Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ook voor kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ook voor kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CALVIJN.

Op den 27sten Mei 1564 stierf een man, wiens naam zeer dikwijls te gelijk met dien van Luther genoemd wordt. Die man heette Johannes Calvijn, en zoo hij in die opvatting van enkele gedeelten der H. Schrift zeer van Luther verschilde, mag zijn naam wel met dezen genoemd worden, daar beide mannen, in ongeveer denzelfden tijd levende, door God bestemd waren het licht der Hervorming te ontsteken.
Het is zeer goed, dat wij de groote mannen des Christelijken geloofs in gedachte houden, ‘t geen God ook wil, (zie Hebr. 13 vs. 7) en daarom zal ik u dan ook, zoo beknopt mogelijk, een overzicht geven van Calvijns leven, arbeid en dood, zonder mij daarbij in eenig twistgeschrijf te mengen.
Johannes Calvijn heette eigenlijk Jean Chauvin en werd geboren 10 Juli 1509 te Noyon, eene stad in het N. Oosten van Frankrijk. Zijne ouders waren roomsch, en zijn vader bekleedde de betrekking van Secretaris bij den bisschop. Streng was de opvoeding, die hij ontving van zijne ouders, die zeer gehecht waren aan de kerk, en begeerden dat hun zoon den geestelijken stand zou aannemen, ‘t geen ook geschiedde, daar de historie ons — hoe bespottelijk het ook klinkt! — meldt, dat hij reeds op zijn 12de jaar eene kapelaansplaats kreeg aan de hoofdkerk.
Toen Calvijn 14 jaar oud was, gaf hem de bisschop verlof naar Parijs te gaan, waar hij zich vlijtig oefende, en op zijn 18e jaar trad hij reeds in ‘t openbaar op, om datgene te prediken wat de Roomsche kerk goedvond. Calvijn had tot dien leeftijd Gods Woord nog niet in zijn hart, maar toen hem dit gelukte en hij gewaar werd, dat de Bijbel gansch iets anders leerde dan de kerk, begon hij te twijfelen en verliet met toestemming van zijn vader de geestelijke loopbaan en ging de rechtsgeleerdheid bestudeeren. Te Bourges kwam hij in betrekking met een Duitschen geleerde, Melchior Wolmar, die hem de grieksche taal onderwees en bekend was met de geschriften van Luther en Zwingli en ze hem mededeelde. Hij onderzocht nu ijveriger den Bijbel en werd meer en meer overtuigd van fde dwalingen der Roomsche kerk, zoodat hij, toen hij naar Parijs terugkeerde, zich bij de Hervormden (Hugenoten) aldaar aansloot en zijne studiën in de Godgeleerdheid weder opnam. Van tijd tot tijd trad hij ook als prediker op, en de zuster van den Koning van Frankrijk, Margaretha van Valois, die eene voorstandster was van de Hervorming, begunstigde hem zeer. Zijne vrijmoedigheid echter haalde hem den nijd der geestelijkheid op den hals. Bij gelegenheid dat hij op het feest van Allerheiligen (2 Nov.) eene rede hield, waarbij de koning tegenwoordig was, liet hij het ongenoegzame der goede werken uitkomen en betoogde de noodzakelijkheid van de rechtvaardiging uit het geloof. Dit was een slag in ‘t aangezicht van Rome. Er ontstond eene vervolging tegen hem. Men wilde hem gevangen nemen, maar hij vond gelegenheid te ontvluchten en zwierf, als tuinman verkleed, eenigen tijd in Parijs rond, totdat hij naar Nerac, bij de koningin van Navarre, kon ontkomen.
Na zijne ontvluchting brak eene algemeene vervolging tegen de Hervormden los. Hij verliet dus Nerac en vestigde zich te Bazel in Zwitserland, waar hij voortreffelijke werken schreef, onder anderen zijn veelgezocht boek „onderrichting in den christelijken godsdienst.” Van uit Bazel maakte hij verscheidene reizen, zelfs naar Italië, hopende ongestoord het Evangelie te kunnen verkondigen. Maar men vervolgde hem overal, totdat hij naar Zwitserland terug keerde, en wel naar Geneve, waar destijds de beroemde Farel predikant was. Deze wist Calvijn te bewegen in Geneve te blijven, en nu werd door den laatste, of in vereeniging met Farel, de geloofsbelijdenis der kerk van Geneve opgesteld, alsmede eene verordening op de kerkelijke tucht, die zoowel door den Raad der stad aangenomen, als door -het volk bezworen werd. Evenwel alle Hervormden waren het met deze beide geschi’iften niet eens. Er ontstond, vooral van de zijde der liberalen, groote tegenwerking, en zijne vijanden wisten te bewerken, dat hij uit de stad verbannen werd. Hij begaf zich toen naar Straatsburg, waar hij hoogleeraar werd aan de Hoogeschool en huwde met Idaletta van Buren, eene vrouw van Nederlandsche afkomst, die hem drie kinderen schonk en in 1549 overleed.
Niet lang echter bleef Calvijn te Straatsburg. Geneve verlangde naar hem en hij keerde derwaarts terug, waar hij zich ijverig toelegde op het onderricht aan kinderen en voor hen een Catechismus schreef. Hij voerde het huisbezoek in, gaf kerkelijke wetten en maakte scheiding tusschen de . overheid des lands en den kerkeraad, aan welken laatste, naar zijne meening, het geestelijk bestuur toekwam. Streng waren zijne wetten. Het Luthersche element, dat zoogenaamde schuldelooze vermaken niet uitsluit, vond daarin geene plaats. Dans en spel werden afgeschaft en het dragen van wijdsche kleeding was verboden. Door zijne bemiddeling verkreeg Geneve eene Hoogeschool, waarvan een der beroemdste leeraren Beza was. Calvijn stierf, gelijk ik in den aanhef reeds zeide, 27 Mei 1564, nadat hij van den raad der stad en van zijne ambtgenoten had afscheid genomen. In het register der kerk beschreef de Kerkeraad zijnen dood aldus: „Tot God gegaan.” Niemand weet echter waar hij begraven is.
Ongetwijfeld was Calvijn een der grootste mannen van zijn tijd op het gebied der Hervorming. Hij vatte niet, zooals Luther, het leven van de aangenaamste zijde op, en van hem meldt dan ook de historie „dat hij nooit heeft gelachen.”

HET ZOET DES BEROUWS.

»Welke is voor het hart de aangenaamste gewaarwording?” vroeg eens een onderwijzer in eene school van doofstommen. nadat hij zijne les, de gewaarwordingen des harten, met hen behandeld had.
Ieder schreef nu zijne gedachte op de lei; en bijna allen toonden, met een vroolijken glimlach, het woord blijdschap. Één, wiens gelaat meer nadenken toekende, had hoop geschreven, een ander dankbaarheid, en nog een ander liefde. Een meisje onder de leerlingen, wier gelaat den ernst van een zacht gemoed openbaarde, dacht anders, en met zekere verbazing las de onderwijzer op hare lei het woord berouw. Voorzeker sprak hij aller meening uit, toen hij haar met zekere bevreemding vroeg: «Waarom oordeelt gij zoo?” »O,” zeide zij, terwijl hare gebrekkige taal met de uitdrukking van het innigst gevoel gepaard ging: »wat kan zaliger zijn, dan zich te verootmoedigen voor God!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1891

Het Wekkertje | 4 Pagina's

Ook voor kinderen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1891

Het Wekkertje | 4 Pagina's