des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig.” De woorden moeten echter ook zaken voor ons worden. Al wat de Heere tot de ziel spreekt, moet rechte inhoud voor ons krijgen. Velen zijn met de woorden geholpen, zonder ooit de inhoud ervan recht te verstaan. Daar is een gemoedelijk christendom aan te kennen. Men krijgt de ene waarheid op de andere en met allerlei tekstjes en versjes is men zalig gesteld. Ik hoop echter dat de Heere u daarvoor zal willen bewaren. Daarmee sla ik niet weg wat er bij u geweest is, maar het is nodig dat u de diepe inhoud van de woorden recht leert verstaan. U vraagt me om onderwijs in uw schrijven en ik hoop dat de Heere mijn gebrekkig schrijven hierover tot een nadere kennis zal willen doen worden van wat de woorden inhouden. Die dierbare Geest mocht daartoe ook Zijn werk bij u doen, want die Geest maakt daarvoor plaats in een weg waarin het genot u ontvalt uit wat de woorden u hebben gedaan en het genot dat u daarin hebt mogen smaken. Maar die Geest brengt u ook tot een nadere kennis van de zaken van de woorden. Dan wordt u pas recht met verse olie overgoten. Die Geest zal u de reinigende kracht van het dierbare bloed van de Zoon van God doen kennen, want in Hem bent u geheel rein inwendig. En dan zult u ook goed moeten leren verstaan, dat die zondige natuur die u hier moet blijven omdragen, nooit geheel rein wordt.

Nu ik zo bezig ben om over het werk van de Heilige Geest te schrijven, gevoel ik ineens een drang om daar nog nader op in te gaan. En zo komt me ineens in de gedachten wat Psalm 23

van de olie des Geestes zegt. U hebt me immers geschreven dat u als met verse olie overgoten bent geweest. En dat doet me nu denken aan wat het 5e vers van Psalm 23 zegt. Daar lezen we: ”Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.” Deze laatste woorden geven mij wel wat te overdenken. Er wordt over het hoofd gesproken, want er staat: ”Gij maakt mijn hoofd vet met olie.” De mens mag een hoofd hebben, ter onderscheiding van de dieren. Er was eens een leraar die steeds sprak over des mensen kop. Dit deed mij zeer. Ik kreeg te zien hoe de Heere de mens met een hoofd geschapen had, ter onderscheiding van de dieren die een kop hebben, waarmee ze meest naar beneden kijken. Maar de mens als redelijk schepsel heeft een hoofd dat hij meest naar boven houdt. Zo zien we daarin hoe de Heere de mens geschapen heeft, als het pronkstuk van Zijn schepping. Die mens echter is moedwillig van zijn Schepper afgevallen. En nu houdt men het hoofd ook meest naar beneden gericht, om het in de aardse dingen te zoeken. Maar door genade mag men weer op een rechte wijze omhoog leren kijken. En nu is het hoofd eigenlijk de bestuurder van het ganse lichaam. En zo wijst dat hoofd ons eigenlijk op de persoon des mensen. Geheel de persoon wordt door Gods Geest vernieuwd. En nu wordt die persoon er ook toe verwaardigd om aan de tafel des Heeren deel te nemen. De dichter zegt: ”Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders.” En aan die tafel maakt de Heere het hoofd vet met olie. Dat doet de Heere dus. Zo krijgen we dus eraan te denken Wie de olie schenkt. Ik heb gezien dat de goede verklaarders dan in het bijzonder denken aan de Heilige Geest. Die Geest is het Die aan die tafel ons doet delen in Zijn genadegaven.

Er is dus over het werk van de Heilige Geest nogal heel wat op te merken. Terwijl ik nu daarover zit te schrijven, rijst de begeerte in mijn hart om deze brief voor de Pinksterdagen in ons blad te plaatsen. Dan krijgt u mijn brief nog eerder dan anderen die wat langer op een antwoord moeten wachten. Ik ben met mijn antwoorden ver voor, want ik beantwoord meest de vragen maar tegelijk, opdat wanneer ik soms ineens weg zal vallen, al de vragenstellers nog een antwoord zullen krijgen. Maar nu krijgt u het antwoord op uw vraag wat eerder. Met de Kerstdagen heb ik ook nog een toespraak mogen doen tot de gemeente. En toen heb ik erop gewezen dat we met de Kerstdagen de geboorte van de Zoon van God mogen herdenken, dus Zijn komst in de wereld. Maar op de Pinksterdagen overdenken we het grote wonder van de komst van de Heilige Geest, niet alleen in de wereld, maar ook in het hart. Er wordt in het formulier van de Heilige Doop gezegd dat de Heilige Geest in ons wonen wil. Die Geest neemt intrek in ons hart, om daar plaats voor Christus te maken. Er komt geen plaats in ons hart voor die dierbare Persoon als die Geest daar geen plaats bij ons maakt voor Hem voor Wie er zelfs geen plaats was in de herberg. Maar nu is Christus ook weer de Schenker van de Heilige Geest. Hij heeft er immers Zijn discipelen op gewezen, dat Hij van hen moest worden weggenomen, opdat Hij ze de Heilige Geest zou kunnen schenken. O, het werk van die drie Personen in het zaligen van de zondaar, daar komt men niet genoeg over uitgewonderd. Als ik daar een weinig in mag komen, dan springt er wat op in mijn ziel. Hoe zijn de drie Personen het toch met elkaar eens geweest in het werk der zaligheid. Zo doet God Zich ook als een Drie-enig God kennen door de ziel.

Die olie waarover de tekst spreekt, is echter toch in het bijzonder de olie des Geestes. Christus is met die Geest ook gezalfd als met vreugdeolie boven Zijn medegenoten. Maar die Geest deelt Hij dan ook aan Zijn medegenoten mee. Zo daalt die olie neer als op de baard van Aäron en op de zoom van Zijn klederen. En dat is nu ook met recht vette olie. De olie was meest vrucht van de olijfboom. Die olijven werden in een pers uitgedrukt en waren onder alle vloeibare vochten schier de voortreffelijksten in vettigheid, gewicht en kracht, in warmte en duurzaamheid. Het heeft de Middelaar ook wat gekost als Hij die olie voor de Zijnen moest verwerven. In Lukas 7 lezen we dat Hij in het huis van Simon de farizeeër was gekomen. En daar kwam een vrouw tot Hem met een albasten fles met zalf. En wat deed zij? Zij begon Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten en zalfde ze met zalf. De farizeeër wist toen wel te zeggen: ”Deze, indien Hij een profeet was, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt, want zij is een zondares.” Maar wat heeft Jezus toen tot hem gezegd? Hij heeft tot hem gezegd: ”Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water hebt gij niet tot mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd. Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd.” Simon de farizeeër heeft Jezus dus met olie niet willen zalven. Welk een vernedering en verachting heeft Christus toch van de zijde van Zijn godsdienstige vijanden moeten ondergaan. Maar dit alles nu ten goede voor Zijn Kerk, opdat Hij de olie des Geestes voor de Zijnen zou verwerven. De dichter mocht dus zeggen: ”Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.”

Het houdt wat in om met die olie des Geestes gezalfd te worden. Dan wordt het hoofd waarlijk daarmee vet gemaakt. Ja, dan is de beker overvloeiende. Op de grote Pinksterdag is dat gebleken bij de apostelen, die vervuld werden met de Heilige Geest. Ze kregen te spreken zoals de Geest hun gaf uit te spreken. Dat Pinksterfeest herhaalt zich wel niet zoals dat toen het geval mocht zijn, maar voor de ziel mag het ook wel Pinksterfeest worden, als die Geest Zich als een Goddelijk Persoon door haar doet kennen. Die Geest leidt haar in alle waarheid. Daar hebben we ook wel een duidelijk voorbeeld van in de apostelen op de grote Pinksterdag. Hoe werd de Schrift toen toch voor hen geopend! Ze zagen de vervulling ervan in de nu verhoogde Middelaar. Toen werd de noodzakelijkheid van Zijn lijden en sterven hun wel geheel duidelijk. Dat heeft Petrus doen zeggen: ”Dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood.” Zo ontsloot zich die eeuwige raad en voorkennis Gods voor de apostelen. Dat werd voor hen een zich verliezen in dat eeuwige Goddelijke welbehagen.

O, daar vindt de ziel een grondslag buiten zichzelf! Het kan al aangenaam zijn om in de beloften door de olie des Geestes vet gemaakt te worden, maar we zullen ook moeten weten waar die olie vandaan komt en hoe die olie zo duur verworven is. En zeker, als ook maar eniger mate die olie des Geestes over ons mag komen, dan weten we ook wel waar die olie vandaan komt, want we hebben dat niet uit onszelf. Maar als dat leven weer ontbreekt in de ziel, dan gevoelen we ons weer zo ledig en staan we weer overal buiten, zoals u mij geschreven hebt. En nu vraagt u mij: wat is dat dan toch geweest? Och, vraag toch maar of de Heere u dat nader bekend wil maken. U moet geheel ontledigd worden in uzelf en diepere ontdekking is noodzakelijk, opdat de olie des Geestes rechte waarde voor u zal krijgen. De discipelen zijn biddende en smekende geweest om de Heilige Geest. Daar was nu plaats voor bij hen gekomen. Christus heeft van die Geest gesproken als een andere Trooster. Die Geest zet het stempel op Zijn Eigen werk. Die leidt de ziel terug naar het allereerste begin van het werk dat Hij gedaan heeft en laat ze geheel de leiding met haar zien als een leiding door Hem met haar gehouden. Maar dan brengt die Geest ze ook terug naar de stilte der eeuwigheid en mag men weten wat daar reeds vastlag in dat Goddelijk besluit. Dan doet de Vader Zich niet alleen als een verzoend God, maar ook als een liefderijk Vader in Christus kennen. Christus heeft Zijn discipelen gezegd dat Hij de Vader zou bidden en Die zou hen een andere Trooster geven. En Die zou bij hen blijven in der eeuwigheid. En och, ik moet eindigen, maar er zou nog zoveel te zeggen zijn van dat verborgen werk des Geestes, daar Hij de Voorbidder wordt in de harten der Zijnen en ze ook met een drievoudig ambt bekleedt. In alle geestelijke verrichtingen zijn we zo afhankelijk van de bediening des Geestes. Maar die Geest is ook het Onderpand van de eeuwige erfenis. Eeuwig zal men straks met die olie des Geestes overstroomd worden. Mevrouw, ik wens het u en de lezers van harte toe, om die Geest in Zijn onmisbare werkingen recht te leren kennen. Ik moet nu besluiten en doe dat met de wens dat Pinksterfeest recht betekenis voor de ziel zal mogen krijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 mei 2007

De Wachter Sions | 10 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 mei 2007

De Wachter Sions | 10 Pagina's