De dood van Mozes, den knecht des Heeren (IV - Slot)
Alzoo stierf Mozes, de knecht des Heeren aldaar, in het land van Moab, naar des Heeren mond. Dent. 34 : a
Het was geene geringe zaak, dat Mozes niet in het beloofde land mocht ingaan, iets waarom hij veertig jaren lang geleden en gestreden had. «Zoo zijn er dingen, zegt een zeker schrijver, «waarin God ons niet verhoort, waarin Hij zich niet laat verbidden, neen, maar om het op te lossen in hetgeen boven bidden en denken is.»
Mozes stierf. God zelf begroef hem in een dal en niemand der stervelingen heeft ooit zijn graf geweten. Hij, die de eeuwige Wijsheid is, voorkwam hiermede, hit aan ’t stoffelijk omhulsel van Zijnen dienaar geene bijgeloovige eer bewezen, geen afgoderij gepleegd werd. De kinderen Israels beweenden Mozes in de -slakke velden van Moab dertig dagen. En nu mocht die Oostersche treurplechtigheid niet altijd zoo diep gevoeld zijn, als zij algemeen, en betrekkelijk langdurig mocht heeten, — toch zijn over Mozes ongetwijfeld wel andere tranen geweend dan die eener gehuichelde smart. Het recht kan van hem getuigd, «dat een groote in Israël gevallen was.» Wij lezen in de gewijde historie, dat geen profeet meer opstond in Israel gelijk hij. Groote dingen had de Heere door hem gedaan. Als schrijver, als Wetgever, als Richter, als Profeet, bovenal als voorbidder, in alles was Mozes groot. De eerste bijbelboeken, door hem geschreven, getuigen van de uitnemende wijsheid en gaven, hem door Jehovah verleend. Wie kent niet den oudsten psalm, als een gebed van Mozes in onzen psalmbundel getiteld, waarin hij als dichter o.a. de korstondiglieid en vergankelijkheid van dit aardsche leven bezingt ?
Hoe waarlijk groot was deze dier. aar des Heeren, toen, Gods toorn tegen Israël ontstoken zijnde, hij voor dat volk in de bres trad en liever zelf wilde uitgedelgd worden uit Gods boek, dan dat zijn voor zou sterven en de Kaam des Heeren door Heidenen zou gesmaad worden! Hoe onmisbaar was voor Mozes de gunstrijke tegenwoordigheid Gods, gelijk blijkt uit zijne bede : «Indien uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken.» Van niemand lezen we in Gods Woord wat we van !Mozes lezen, «dat de Heere tot Mozes sprak van aangezicht tot aangezicht, gelijk een man met zijnen vriend spreekt. Door het geloof heeft deze Godsman geleefd en gearbeid. Door het geloof heeft hij mogen blikken in die verre toekomst, waarin Christus komen zoude; — een Profeet als hij uit het midden zijner broederen, dien zou men hooren. En als eeuwen later één van Jezus Apostelen hiervan getuigenis geeft, schrijft bij : «de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.» Zeker, hoe voortreffelijk Mozes ook was, ook hij was een menschenkind, een zondaar, en zijne overtreding bij den steenrots, waar hij des Heeren Naam niet geheiligd had in de tegenwoordigheid des Volks, was oorzaak waarom hij in de woestijn moest sterven. Maar door ’t geloof had Mozes vergeving gezocht en gevonden bij God.
Mozes sterft verzoend met God. Straks gaat Josua, zijn opvolger, met Israël door de Jordaan. Jericho wordt ingenomen, Kanaan veroverd, verdeeld en in bezit genomen. En als vele eeuwen daarna den door Mozes voorspelden Profeet komt en deze als Gods Zoon den kruisdood tegemoet gaat en vooraf op Thahor door Petrus, Jacobus en Johannes in verheerlijkten staat wordt aanschouwd, worden Elia en Mozes gezien, die met Christus spraken over zijnen uitgang, dien Hij te Jeruzalem volbrengen zoude. Daarmee is de vraag beantwoord, waarheen Mozes bij zijn sterven ging. Zijn lichaam werd door God zelf begraven en zijne ziel nam do Heere in heerlijkheid op. Volgens hetgeen wij lezen in den brief van Judas, vs. 9, heeft de duivel getracht het lichaam van Mozes op te eischen, waarin hij echter door Michael, den Archangel, werd tegengestaan. Welk eene ontzettende openbaring, dat zelfs tot in hun graf Gods kinderen worden achtervolgd! Maar geen nood, God waakt over hun stof. De geschiedenis spreekt van menschen, wier asch uit het graf gehaald en door den adem der winden is weggeblazen. Doch wie Sterven mag als Mozes, is veilig en behouden voor eeuwig. Stond het in de macht van den Satan en van hooze menschen, zij zouden Gods kinderen nog uit den hemel halen. Maar Christus, die de zijnen door zijn bloed gekocht en voor eeuwig vrijgemaakt heeft, beschermt zijn volk tegen alle lichamelijke en geestelijke vijanden, Toen Petrus de heerlijkheid van Christus met de heerlijkheid van Mozes en Elia aanschouwde, wilde hij tabernakelen bouwen, ’t Was hem goed daar te zijn. Doch de zaligheid, daar genoten, kan slechts kort duren.
Thabor-uren gaan snel voorbij. En al had Mozes, inplaats van op Nebo te sterven, het land der belofte mogen betreden, toch was ook het aardsche Kanaan voor hem geen land zonder doornen gen’eest. Wat we nu van Mozes’ sterven lezen, en wat verder van hem in de H. S. wordt getuigt, strekt ons tot bewijs, wat heil en zaligheid zij te wachten hebben, die als Mozes den Heere vreezen.
Als met adelaarsvleugelen gaat ons leven op aarde snel voorbij. Door vóór en tegenspoed, door goed en door kwaad gerucht, leidt de Heere, als de overste Leidsman, de Zijnen.
Maar steunende op de beloften en de onwankelbare trouw des Almachtigen, en gedachtig aan zoovele voorbeelden tot sterkte voor ons geloof beschreven, kunnen we ook met het oog op het voorbeeld van Mozes met den Psalmdichter zingen :
«Let op den vrome en zie naar den oprechte, want het einde van dien man vrede zijn !» Zij daartoe ons leven Christi ; dan zal ook het sterven ons eenmaal gewin zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1890
Het Wekkertje | 4 Pagina's