Van ’De Saambinder’ naar ’De Wachter Sions’
In dit jaar wordt het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Gemeenten herdacht. We hadden ons voorgenomen om in oktober een geheel nummer van ons blad aan die herdenking te besteden. Zo heb ik nu mijn antwoord per brief daar ook voor gebruikt. Toch is het zeer begrijpelijk dat men graag wilde zien dat ik ook nog in een apart stukje daar iets over zou schrijven. Ik ben de enige van de leraars onder ons die, wat er voorgevallen is in 1953, heeft meegemaakt. In 1953 was ik 28 jaar en nu is dit het omgekeerde getal, namelijk 82 jaar.
Vóór 1953 lazen we De Saambinder, maar na het voorgevallene in 1953 is dat De Wachter Sions geworden. We hebben er geen behoefte aan om op het voorgevallene in dat jaar nog weer uitvoerig in te gaan. Maar we mogen ook weer niet vergeten Wie de Heere voor ons in dat jaar en in de jaren daarna is geweest. Juist heb ik in deze weken een huwelijk bevestigd met de woorden uit Psalm 42:9. Ik wilde naar een verklaring zoeken, maar werd ineens indachtig gemaakt dat ik na de scheuring van 1953 die briefwisseling heb geschreven van die vriend uit Mesech en die vriend uit de Landstreek der Jordaan. Later is die briefwisseling in een boek uitgegeven onder de titel 'Uit het zieleleven'.
Ik ging even nakijken wat ik toen over Psalm 42 heb geschreven. En dit deed me toch zien dat dit de slechtste tijd in mijn leven niet is geweest. De Heere heeft Zich in de weg die we toen moesten gaan, aan ons niet onbetuigd gelaten. Naar de ziel is het een onvergetelijke tijd voor ons geworden. We mochten ervaren dat we de Heere in deze weg aan onze zijde hadden. Maar de Heere heeft daar verder ook uitwendig getuigenis aan gegeven.
We denken eraan, dat de kerkelijke goederen ons eerst werden ontnomen, maar later ons weer werden teruggegeven. We werden in 1953 voor de rechtbank in Rotterdam gedaagd. Deze zitting hebben we ook bijgewoond. De rechtbank van Rotterdam kon toen niet verder gaan dan de kerkelijke goederen voorlopig toe te wijzen aan de gemeenten die nog tot het oude kerkverband behoorden, maar met de bepaling erbij, dat men het hogerop moest zoeken. Dat is gebeurd en dat bracht na een grondig onderzoek de hogere rechtbank tot het besluit om de kerkelijke goederen ons toe te wijzen. Dit is eerst vooral voor Dr. Steenblok een moeilijke weg geworden. Hij moest zijn kerk en pastorie verlaten en ergens elders een kerkgebouw en een huis betrekken. Ds. A. Verhagen kwam toen naar Gouda en mocht ons kerkgebouw te Gouda en ook de pastorie in gebruik nemen. Maar in 1959 moest hij kerkgebouw en pastorie verlaten en mocht Dr. Steenblok weer terugkeren naar zijn eigen kerkgebouw en pastorie. Het is niet te vergeten hoe hij toen dit kerkgebouw weer in gebruik genomen heeft. Op een gepaste wijze, zonder enige zelfverheffing of een verkeerd woord te gebruiken voor de tegenpartij, mocht hij toen dit werk verrichten. In alle ootmoedigheid werd Gods Woord verkondigd en mocht de Heere de eer worden toegebracht.
Zo heeft de Heere Zich aan ons niet onbetuigd gelaten. Al viel het voor het vlees niet mee, zulk een weg te moeten gaan als waarin we nu door de Heere geleid werden, de bijzondere nabijheid des Heeren mocht wel worden waargenomen. We moesten hier en daar op een zolder of in een kelder of op een deel van een boerderij samenkomen, maar daar mocht nog, naast een lief volk des Heeren, de Heere Zelf ook aanwezig zijn.
We hebben in die tijd ook nog wel moeten denken aan vroegere scheuringen die er plaatsgevonden hebben. In 1834 vond er een afscheiding plaats, waar de Heere ook getuigenis aan gaf, als Zijn volk dat op andere plaatsen, waar alleen maar vrijzinnigheid en modernisme te vinden was, weer het zuivere Woord onder ds. H. de Cock mocht gaan beluisteren.
Maar de kerk des Heeren blijft op aarde een strijdende kerk en de volmaaktheid is hier niet te vinden. Dat is ook weer gebleken als de afgescheidenen vrijheid van godsdienstoefening bij een aards koning gingen vragen. Daar konden velen niet in meegaan. Maar later viel er weer een andere scheiding, als er Kruisgemeenten ontstonden naast de Afgescheidenen. Het boekje van ds. W.W. Smitt, getiteld 'Waar openbaart zich de Gereformeerde Kerk in Nederland? ' wijst ons hierin ook weer duidelijk de weg.
Wij willen graag de weg blijven volgen van na 1869, als er de Kruisgemeenten ontstonden, die gediend werden door ds. E. Fransen, ds. C. van den Oever en meer andere achtenswaardige leraars. Zij waren afkerig van zulk een aanbod van genadeleer als er toen onder de afgescheidenen verkondigd werd. Dezelfde strijd hebben ook wij weer moeten voeren. Maar waar komt men toe, als steeds meer leraars de kansels gaan beklimmen, die zelf blijkbaar van geen inwendige roeping weten, waartoe de Heere de zuivere uitwendige roeping gebruiken wil.
Dan komt er een strijd met een nabijkomende godsdienst, die wel rechtzinnige woorden weet te gebruiken, maar toch niet naar het hart van Jeruzalem weet te spreken. Velen weten wel leed te dragen over kerkelijke gescheidenheid. Steeds weer horen we hetzelfde vrome gemoedelijke praatje: Wie zou niet wenen? Men weet de mensen te wijzen op Jezus' woorden in Joh. 17, waar we Zijn voorbede vinden om de eenheid van de Kerk. Maar welke eenheid bedoelt Hij daar? Men schijnt dat niet meer te weten. Jezus' hogepriesterlijk gebed is een gebed voor de aan Hem gegevenen van de Vader. Die zijn in Hem één, maar worden er ook toe geroepen om die eenheid in broederlijke liefde te openbaren.
We moeten gaan besluiten, want het ontbreekt niet aan stof om hierover door te gaan. Oud geworden zijnde, mogen we de Heere erkennen voor wat Hij ons nog gegeven en gelaten heeft. Niet graag zouden we van de weg die we hierin hebben moeten gaan, iets afgedaan hebben. We zijn met de Heere niet beschaamd uitgekomen. De Kerk blijft op aarde een strijdende en onvolmaakte kerk. Het voornaamste is echter, als we het over de leer der Waarheid, voorwerpelijk en practicaal maar eens zijn. En dat heeft de Heere ons tot op heden gegeven. En dan kunnen we wel eens klein worden onder deze bemoeienissen des Heeren en onder de band van saamhorigheid die nog onder ons gevonden wordt. We weten echter dat het ook weer zo spoedig veranderen kan, waarom het onze bede maar gedurig mocht zijn of de Heere nog in Zijn gunst verder met ons zal willen optrekken.
Tot op heden mogen we wel zien dat de Heere ons nog niet geheel verlaten heeft, maar de Heere mocht ons om het behoud van wat Hij ons nog gegeven heeft en om Zijn onmisbare zegen voor de toekomst in deze zeer donkere tijd maar aan Zijn troon binden, opdat Sion nog weeën mocht krijgen en er nog nieuwelingen aan ons getal zullen mogen worden toegevoegd. Dit is de wens van uw oude voorganger.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 2007
De Wachter Sions | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 2007
De Wachter Sions | 8 Pagina's