Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tabernakeldienst (167)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tabernakeldienst (167)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu we een begin maken met het overdenken van de gouden kandelaar, willen we vooraf zeggen dat Gods Woord een verzegeld Boek is. Dit geldt dus ook van deze kandelaar. We kunnen verschillende uitleggers erop nazien en verward raken om de uiteenlopende verklaringen. Met alle achting voor de verklaarders, zijn we overtuigd dat zonder de uitleg van Gods Geest we de verborgenheden van deze gouden kandelaar niet recht ontdekt krijgen.

We zijn daarom bemoedigd door het lezen van het boek ’Een kostbaar kleinood, over de ware tevredenheid van de puritein Jeremiah Burroughs (ca. 1600-1646). Het boek is bedoeld om tot afhankelijkheid van de Heere aan te moedigen wanneer middelen het meest toegesloten worden. Burroughs citeert 2 Koningen 3:17 waarin we de woorden van Elisa lezen: Gijlieden zult geen wind zien en gij zult geen regen zien; nochtans zal dit dal met water vervuld worden. We hadden deze passage nog nooit in dit licht gezien. De Heere kan en wil in de uitleg Zelf voorzien. We hebben de Heere ervoor gedankt en voelen ons temeer aan Hem en tegelijk aan Burroughs verbonden. Kortom, de Heere is voor ons de beste Uitlegger om over de gouden kandelaar te kunnen schrijven en voor u om het tot zaligheid voor uw ziel te lezen.

De kandelaar of lichtdrager

We lezen in Exodus 25:31: Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken. Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht en zijn rieten, zijn schaaltjes, zijn knopen en zijn bloemen zullen uit hem zijn. Zoals we eerder hebben opgemerkt stond de gouden kandelaar aan de linkerzijde tegen het zuiden van het heilige. Deze kandelaar was het enige kunstwerk in het heilige dat licht verspreidde, zodat ook de andere gouden voorwerpen door de priester gezien werden.

In onze Bijbel is het grondwoord in ’kandelaar’ overgezet. Bij een kandelaar denkt men gewoonlijk aan een kaarsenhouder of kaarsendrager. Geldt dit ook van de gouden ’lichtdrager’ om deze als kandelaar te omschrijven? Nee, want we lezen in vers 37 niet van ’kaarsen’ maar van ’lampen’: ’Gij zult hem ook zeven lampen maken, en men zal zijn lampen aansteken en doen lichten aan zijn zijden.’ Deze lampen werden brandende gehouden door zuivere of reine olie van olijven (Lev. 24: 2). Het Hebreeuwse woord ’Menorah’ betekent geen kandelaar of kaarsendrager, maar lichtdrager of luchter.

Hoewel we de voorkeur geven aan de woorden ’lichtdrager’ of ’luchter’, gebruiken we de naam ’kandelaar’ zoals de Statenvertalers het dikwijls hebben overgezet.

Voor ons is het belangrijk dat het licht van de kandelaar de donkere ruimte verlichtte, zodat de gouden tafel met toonbroden, het gouden reukofferaltaar, de gouden muren en het kleurrijke plafond werden gezien. Nog belangrijker is dat het licht van de kandelaar wees op Christus, Die als het Licht des levens schijnt in het hart van zondaars die van nature in een stikdonkere nacht leven. Is het niet ontzaglijk dat wij allen, jongeren en ouderen een verduisterd verstand hebben, zonder enige zaligmakende kennis van God en Christus en zonder enige kennis van onze diepe onwetendheid, verlorenheid en rampzaligheid? Is het niet vreselijk dat wij allen in de macht van de vorst van de duisternis leven en dit niet gevoelen zodat wij er ook geen smart over dragen? We kunnen ons nog wel verblijden in wat godsdienstig licht, zodat we menen Christus te kennen en op weg naar de hemel te zijn. Maar het is onmogelijk dat iemand Jezus Christus kan toe-eigenen als men niet eerst door de bliksemstraal van Goddelijke ontdekking het grote kwaad van de zonde en de aller-akeligste staat om zonder God en Christus te leven heeft ingeleefd.

Vergeet niet dat het licht van de kandelaar aangestoken was met het heilige vuur van het koperen brandofferaltaar! Zoals het vuur het brandoffer verteerde, zo heeft het vuur van Gods toorn Christus als het ware verteerd toen Hij aan het vloekhout van het kruis hing. Nooit zal men daarom iets van de heiligheid van God, de verlorenheid van zichzelf en de uitnemendheid van Christus kennen als men het licht van Gods Geest niet heeft ontvangen op grond van Christus’ offer aan het kruis. Het is verbazingwekkend en tegelijk beangstigend hoe velen zich afkeren van de Bijbelse leer en de praktijk van de godzaligheid, omdat zij liever horen dat zij als een zondaar tot Jezus de toevlucht moeten nemen. Het lijkt dat dit bij hen mogelijk is omdat zij hoog opgeven van de schoonheid en dierbaarheid van Christus, zonder dat zij zich éérst als verloren zondaars hebben leren kennen. Maar ontdekte zondaars leren dat, zoals de priester eerst de lampen van de kandelaar moest aansteken om het heiligdom te verlichten, Christus, de enige Priester, eerst Zijn licht in hun hart moet laten schijnen. Daarom roepen zij met David uit: Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden (Ps. 43:3).

Onthoud toch dat het licht van Christus’ aangezicht altijd in de duisternis schijnt. Zal men dan niet eerst de duisternis inleven en menen daarin om te komen? Zal het voor een duisterling dan geen wonder worden als de Heere Zijn licht in zijn duistere hart laat schijnen, zodat hij iets van het onbegrijpelijke wonder verklaard krijgt dat God in Christus op goddelozen, albedervers en zondaars ziet? O Heere, hoe waar is het wat David zegt: Want bij U is de Fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht (Ps. 36:10). Het verblijden in eigengemaakt licht veroorzaakt hoogmoed, maar de vreugde over het licht wat Christus de gouden Kandelaar ons geeft, brengt in het dal van ootmoed!

De kandelaar van louter goud

Toen Mozes op de berg was gaf de Heere opdracht hoe hij de kandelaar moest laten maken (Exod. 25:40). Ook al lezen we vanaf de verzen 31 tot en met 40 niets van de hoogte van de kandelaar en de afstand tussen de rieten, toch had de Heere het hele model met afmetingen aan Mozes op de berg laten zien. Hoe de Heere dit aan hem toonde weten we niet, maar laat het ons genoeg zijn dat de Heere zijn geheugen zo versterkte dat hij het model voor ogen zag.

De Heere gaf hem ook te kennen wat voor materiaal hij moest gebruiken om deze kandelaar te maken en wel van louter goud. We lezen in Exodus 25:31: Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken. ’Louter goud’ wil zeggen onvermengd met enig ander metaal. De kandelaar was dus gemaakt van het allerzuiverste goud. Behalve de kandelaar moest men de snuiters en blusvaten van louter goud maken. We lezen zelfs dat het gewicht van de kandelaar en haar gereedschap één talent zuiver goud moest zijn: Uit een talent louter goud zal men dat maken, met al dit gereedschap (Exod. 25:39). Eén talent zuiver goud weegt ongeveer 40 kilo. Stel dat de prijs van 100 gram goud ongeveer € 350 is, dan zijn de kosten om de kandelaar vandaag de dag te maken enorm hoog.

De kandelaar van dicht werk

Dan staat er nóg een woord van grote betekenis waar we gemakkelijk overheen kunnen lezen. Het moest namelijk gemaakt worden van dicht werk: We lezen in vers 31: Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht en zijn rieten, zijn schaaltjes, zijn knopen en zijn bloemen zullen uit hem zijn. Het woord ’dicht’ heeft hier de betekenis van ’geslagen’, geslagen door hamers. We lezen in de kanttekening: ’Dat is, het zal geen gegoten of gesoldeerd werk zijn, maar het zal met den hamer uit één stuk of klomp geslagen worden.’

Het was dus een samengesteld kunstwerk dat door de hamer aan één stuk was geslagen, zonder dat de rieten, met de schaaltjes, knopen en bloemen als verschillende delen aan elkaar waren gesoldeerd, aan elkaar geschroefd of in een mal gesmolten. De bekwame werkmeesters bewerkten met hamers het massieve blok goud net zolang totdat het een prachtig kunstwerk was. Alleen door Goddelijke wijsheid konden de goudsmeden dit rijk versierde kunstwerk maken (Exod. 31:6). Als de uiterlijke vorm al een bijzonder kunstwerk was, hoe rijk moet dan de geestelijke betekenis zijn? We hopen daar nader bij stil te staan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2017

De Wachter Sions | 12 Pagina's

De tabernakeldienst (167)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2017

De Wachter Sions | 12 Pagina's