Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingebruikname nieuw kerkgebouw ’De Hoeksteen’ te Barneveld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingebruikname nieuw kerkgebouw ’De Hoeksteen’ te Barneveld

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op woensdag 17 september 2008 werd in een avonddienst het nieuwe kerkgebouw van de gemeente van Barneveld op plechtige wijze in gebruik genomen. Nadat op zondagavond 14 september de laatste dienst in het oude kerkgebouw aan de Van den Bogertlaan was gehouden, werd aan het einde van die dienst de Kanselbijbel door ds. J. Roos gesloten.

Bij het begin van de openingsdienst in het nieuwe kerkgebouw werd de Kanselbijbel geopend bij het zingen van de derde regel van Psalm 119:65: Want d'oop'ning van Uw woorden zal gewis'. Ds. Roos bepaalde de gemeente in deze eerste dienst bij de tekstwoorden uit Exodus 20:24b: an alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen, en zal u zegenen.

Ds. Roos zette boven zijn overdenking: Met het in gebruik nemen van dit ons nieuwe kerkgebouw, bepaalt de Heere ons:

1. Bij het gedenken van Zijn Naam;

2. Bij de rijkdom van Zijn tegenwoordigheid.

Wanneer we als gemeente met de vele genodigden hier in ons nieuwe kerkgebouw bijeengekomen zijn, aldus ds. Roos, dan past en betaamt het ons de Naam des Heeren te erkennen voor de weldaad die ons geschonken is. We zijn zo gauw geneigd om met een gelegenheid als deze te gaan spreken over het grote kerkgebouw en de grote milddadigheid van de gemeente, alsook over de grote inzet van zowel de bouwcommissie als van de vele vrijwilligers. En het is ook groot dat de Heere ons dit gegeven heeft, maar toch willen we bij deze gelegenheid Gods Woord, dat zo-even geopend is, centraal stellen, opdat het ook in dit avonduur zal zijn:

Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen; Men loov' Hem vroeg en spâ; De wereld hoor', en volg' mijn zangen, Met amen, amen, na.

Onze wens is dan ook dat de Heere alleen de eer zal mogen ontvangen van alles wat Hij in deze tijd nog heeft willen geven. Van nature zijn wij niet in staat om Gods eer te bedoelen; hoe groot zou het zijn als de Heere er Zelf zorg voor draagt dat Hij aan Zijn eer komt.

Daarom hebben de tekstwoorden van deze avond ons ook zoveel te zeggen. Aan alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal. De Heere geeft hiermee te kennen: Overal waar de eredienst plaatsvindt in overeenstemming met Mijn wil, overal waar Mijn Naam verhoogd en verheerlijkt wordt, overal waar die Naam in het middelpunt staat, ofwel centraal gesteld wordt, overal waar de volle raad Gods verkondigd mag worden en waar de Heere Jezus als de enige Naam Die onder de hemel gegeven is, door Welke wij moeten zalig worden, wordt voorgesteld, zal Ik tot u komen, en zal u zegenen.

We willen echter ook nog op iets anders wijzen. Er staat niet in onze tekst: Aan alle plaats waar u Mijns Naams gedachtenis stichten zal, maar: Aan alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal. Dus die plaatsen, die door Mij bepaald zijn, waarvan Ik van eeuwigheid besloten heb dat die er komen zullen. Het heeft ons zoveel te zeggen dat dit er staat: waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal, waar Ik Mijn gunstrijk aangezicht laat zien.

We hebben zondagavond al gememoreerd hoe ds. Chr. van de Woestijne jaren geleden reeds geloven mocht dat de gemeente zeer uitgebreid zou worden, waar hij bepaald was bij Job 8:7: w beginsel zal wel gering zijn, maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. Nu, na zoveel jaren, is dit laatste vervuld geworden en mogen we nu dit nieuwe kerkgebouw openen. Dit kerkgebouw moest hier komen. Dat was ook van eeuwigheid besloten. Daarom krijgt het zo'n bijzondere betekenis als de Heere zegt: an alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal. Die plaats heb Ik bepaald.

Onze tekstwoorden zeggen echter ook dat de Heere daarmee al die plaatsen veroordeelt waar de mens in het middelpunt staat en waar eigenwillige godsdienst is; al die plaatsen waar het evenwicht in de prediking tussen wet en Evangelie niet gehandhaafd wordt; al die plaatsen waar de zielsbevindelijke Schriftuurlijke prediking niet gehoord wordt.

Aan alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal. Dat zijn geen willekeurige plaatsen, maar plaatsen waar men samenkomt onder de ambtelijke bediening, onder het zuivere woord van God. Dat was niet alleen zo onder het Oude Testament, maar dat woord geldt ook voor het Nieuwe Testament. Het geldt ook voor hedenavond. Aan alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal.

Om te weten wat de ware kerk is, willen we u vier kenmerken noemen. Het eerste kenmerk is: Waar God op het allermeest verhoogd en verheerlijkt wordt, ofwel: Soli Deo Gloria. Gode alleen de eer.

(Vervolg op pag. 38)

(Vervolg verslag ingebruikname nieuw kerkgebouw)

Een tweede kenmerk is, waar de zondaar het allermeest vernederd wordt. Dan wordt de doodstaat van de mens niet verzwegen of geloochend, maar wordt deze aangewezen en genoemd. Want voordat Christus alles voor een verloren zondaar wordt, zal hij eerst door de bediening van Gods Geest moeten leren dat hij buiten God en buiten Christus staat. Thomas Boston zegt hiervan: 'Als een zondaar of een zondares in het verbond der genade overgaat, dan krijgt hij eerst het geloof in de wet', of zoals wij het uitdrukken: dan komt hij onder de zaligmakende bediening van Gods wet. 'En', zegt Boston, 'daarom moeten zowel wet als Evangelie gepredikt worden'.

Als de Heere door de bediening van Gods wet, die wet als een instrument, als een middel gaat gebruiken, dan gaat u, dan gaan jullie, jongens en meisjes, mannen en vrouwen, uzelf zien als een zondaar, een doelmisser, een wegloper. Door het ontdekkend genadelicht van Gods Geest krijgt zo'n zondaar dan meer en meer te zien wie hij is, totdat hij een verloren zondaar voor God gaat worden, die geen uitredding, geen verlossing meer weet, zodat hij met David uitroept: r was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijn ziel (Ps. 142:5).

O gemeente, zo werkt de Heere door Zijn Geest, opdat die verloren zondaar gaat inzien dat hij volkomen hulpeloos is om tot genade te komen; dan is Christus verborgen. Die zondaar krijgt met Gods recht van doen. Dat Goddelijke recht eist volkomen betaling. Op deze wijze wordt de zondaar een verloren zondaar die alle rechten verspeeld heeft, die door genade God in de handen leert vallen en Gods eer hoger gaat achten dan zijn eigen zaligheid. Daarom zegt Thomas Boston: 'Elke vorm van Evangelieprediking waarin de wetsprediking niet wordt gehoord, is een afschrik voor de waarachtige bekering'.

Zal het dan geen eeuwig wonder zijn als het derde kenmerk niet vreemd blijft in de prediking, maar ook niet in de beleving van een zondaar, namelijk dat die vernederde zondaar bemoedigd en vertroost mag worden terwijl hij niet anders dacht dan voor eeuwig om te komen? Hoe dan? Wel, dat hem de weg der zaligheid wordt aangewezen en er een mogelijkheid van zaligworden verkondigd wordt; ja, dat de bereidwilligheid van Christus hem verklaard wordt: eze ontvangt de zondaars, en eet met hen (Lukas 15:2b).

En meer nog als die dierbare Persoon des Middelaars wordt bekend gemaakt en men Hem in Zijn schoonheid, dierbaarheid en beminnelijkheid mag ontdekt krijgen, zodat men uitroept:

Beminlijk Vorst, Uw schoonheid hoog te loven,

Gaat al het schoon der mensen ver te boven.

O, als dat mag plaatsvinden in het leven, dan krijgt die dierbare Persoon des Middelaars alle waarde voor de ziel. Dan mag u ook weten hoe Hij er uitziet; dat Hij blank en rood is en de banier draagt boven tienduizenden. Dat Hij Zijn dierbaar bloed voor mij gestort heeft. Maar ook om te weten dat ik het eigendom van God mag zijn, dat God de Vader voor mij zorg draagt, en dat de Heere het ook bevestigen wil door de bediening van Zijn Heilige Geest.

Dan zal ook het vierde kenmerk niet vreemd blijven, namelijk dat die bemoedigde en vertrooste zondaar wordt aangespoord om te leven tot Gods eer en naar Zijn Woord. Dat is ook de begeerte van zo'n zondaar, namelijk om tot Gods eer te leven en dat de zonde met wortel en tak zal worden uitgeroeid, ook dat boze bestaan. Juist daarom moeten ze zichzelf zo aanklagen en brengt het altijd weer op dat plaatsje dat ze gaan smeken: Heere, mag ik een kruimeltje genade krijgen? Mag ik U weer eens ontdekt krijgen? Mag ik weer eens onderwijs van U ontvangen? Nee, de Heere maakt geen hoogvliegers. De Heere brengt Zijn volk altijd weer in de diepte.

We hebben zojuist iets gezegd hoe die gezegende Borg en Middelaar dan alle waarde krijgt voor de ziel. Daarom zult u ook kunnen begrijpen waarom we als kerkenraad gemeend hebben om dit kerkgebouw de naam te geven: De Hoeksteen”. Christus is de kostelijke Hoeksteen (Jes. 28:16b). Al de levende leden van Gods Kerk zijn aan die Hoeksteen verbonden door – als ik het zo mag uitdrukken – het cement van Gods liefde.

Kunt u zeggen dat Christus u dierbaar is? Kunt u zeggen dat Hij u alles is? Ik wenste wel, dat Christus alles en in allen zou zijn. Wat zou dat een groot voorrecht zijn, als de Heere zo het woord zou willen zegenen, Zijn Koninkrijk zou willen uitbreiden en het rijk van satan afbreuk zou willen doen. Want we hebben allen een kostelijke ziel, we reizen allen naar de eeuwigheid.

Als zo deze vier kenmerken in dit kerkgebouw mogen klinken, dan belooft de Heere wat we in het tweede gedeelte van onze tekst lezen: zal Ik tot u komen, en zal u zegenen. Dat brengt ons bij onze 2 e hoofdgedachte, namelijk dat de Heere ons bepaalt ”Bij de rijkdom van Zijn tegenwoordigheid”.

Wat een voorrecht als de Heere tot ons komt met Zijn dierbare gunst. Dan komt Hij met Zijn Geest. Dat is geen misschien, nee, ik lees drie keer in de tekst: ”zal”. Aan alle plaats waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen, en zal u zegenen.

De Heere zegt dit Zelf. Dan gevoelen we dat we op heilig grondgebied zijn, maar dan moeten we er tegelijkertijd aan toevoegen, ook als ambtsdragers: O Heere, wij zijn het niet waardig dat U tot ons komt. Heere, zou U nog in dit grote kerkgebouw met Uw Geest willen afdalen? Zou U met Uw dierbare Geest tussen de rijen willen doorgaan en in de harten van jongens en meisjes, mannen en vrouwen willen werken? Niemand van ons heeft dat verdiend, maar:

Denk aan ons toch in genâ, Om Uw goedheid eer te geven. Moge de Heere dat ook schenken.

De tekstwoorden van deze avond hebben ons veel te zeggen gehad en we durven te zeggen dat we dit nieuwe kerkgebouw van de Heere gekregen hebben. In het begin kregen we namelijk niet alle medewerking voor de totstandkoming ervan en dat heeft ons uitgedreven tot de Heere, omdat er 's zondags zoveel gezinnen geen zitplaats hadden en er ook zovelen in de gangpaden moesten zitten of in de naastgelegen vergaderzaal. Toen hebben we gezegd: eere, U weet er toch van. De Heere beloofde ons toen: od van den hemel, Die zal het ons doen gelukken (Neh. 2:20). De gemeente weet hiervan. We hebben deze woorden ook dikwijls geciteerd.

We denken aan de ledenvergadering in december 2006, toen we ook in moeilijke omstandigheden verkeerden. Op die dag smeekten we: Heere, als U ervan afweet, van de omstandigheden alsook van ons kerkgebouw, zou U het dan zo willen bevestigen, dat ik vanavond aan de leden kan meedelen dat de vergunning wordt verleend. Het leek er echter absoluut niet op. We kwamen die avond in de consistorie en toen we er net waren, kwam men ons meedelen dat diezelfde middag het bericht was ontvangen dat de vergunning zou worden afgegeven. U begrijpt welk een bevestiging dit voor ons en tegelijkertijd ook voor de gemeente is geweest. We mochten toen zo vast geloven dat het kerkgebouw er zou komen.

Als we dan hier staan en we zien dit ons grote kerkgebouw dat de Heere ons gegeven heeft, dan moeten we zeggen: O Heere, wat is het dat U ons gedachtig zijt geweest? Wat is het, dat U naar ons hebt willen omzien en dat U de Getrouwe bent geweest? Daarom hebben we in diezelfde tijd zo dikwijls als thema boven de tekst geschreven: ”God is getrouw”.

O, als de Heere persoonlijk tot ons komt, welk een wonder wordt het dan. Dan mogen we met de bruid uitroepen: Dat is de stem mijns Liefsten, zie Hem, Hij komt, springende op de bergen, huppelende op de heuvelen. Dan is er geen heuvel of berg zo hoog of breed, of Christus komt er overheen. En waarom? Omdat God de Getrouwe is en nooit laat varen de werken Zijner handen. Maakt dat ons dan niet klein en ootmoedig? Dat die hoge Heere Zich met zondaars wil inlaten? Zal Ik tot u komen. Doch dat kan alleen maar als we aangezien worden in die Middelaar. Alleen door die Middelaar kan Hij tot ons komen en ons Zijn gunst en gemeenschap geven. Zal men dan die Heere niet aanprijzen? O kinderen, ouderen, dat u Hem zo mocht liefhebben en ook Hem mocht kennen tot zaligheid.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 2008

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Ingebruikname nieuw kerkgebouw ’De Hoeksteen’ te Barneveld

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 2008

De Wachter Sions | 8 Pagina's