Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NA DE 26e MEI - ANALYSE EN BEZINNING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NA DE 26e MEI - ANALYSE EN BEZINNING

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

door drs. C.S.L. Janse

De Kamerverkiezingen van 1981 liggen weer achter ons. Wat is er over te zeggen? Wat hebben ze ons te zeggen? Het kabinet verloor zijn meerderheid. Een Unkse meerderheid werd evenmin gereaUseerd. De PvdA verloor negen zetels. D'66 won er negen bij. Koekoek verdween na achttien jaar uit te Tweede Kamer. Ook zagen we het einde van DS'70. Daarentegen deed de RPF haar intrede in het parlement.

Waar een periodiek als Zicht zich niet leent voor actuele becommentariëring, is het verstandiger om de verkiezingsuitslagen op wat langere termijn te bezien. Zijn daarin bepaalde trends te bespeuren?

In bijgaande tabel is een overzicht gegeven van vier naoorlogse kamerverkiezingen: steeds de eerste van elk decennium. Daarbij zijn, om de grote lijnen beter in het oog te krijgen, de kleinere partijen in verzamelcategorieën ondergebracht. Zo zijn SGP, GPV en RPF gebundeld onder het hoofd „streng prot.". Tot ultraÜnks rekenen we bijv. CPN, PSP, PPR, Soc. partij. Onder overig rechts zijn DS'70, BP, Middenstandspartijen en andere als rechts te betitelen groepen gerekend. Aangezien sommige splintergroepen (Bejaardenpartijen bijv.) zich moeilijk lieten rubriceren, komt het totaal van de percentages niet altijd precies op 100 uit. Ten einde de zetelaantallen uit 1952 (toen de Tweede Kamer nog maar 100 leden telde) beter vergelijkbaar te maken, zijn deze La de tabel vermenigvuldigd met anderhalf.

Christen-democraten achteruit

Wanneer we deze tabel bekijken, welke trends vallen dan te signaleren? Het meest opvallend

is wel de forse achteruitgang van de christen-democratische partijen. Tweevijfde van hun aanhang zijn ze in de loop der jaren kwijtgeraakt. Tot en met 1963 hadden zij een meerderheid in de Tweede Kamer. Daar is nu geen sprake meer van.

Ondanks alle bezwaren die wij als SGP-ers vanouds tegen de AR, de CH en zeker ook de KVP gehad hebben, valt deze achteruithang toch te betreuren. Te meer omdat het verlies van de christen-democraten nagenoeg niet ten goede gekomen is aan de streng protestantse en streng roomskatholieke partijen, zoals uit de stemmenpercentages bUjkt. Weliswaar is het zetelaantal van de streng protestantse partijen tussen 1952 en 1981 verdubbeld, maar dit is voor een belangrijk deel een kwestie van gunstiger restzeteltoewijzing.

De confessionele meerderheid in ons parlement leidde er toe dat bepaalde algemeen-christelijke normen in onze maatschappij gehandhaafd werden. Ook betekende zij een garantie voor de handhaving van de financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs en van de vaak omvangrijke overheidssubsidies aan allerlei andere confessionele organisaties.

Naar links en rechts

De catastrofale achteruitgang van de christen-democraten is zowel links als rechts (zij Jjet in wat mindere mate) ten goede gekomen. Het linkse kamp - in al zijn verscheidenheid — groeide van 35, 5% in 1952 tot 46, 4% in 1981. Maar die groei wordt geheel veroorzaakt door D'66. Zonder deze partij, die als gematigd links getypeerd kan worden, was links gelijkgebleven. Met haar 44 zetels nu zit de PvdA niet hoger dan in 1952. De 53 Kamerzetels van 1977 bleken geen structurele winst te zijn.

Wanneer we D'66 getypeerd hebben als gematigd links, dan geldt dat met name voor haar sociaal-economische en haar buitenlandse politiek. We moeten echter wel bedenken dat D'66 zich uiterst vijandig opstelt tegenover de christelijke waarden en normen die er hier en daar in onze publieke orde nog te vinden zijn. D'66 staat ook uiterst critisch tegenover de verzuiling. Daarom is de opkomst van D'66 zonder meer negatief te waarderen.

De VVD is in de loop der jaren duidelijk op een hoger niveau terecht gekomen. In de zestiger en zeventiger jaren zagen we ook de opkomst van andere rechtse groepen zoals de Boerenpartij en DS'70. Inmiddels zijn deze weer uit het parlement verdwenen.

Over het algemeen vertoont de WD wat meer respect ten opzichte van de traditionele christelijke waarden, de christelijke scholen en andere christelijke instellingen, dan de linkse partijen. Haar opvattingen over de sociaal-economische en de buitenlandse politiek vormen in onze maatschappij een nuttig tegenwicht tegenover het linkse drijven. Toch moet de groei van de WD ten koste van de christen-democraten, alles bij elkaar genomen, als een verlies worden getypeerd.

Secularisatie

Samenvattend moeten we helaas constateren dat de secularisatie van onze samenleving zich

ook heel duidelijk in de politieke sector aftekent. Voor een meerderheid van kiezers en kamerleden is het christelijk geloof niet politiek relevant meer.

Daarbij moet men dan ook nog rekening houden met het feit dat de christen-democraten niet alleen kwantitatief achteruitgegaan zijn. Zij zijn ook kwalitatief aanzienlijk achteruit gelopen, wanneer men let op het christelijk karakter van hun optreden. Zowel vergeleken met de naoorlogse AR en CHU, als vergeleken met de KVP, is het christelijk karakter van het CDA aanzienlijk verwaterd. Voor wie ook maar enigszins de politieke ontwikkelingen volgt, is dat zo duidelijk, dat het hier niet nodig is om allerlei bewijzen aan te voeren. De abortuswetgeving en de hindoestaan op de CDA-lijst spreken hier duidelijke taal.

Deze secularisatie betekent ook dat in de vertegenwoordigende lichamen het Woord van God voor velen een vreemde zaak geworden is. Iets waarop men volstrekt niet meer aanspreekbaar is. Dat maakt het voor SGP-ers moeilijk om hun taak te verrichten.

Wanneer zij bepaalde zaken bepleiten of afwijzen op grond van Gods Woord, dan vindt dat veelal geen instemming, maar ook geen bestrijding meer. Hun boodschap wordt voor kennisgeving aangenomen. Of ze worden van intolerantie of discriminatie beschuldigd. Het Woord van de levende God heeft immers voor velen van hun medeleden geen bindend gezag meer. Zeker niet in het openbare leven.

Overschot verdwenen

Voor onze eigen partij vertoont de jongste verkiezingsuitslag verschillende kanten. Negatieve en positieve. De daling van het stemmental en het stemmenpercentage behoort duidelijk tot de eerste categorie, evenals de heibel over de kandidatenlijst. Het behoud van de drie zetels kan daarentegen tot dankbaarheid stemmen. En dan is er nog de intrede van de RPF in de Tweede Kamer, waar we niet aan voorbij kunnen gaan.

De SGP-lijst kreeg ditmaal bijna 5700 stemmen minder dan in 1977. Belangrijker was nog wel de daling van het stemmenpercentage: van 2, 13 in 1977 naar 1, 97 nu. Een verlies van 0, 16%, dat is een kwart zetel!

Nu heeft de SGP na de oorlog wel eens meer een dergelijk verlies geleden. In 1956 verloor zij ook 0, 16%, in 1967 zelfs 0, 28%. Het bedenkelijke is ditmaal echter dat het stemmenaandeel nu voor het eerst sinds de oorlog beneden de twee procent kwam. De derde Kamerzetel werd daardoor een restzetel. Het overschotje dat de SGP bij alle naoorlogse verkiezingen steeds behaalde, is nu geheel verdwenen.

Stemmenpercentages van de SGP

Het is wellicht zinvol de ontwikkeling van het SGP-percentage eens nader te bekijken. Sinds de partij in 1918 aan de verkiezingen ging deelnemen, ging haar stemmenpercentage bij elke Kamerverkiezing in stijgende lijn. Tot in 1937 de klap kwam en de SGP van 2, 51% naar 1, 94% terugviel. Dat was een nog lager percentage dan thans behaald werd.

Na de oorlog ging het percentage weer in stijgende lijn, tot in 1952 het naoorlogse hoogte-

punt van 2, 42% bereikt werd. Bij de Kamerverkiezingen van 1956 en 1959 liep de partij achteruit, om in 1963 weer wat te stijgen als gevolg van de onvrede in de AR over het Nieuw-Guineabeleid.

In 1967 was die winst al weer verdwenen en kwam de partij op 2, 01 terecht. Toen een naoorlogs dieptepunt. Door de afschaffing van de opkomstplicht kwamen we in 1971 weer op 2, 35% terecht. Sindsdien is het percentage steeds in dalende lijn gegaan.

Achtergronden

Waar is deze teruggang aan toe te schrijven? Welke factoren beïnvloeden het stemmenaandeel van de SGP? Daar zou veel over te zeggen zijn. Slechts in het kort kunnen we hier een paar dingen aanstippen.

Het geboorteniveau ligt in de SGP-kring hoger dan het landelijk gemiddelde. Op zich zou dat er toe moeten leiden dat het stemmenpercentage van onze partij zich langzaam maar zeker in opwaartse lijn bewoog.

Tegenover dit relatief hoge geboortecijfer staat echter het droeve verschijnsel van de afval. Als gevolg van secularisatie en assimilatie breken nogal wat jongeren met de bevindelijk-gereformeerde leer waarin ze zijn opgevoed. Of ze worden geheel onkerkelijk, of ze zoeken hun heil in de hchtere godsdienst. Dat betekent dat ze ook voor de SGP verloren zijn en veelal bij het CDA of de niet-confessionele partijen terecht komen.

Het positief effect van het hoge geboortecijfer wordt daardoor geheel teniet gedaan. Ja welUcht is het zelfs zo, dat dit hoge geboortecijfer niet eens voldoende is om de afval te compenseren. Dat zou dan helaas betekenen dat het SGP-percentage een benedenwaarts gerichte tendens vertoont. Dat is geen vreugdevolle boodschap, maar het is wel de waarheid. We zullen er rekening mee moeten houden, wanneer we de jongste verkiezingsuitslag van de SGP willen verklaren.

Sinds 1970 is de opkomst van de kiezers ook een relevante factor. Een lage kiezersopkomst is zonder meer gunstig voor de SGP. Aangezien echter bij de laatste verkiezingen de opkomst niet hoger, maar zelfs iets lager was dan in 1977, kan het verlies van de SGP hierdoor niet verklaard worden.

Situatie in de SGP

In hoeverre kan de teruggang van 26 mei verklaard worden uit interne factoren? Onze partij had ditmaal een andere lijsttrekker dan voorheen. Aangezien de SGP veel hervormde randkiezers heeft, kan het feit dat niet langer een hervormd predikant als lijsttrekker optrad, een negatief effect hebben gehad.

Erger was dat het opstellen van de kandidatenlijst ditmaal grote moeilijkheden opleverde. Moeilijkheden, die naar buiten werden gebracht en geleid hebben tot de beide voorkeursacties. Dat was niet bevorderlijk voor het image van de partij.

Nu is met name door (wat ik dan maar aanduid als) de groep-Holdijk betoogd dat hun actie ten doel had hervormd-gereformeerde kiezers voor de SGP te behouden. En inderdaad is het niet onmogelijk dat beide voorkeursacties geleid hebben tot een mobiUsatie van bepaalde vleugels. Voor zover men in zijn onnozelheid geen twee hokjes rood maakte, kwamen al die voorkeursstemmen aan de SGP-lijst ten goede.

Maar dat alles neemt niet weg dat de verdeeldheid in de partij, die door deze voorkeursacties geëtaleerd werd en de verwijten die gemaakt werden, er gemakkelijk toe konden leiden dat vreedzame en weinig politiek gemotiveerde SGP-kiezers ditmaal afhaakten.

Naar de omvang van de groepen die door de voorkeursacties nu juist wel, of juist niet op de SGP-lijst gestemd hebben, kan men slechts gissen.

Verkiezingsstrijd

Uiteraard wordt het stemmenpercentage van de SGP wel degelijk ook beïnvloed door de verkiezingsstrijd. Welke partijen dingen naar de stem van de orthodox-protestantse kiezer en hoe profileren zij zich?

Daarbij geldt de onsympathieke regel (het is de harde wet van de politiek) dat hoe slechter en onchristelijker onze tegenstanders zich openbaren, des te beter dat voor de SGP is. Naarmate de AR en de CH in principieel opzicht verder achteruit gingen, was dat gunstig voor de SGP. Een deel van hun vroegere kiezers voelde zich daar niet meer thuis en stemde voortaan op onze lijst.

Omgekeerd is het bij de stembus nadelig voor de SGP dat het GPV en de RPF er in verschillende opzichten standpunten op na houden die principieel alleszins verantwoord zijn, Want de kiezer kan nu eenmaal niet op twee partijen tegelijk stemmen.

Bij de vorige verkiezingen haalde de RPF haar stemmen vooral weg bij het GPV. Dat verloor toen zijn tweede zetel. De SGP leed toen weinig onder de deelname van de RPF. Hoogstens kon men uit locale uitslagen opmaken dat de RPF geknabbeld had aan het christelijk-gereformeerd kiezersbestand van de SGP.

Hoewel de RPF zowel bij de kamerverkiezingen van 1977 als bij de statenverkiezingen van het jaar daarop buiten de prijzen viel, wisten ze toch hun leden bij elkaar te houden en de partij verder uit te bouwen. Ook in hervormd-gereformeerde kring wist men aanhang te verkrijgen.

De resultaten bleven niet uit. Een RPF-fractie van twee man zit nu in de Tweede Kamer. De winst van de RPF kwam ditmaal vooral van het CDA, waarbij de abortuswetgeving zeker een rol zal hebben gespeeld. Ook de SGP en het GPV moesten terrein prijs geven aan deze nieuwkomer.

Alles bij elkaar genomen moeten we concluderen dat én de voortgaande afval van een deel van de jongere generatie, én de verscherpte concurrentie van de RPF verantwoordelijk zijn voor de achteruitgang van de SGP. De interne onenigheid was uiteraard ook niet bevorderlijk voor de werfkracht van de SGP naar binnen en naar buiten. Mede daardoor kwamen de verontruste ex-CDA-kiezers, eerder bij de RPF dan bij ons terecht.

Aan het werk

Niettemin mogen we dankbaar zijn voor het behoud van onze drie zetels. Hoewel de SGP eigenlijk geen stemmenoverschot had, konden we toch nog de RPF aan een tweede zetel helpen!

De toetreding van ir. B.J. van der Vlies (38) tot de Tweede-kamerfractie in plaats van ds. H.G. Abma (64) betekent ook een verjonging van de fractie. De gemiddelde leeftijd van onze fractie ligt nu op 52, 3 jaar. Dat is altijd nog hoger dan het algemeen gemiddelde. Wel is de tijd voorbij dat de gemiddelde leeftijd van de SGP-fractie boven de 70 lag!

Overigens is ir. Van der Vlies niet het jongste KamerUd dat we ooit in onze fractie gehad hebben. Toen ir. C.N. van Dis in 1929 zijn intrede deed in de Kamer was hij 35 jaar.

Onder de leiding van fractievoorzitter Van Rossum, staat onze Tweede-kamerfractie voor de moeilijke taak om de staatkundig-gereformeerde politiek op landelijk niveau gestalte te geven. Zij moet laten zien dat de SGP een partij is met een boodschap. Niet een zelfbedachte boodschap, maar de boodschap van Gods onfeilbaar Woord.

Van belang is ook dat de tegenstelling tussen principiële en praktische politiek, die in onze partij zo vaak de gemoederen verhit, uit de weg wordt geruimd. Immers het getuigenis tegen de zonde wordt niet om zijns zelfs wil gesproken, maar opdat het in de praktijk van het politieke leven wat zou mogen uitwerken. Als SGP-er moet men zich constructief opstellen, maar de constructies waaraan men meewerkt, moeten wel gebouwd zijn op de juiste grondslag.

Concurrentie en coöperatie

In de komende jaren zal de SGP — zowel in als buiten het parlement — haar houding moeten vinden ten opzichte van de RPF. Tussen beide partijen is enerzijds sprake van concurrentie, maar anderzijds ook van coöperatie. Het zijn immers onze politieke buren.

Laten we met de samenwerking beginnen. Lijstaanvoeder Van Rossum wees er in zijn commentaar op de verkiezingsuitslag reeds op dat de SGP-fractie nu samen met de RPF en het GPV in staat was om amendementen in te dienen. Men behoefde voortaan niet meer bij het CDA om handtekeningen te vragen. WelUcht kan men elkaar bij het Kamerwerk ook op andere wijze van dienst zijn.

Bij de verkiezingen waren de kandidatenlijsten van SGP en RPF opnieuw met elkaar verbonden. Hopelijk is het GPV er de volgende keer ook weer bij. Ditmaal profiteerde de RPF van de lijstverbinding. Een andere keer zal de SGP dat zijn. Dergelijke lijstverbindingen zijn ook mogelijk op provinciaal niveau. Maar ze hebben — vanwege de bepalingen van de Kieswet - alleen zin als beide partijen ook op eigen kracht een zetel zouden hebben behaald. Is dat niet waarschijnlijk, dan is er alleen het alternatief van de gezamenlijke lijst. Bij de gemeenteraadsverkiezingen is lijstverbinding niet eens mogelijk.

Gezamenlijke lijsten hebben onmiskenbaar als nadeel dat de eigen identiteit van de deelnemende partijen niet duidelijk meer naar voren komt. Zowel de buitenwereld als de eigen

kring, krijgt gemakkelijk de indruk dat het allemaal toch één pot nat is. Zeker wanneer dit samengaan - zoals de RPF graag doet - geplaatst wordt in het teken van de algehele verbroedering. Vandaar dat het GPV in het algemeen niet voelt voor gezamenlijke lijsten en nog liever met een eigen lijst uitkomt, ook al is die kansloos.

Vroeger had de SGP echter in veel gemeenten — vooral in Zuid-Holland — gezamenlijke lijsten met AR en/of CH. Kennelijk achtte men dat toen principieel verantwoord. Thans staan we wat het principe betreft in een vergelijkbare verhouding tot RPF en GPV, als vroeger tot AR en CHU. Vandaar dat gezamenlijke kandidatenlijsten - als laatste mogelijkheid — zeker aanvaardbaar zijn. Mits uiteraard goede afspraken gemaakt worden.

Voortzetting van AR en CHU

Behalve het gezichtspunt van de coöperatie is er uiteraard ook dat van de concurrentie. RPF en GPV zijn aardig goed te vergelijken met de AR en de CHU van zo'n 25 jaar geleden. Zeker de RPF laat er zich ook op voorstaan dat zij de lijn van deze inmiddels opgeheven partijen voortzet.

In de naoorlogse AR en CHU zat nog veel goeds. Ik zou dat niet graag willen ontkennen. Maar daar was toch ook sprake van een geestelijk klimaat waar iemand die „de oude waarheid" voorstond, toch moeilijk kon aarden. En in de politiek wilde men bepaald niet de scherpe lijnen trekken van artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Datzelfde zien we nu ook in de RPF. De oprichters van deze partij kwamen vooral uit de kring van de buitenverbanders en verontruste gereformeerden. Geleidelijk aan heeft de RPF haar basis verbreed, zowel naar rechts als naar links.

Hoewel de naam reformatorisch daar wel op wijst, heeft de RPF zich niet willen stellen op basis van de gereformeerde belijdenis. Zeker in de jongste verkiezingscampagne heeft zij haar best gedaan om ingang te vinden in de „evangelische" kringen (Youth for Christ, Pinkster-

beweging enz.). De ned. ger. ds. W.G. Rietkerk pleitte er al voor om te spreken over een ERFP, een evangelisch reformatorische politieke federatie.

Dat alles typeert wel het verschil in geestelijk klimaat tussen SGP en RPF. Daarmee hangt ook samen een verschil in benadering van en steUingname in tal van politieke vraagstukken. De ruimte ontbreekt mij hier om op deze verschillen nader in te gaan. Ik herinner er alleen aan.

Links passeren?

In de praktijk zal het er wel op neer komen dat het RPF wat moderner en „verlichter" overkomt dan de SGP. Dat was ook bij het GPV het geval. De vroegere GPV-voormannen Jongeling en Verburgh lieten zich er zelfs graag op voorstaan dat zij toch niet zo verschrikkelijk conservatief waren als de SGP en dat zij er toch wel meer-bij-de-tij dse ideeën op na hielden.

De SGP-ers zouden er geheel verkeerd aan doen wanneer ze zouden pogen de RPF in progressiviteit te overtroeven. Dat lukt trouwens toch niet, evenmin als CDA-ers er in slagen om de PvdA-ers links te passeren. De SGP moet haar beginsel trouw blijven, ook al is ze dan in de ogen van de wereld of van haar eigen jongeren (nog) conservatiever en (nog) minder geneigd om met haar tijd mee te gaan, dan GPV of RPF.

Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat de concurrentie met de RPF, de SGP tot meerdere activiteiten moet aansporen. De SGP-vertegenwoordigers moeten hun taak volop serieus nemen en zich daarvoor kunnen en willen inzetten.

Van belang is ook een actief voorlichtingsbeleid, gezien het feit dat RPF en GPV uiterst publiciteitsbewaist zijn. Daarbij telt natuurlijk ook de kwaliteit (actualiteit) van de voorlichting zwaar aan. We moeten ons beginsel uitdragen. Of, om het wat moderner te zeggen, we moeten onze boodschap weten te verkopen.

Ook de politieke scholing van de eigen leden en kiezers is van groot belang. De SGP heeft veel traditionele kiezers. Mensen die altijd uit gewoonte SGP gestemd hebben (vaak op grond van kerkelijke bindingen). Zelf weten ze soms nauwelijks waarom ze SGP-er zijn. Zeker bij de jongere generatie kan men echter niet verwachten dat de keuze voor de SGP ook zo vanzelfsprekend zal zijn.

Verhoudingen in de partij

Van groot belang voor de binding van jongeren en ouderen aan de SGP is ook de wijze waarop wij in de partij met elkaar omgaan. Dat is in de praktijk niet altijd even verheffend, om het maar voorzichtig te zeggen.

In concreto: hoe kunnen nieuwe voorkeursacties worden voorkomen? De procedures voor de vaststelling van de kandidatenlijsten zitten vrij goed in elkaar. Daar ligt het niet aan. Wie daarop invloed wil hebben, moet (actief) lid worden van de SGP.

Onze partij is een interkerkelijke partij. Zij staat open voor allen die de gereformeerde

belijdenis liefhebben, het beginselprogram onderschrijven en met haar politiek optreden

Als principiële partij zal zij niet in de eerste plaats zoeken naar de gunst van de kiezers. Ook niet als haar stemmenaandeel en zeteltal dreigen terug te lopen. Veel belangrijker immers dan de gunst der kiezers, is de gunst des Heeren. Ook in de tachtiger jaren die voor ons liggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1981

Zicht | 60 Pagina's

NA DE 26e MEI - ANALYSE EN BEZINNING

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1981

Zicht | 60 Pagina's