Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 26 (artikel 24)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 26 (artikel 24)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De heiligmaking
Nadat Guido de Brès in twee artikelen de rechtvaardigmaking heeft behandeld, gaat hij in artikel 24 in op de heiligmaking. De rechtvaardigmaking en de heiligmaking gaan onafscheidelijk samen, maar moeten wel onderscheiden worden. De rechtvaardigmaking neemt de schuld van de zonde weg en herstelt de gemeenschap met God. De heiligmaking neemt de smet van de zonde, de inklevende verdorvenheid, weg. De heiliging is het dagelijks leven in de gemeenschap met God. Het bestaat in een nieuwe levenswandel in liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid (Gal. 5:22), als vrucht van de heiligende werking van de Heilige Geest.
Guido de Brès opent het artikel met de belijdenis dat ”het waarachtig geloof (…) hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens, en doet hem leven in een nieuw leven, en maakt hem vrij van de slavernij van de zonde”. Van deze ware vrijheid getuigt Jezus Zelf: Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn (Joh. 8:36).

De wedergeboorte in ruimere zin
Wellicht dat de openingszin van Guido de Brès bij sommige lezers vragen oproept. In de vorige artikelen hebben we gelezen dat de wedergeboorte aan het geloof vooraf gaat, terwijl nu de suggestie gewekt wordt dat het geloof de wedergeboorte vooraf gaat. Guido de Brès schrijft immers dat het waarachtig geloof de mens wederbaart? In onze tijd zijn er dan ook velen die met de laatste uitdrukking op de loop gaan en de mensen aanzetten tot het geloof. De wedergeboorte zal daar dan als vanzelf op volgen, daar de Heere dat in Zijn Woord heeft beloofd. Dit staat echter niet in dit artikel en het wordt zo ook niet bedoeld.
Het begin van het geestelijk leven, de levendmaking, wordt ook wel aangeduid als de ’wedergeboorte in engere zin’. Guido de Brès spreekt in dit artikel echter over de wedergeboorte als het proces van de heiligmaking.
Dit wordt ook wel de ’wedergeboorte in ruimere zin’ genoemd. Calvijn schrijft daar het volgende over: ”In deze wedergeboorte worden wij dus door de weldaad van Christus vernieuwd tot de gerechtigheid voor God waaruit wij door Adam gevallen waren, en dit is de manier waarop de Heere allen in de oorspronkelijke staat wil herstellen die Hij tot de erfenis van het leven verkiest. En deze vernieuwing voltrekt zich niet in een enkel ogenblik, in een dag, of in een jaar. Nee, door voortdurende en soms zelfs langzame vorderingen brengt God de verdorvenheden van het vlees bij de Zijnen ten onder, Hij reinigt hen van het vuil, wijdt hen tot tempels voor Hemzelf en vernieuwt daarbij al hun zinnen tot ware zuiverheid, zodat zij zich hun leven lang oefenen in de bekering en beseffen dat deze krijgsdienst voor hen slechts eindigt bij hun dood” (Institutie 3.3.9). Een dagelijkse bekering, zoals de wedergeboorte in ruimere zin ook wel wordt genoemd, is dus nodig en deze eindigt pas bij het uitblazen van de laatste adem.

Vruchten
De geestelijke heiliging van de gelovigen is van het begin tot het eind Gods werk. Het gebod tot heiliging wordt dan ook gevolgd door de belofte dat God het zal werken. Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft. Ik ben de Wijnstok, en gij de ranken; die in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen (Joh. 15:4,5). Er wordt in deze tekst gesproken van vruchten. Het rechtvaardigmakend geloof kan niet zonder vrucht blijven. ”Het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid” (H.C., Zondag 24). Zonder dit geloof zou men ook wel vroom en heilig willen leven, maar dan alleen uit liefde tot zichzelf en uit vrees van verdoemd te worden, zo merkt Guido de Brès scherp op.
Alle godsdienst waarin de wortel van het geloof gemist wordt, heeft geen wezenlijke vrucht. Er kan sprake zijn van een vroom en ernstig leven uit enkel slaafse vrees, waarmee men echter niet in het gericht voor God kan bestaan. De kracht van het wandelen in heiligmaking wordt alleen gekend in de weg van het ware geloof. Dat wil niet zeggen dat er in het leven van Gods kinderen geen vrees om verdoemd te worden kan zijn.
Dat heeft Guido de Brès niet bedoeld. Maar die slaafse vrees is geen teken van de ware heiligmaking. Een waar kind van God kent echter geen zelfbehagen in zelfmedelijden, wel een zelfmishagen. En dat drijft hem uit tot Christus.

Uit de vrucht wordt de boom gekend
Guido de Brès noemt het onmogelijk dat het heilig geloof leeg en werkeloos blijft in de mens, anders zou het geloof ijdel, tevergeefs, en niet nuttig zijn. Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zalig maken? (Jak 2:14). Een geloof dat door de liefde werkt (Gal. 5:6) zet de mens aan zich te oefenen in de werken die God in Zijn Woord geboden heeft. De werken die voortkomen uit de goede wortel van het geloof zijn aangenaam bij God, aangezien zij alle door Zijn genade geheiligd zijn. Daarom kunnen we nooit van goede werken spreken buiten Christus om. Door Zijn verdienste worden de goede werken aangenaam bij God. Voor deze goede werken kan een mens niets rekenen, er wordt niets mee verdiend.
De rechtvaardigmaking gaat aan de goede werken vooraf. Niet andersom. Om dit uit leggen gebruikt Guido de Brès het beeld van de boom en zijn vrucht (Matth. 12:33). De vrucht van een boom kan alleen goed zijn als de boom eerst gezond gemaakt is. De goede werken zijn vruchten die gevonden worden aan de boom van het ware geloof.

Onnutte dienstknechten
Alle eigengerechtigheid en verdienste wordt in dit artikel afgesneden. Guido de Brès verwijst naar de gelijkenis van de Heere Jezus over de heer en de dienstknecht
(zie Luk. 17). Die dienstknecht staat in dienst van zijn heer. Hij kan zich niet beroemen op zijn werk, al doet hij alles wat zijn heer van hem eist. Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen (Luk. 17:10).
Van verdienste is geen sprake aangezien Hij het is Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen (Filip. 2:13).

De goede werken beloond
Er is dan wel geen sprake van verdienste, toch beloont God de goede werken! Daar spreekt de Bijbel duidelijk over. We lezen van Mozes dat hij zag op de vergelding des loons (Hebr. 11:26). En Jezus zegt: Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen (Matth. 5:12a). Er is loon voor degenen die God vrezen, hier in dit leven, maar bovenal in het toekomende leven. Dat loon is tot troost van Gods kinderen in het strijdperk van dit leven. Dit loon is echter niet verdiend door hén, maar door Hém, Die het kruis heeft verdragen en de schande veracht (Hebr. 12:2).
Gods volk ontvangt genadeloon. God kroont Zijn eigen werk.

Besmet door ons vlees
Guido de Brès eindigt dit artikel door erop te wijzen dat de zaligheid niet op goede werken gegrond kan worden, daar een mens een zondige natuur omdraagt. Eén zonde is genoeg om door God verworpen te worden.
Hoewel een wedergeboren mens is verlost van de slavernij van de zonde, blijft er een voedingsbodem voor het kwaad over, waaruit steeds opnieuw de begeerten opschieten die hem tot zondigen verlokken en prikkelen.
Als een mens het dan van zijn goede werken moet hebben, zou hij zijn hele leven heen en weer geslingerd worden, zonder enige zekerheid over zijn staat. Hoe troosteloos is dan ook elke prediking die geen vrije genade in Christus predikt voor een arme zondaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Guido de Brès – De Nederlandse Geloofsbelijdenis - 26 (artikel 24)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 2012

De Wachter Sions | 8 Pagina's