Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (59b)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (59b)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tien melaatsen

En waar zijn de negen?

(Lukas 17:17)

Op een gegeven ogenblik zeiden ze tegen elkaar: ”Kijk eens! Onze zweren zijn helemaal verdwenen. De Heere Jezus heeft ons genezen. Laten we vlug doorlopen naar de priester. Als die ons rein heeft verklaard, mogen we weer onder de mensen komen!”

Negen genezen melaatsen haastten zich naar hun eigen priester, maar één melaatse deed dat niet en dat was de Samaritaan. Hij kon echt niet meer verder, maar moest meteen terug naar Jezus. Waarom deed hij dat?

Hij was zo blij dat hij door Jezus was genezen, dat hij Hem daarvoor meteen wilde danken. In zijn hart leefde het:

Mij, in den kuil verzonken, Mij heeft Hij hulp geschonken. (Psalm 40:1)

Daarom keerde hij meteen om en verheerlijkte God met grote stem.

De genezen man voelde ook, dat hij gééstelijk melaats was. Dat wil zeggen dat hij bedroefd was omdat Hij tegen de Heere had gezondigd en met David moest klagen:

Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel, Nu gans melaats, zal rein zijn en genezen; Was mij geheel, zo zal ik witter wezen Dan sneeuw, die vers op 't aardrijk nederviel. (Psalm 51:4)

De Samaritaan wist dat zijn melaatsheid een gevolg was van zijn zonde. Echt gelukkig zou hij pas zijn als niet alleen zijn natuurlijke melaatsheid, maar vooral zijn gééstelijke melaatsheid zou worden weggenomen en hij een kind van de Heere mocht zijn. Hij was nu wel tijdelijk geholpen, maar hij moest voor eeuwig worden geholpen, zodat hij zou kunnen zingen:

Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven; Die van de straf voor eeuwig is ontheven. (Psalm 32:1)

De Samaritaan kon ook daarom niet meer verder gaan. De andere negen genezen melaatsen liepen door naar de priester. Zij waren blij dat ze hun melaatsheid kwijt waren, maar dachten niet aan hun geestelijke melaatsheid. Zij hadden Jezus alleen nodig gehad om van hun melaatsheid af te komen, maar hadden Hem niet nodig om van hun zonden verlost te worden. Daar was het de Samaritaan wél om te doen.

Hij keerde naar Jezus terug, viel uit eerbied op zijn aangezicht voor Zijn voeten neer en dankte Hem voor de genezing. Meteen smeekte hij om door Hem van zijn zonden verlost te worden.

De Heere Jezus keek naar hem en sprak: Zijn niet de tien gereinigd geworden? En waar zijn de negen? Eert alleen deze vreemdeling, deze Samaritaan, de Heere? ”

Jezus wist dat het de Samaritaan om Hem te doen was. Daarom sprak de Hij tot hem: Sta op en ga heen; uw geloof heeft u behouden.

Uit Jezus' mond mocht hij nu horen dat hij voor eeuwig behouden was.

Hierna ging ook de Samaritaan naar zijn priester om zich rein te laten verklaren.

(Vervolg op pag. 230)

(Vervolg 'Uit de Bron')

Daarna mocht hij weer bij de mensen wonen. Maar wat veel groter was: Straks zou Hij voor eeuwig met al Gods kinderen in de hemel mogen zijn om de Heere te loven en te danken voor Zijn genade aan hem bewezen.

De negen Israëlieten waren beter geworden, maar ze hebben de Heere ervoor niet gedankt. Ook hadden ze in hun ernstige ziekte geen roepstem van de Heere gezien. Alle ziekten die ons overkomen, zijn immers roepstemmen van de Heere om ons te bekeren.

Wat zijn er veel mensen geweest die op hun ziekbed beloofden voortaan naar de kerk te gaan, maar hun belofte verbraken toen ze beter werden. Je weet dat je trouw naar de kerk moet gaan en voortdurend Gods Woord moet onderzoeken. De Heere wil daardoor mensen tot Hem brengen.

Misschien zeg je: ”Ik ga al zolang naar de kerk, maar ik ken nog steeds de Heere niet.” Blijf er toch mee doorgaan en doe je plicht. Kijk eens wat de Heere aan die tien melaatsen wilde doen. Zij deden wat Jezus hun opdroeg en werden onderweg van hun melaatsheid genezen.

Gebruik de middelen die de Heere heeft gegeven tot je bekering. Wat zou je gelukkig zijn als de Heere Zijn Woord voor jou zou willen zegenen. Dan was je voor tijd en eeuwigheid gelukkig en kon je met David van harte zingen:

Nu zal ik voor de weldaân, die 'k genoot, Aan Hem, naar mijn geloften, eer bewijzen; (Psalm 116:8)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 2008

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (59b)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 2008

De Wachter Sions | 8 Pagina's