De heilige oorlog (18)

Blijdschap en ergernis

In het paleis van El-Schaddaï heerst grote vreugde als de plannen van de Koning en Zijn Zoon bekend worden. De hovelingen kunnen er zelfs tijdens hun werkzaamheden niet over zwijgen. Nog voordat de officiële bekendmaking is gedaan zorgen zij ervoor dat het de inwoners van het Heelal ter ore komt.

Daardoor krijgt ook Diábolus te horen wat er staat te gebeuren. Tot grote ergernis van hem worden op verschillende plaatsen papieren aangeplakt, waarop staat dat prins Immanuël plannen heeft gemaakt om Mensziel te heroveren. Hij schrikt daar erg van. Na enig nadenken verzint hij vier acties om de herovering te voorkomen.

Extra toezicht bij de poort en in de stad

Diábolus begrijpt dat het tot nadeel van hem is als de burgers van Mensziel te weten komen dat El-Schaddaï en Zijn Zoon het goede voor de stad zoeken. Burgemeester Vastewil krijgt het bevel om dag en nacht streng wacht te houden bij de poorten van de stad. Dat geldt vooral de Oor- en de Oogpoort. De reus vertelt Vastewil dat hij gehoord heeft dat ze allen tot verraders zijn uitgeroepen en dat Mensziel volgens de plannen van de vijand moet teruggebracht worden tot zijn vorige slavernij. ‘Ik hoop’, zegt hij vervolgens, ‘dat het maar verzinsels zijn’. Maar die plannen mogen, om onrust te voorkomen, niet bekend worden in Mensziel. Voor Vastewil kan het ook geen welkome tijding zijn, dus er moet alles aan gedaan worden om de geruchten de kop in te drukken. De poortwacht moet iedereen onderzoeken die in de stad handel wil komen drijven. Alleen diegenen worden toegelaten die de stadsregering gunstig gestemd zijn. Verder beveelt Diábolus dat er spionnen de stad rondgaan om op alle mogelijke manieren tegen te houden wat tot zijn nadeel is en tot voordeel van El-Schaddaï en Immanuël. Vastewil gehoorzaamt gewillig en ijverig het bevel van zijn meester.

Een nieuw verbond

De volgende stap die Diábolus zet is het afnemen van een nieuwe eed. Hij maakt met de inwoners een verschrikkelijk verbond en laat hen beloven dat ze hem en zijn regering nooit zullen verlaten of bedriegen, en dat ze zijn wetten niet zullen wijzigen. Ze moeten hem als hun wettige koning erkennen, trouw dienen en verdedigen tegen iedere vijand. Het lijkt erop dat Diábolus denkt dat El-Schaddaï geen macht heeft om Mensziel te ontslaan van dit verbond met de dood en voorzichtig verdrag met de hel. De burgers zijn zo onnozel dat ze geen gevaar zien in dit monsterverbond. Bunyan schrijft dat ze dit verbond net zo makkelijk slikken als een walvis een splintertje doorslikt. In plaats van ontroerd te zijn, roemen de burgers op hun trouw aan de tiran. Zij zweren dat ze nooit zullen wankelen en hun huidige koning voor een nieuwe verruilen. ‘Aldus kluisterde Diábolus het arme Mensziel vast’, constateert Bunyan.

De reactie van de engelen en de duivelen

Bunyan laat met zijn beschrijving de verschillende reacties op de verkondiging van Gods Woord zien.

In de hemel zal er blijdschap zijn: Alzo (zeg Ik ulieden) is er blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar die zich bekeert (Luk. 15:10). De satan daarentegen zal alles doen om te voorkomen dat die goede boodschap tot zaligheid zal zijn. En dezen zijn die bij den weg bezaaid worden, waarin het Woord gezaaid wordt; en als zij het gehoord hebben, zo komt de satan terstond en neemt het Woord weg, hetwelk in hun harten gezaaid was (Mark. 4:15).

Satan kan niet tegenhouden dat het Woord tot aan de oren of onder ogen gebracht wordt, maar hij kan de mens wel onwillig maken om die woorden in het hart te overdenken. Het is de vijand van God dan ook tot grote blijdschap als hij merkt dat iemand de kerkdienst slapend doorbrengt of voortdurend de kerk rondkijkt en zijn aandacht op andere zaken richt dan op het Woord. Terwijl het zaad van Gods Woord gestrooid wordt, strooit de satan het zaad van het onkruid. De preek wordt moeilijk gevonden, de stem van de prediker of de lezer is eentonig, het is te warm, te koud of te tochtig, er zit een grote hoed in de weg, en ga zo maar door. Spionnen wandelen door hart en hoofd: dag en nacht is de satan bezig om te voorkomen dat men bezet wordt met gedachten over dood, eeuwigheid en zaligheid. Een geest van onverschilligheid moet voorkomen dat de Heilige Geest Zijn werk kan doen. Het wordt alarmerend voor de vorst der duisternis als een jongen of meisje, man of vrouw met aandacht luistert en het Woord gaat overdenken. Alles moet gedaan worden om te voorkomen dat de woorden van McCheyne zich vastzetten: Mijn ziel, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardigen verschijnen voor God?

Een ingrijpende eed

Om de mens aan zich te binden zorgt de satan ervoor dat er een verbond wordt gesloten, bevestigd met een eed van trouw en gehoorzaamheid. Bunyan baseert zich op de woorden uit Jes. 28:15: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt. Er wordt dus een keus gemaakt voor de dood boven het leven, voor de hel boven de hemel. We zien dat letterlijk om ons heen gebeuren: abortus gaat boven nieuw leven en euthanasie boven levensverlenging. Maar het gaat hier dieper. De kanttekenaren (zie kt. 48) leggen het als volgt uit: de weelde en hoogmoed van de wereld maakt de goddelozen over het algemeen zo verwaand en hoogmoedig, dat zij durven te zeggen dat ze dood noch hel hebben te vrezen; men durft zelfs de Almachtige uit te dagen en te trotseren. Wie moet niet huiveren, als onze toestand buiten God daarmee getekend wordt? Als kerkmensen kunnen we ons echt niet verheffen boven de wereld. Wie van ons kan zeggen dat dood en hel wel gevreesd worden?

Niet voor niets noemt Bunyan het gesloten verbond een monsterverbond. Het is een monsterlijk verbond, bedoeld om van de mens een monster van goddeloosheid te maken, maar ook om eenmaal te vallen in de klauwen van satan.

Een nieuw verbond

Wat een wonder dat voor verbondsbrekers bij de Heere vandaan een nieuw verbond is geopenbaard. Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken (Jer. 31:31). Paulus schrijft aan de Hebreeën over de Middelaar van dat verbond, en mag dan ook bekendmaken wat dat verbond inhoudt: Want dit is het verbond dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet leren een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken den Heere; want zij zullen Mij allen kennen, van den kleine onder hen tot den grote onder hen. Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken (Hebr. 8:10-12). Wat een tegenstelling met het monsterverbond van satan!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen