Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KAN EEN SGP-er PARTICIPEREN IN EEN MONISTISCHE BESTUURSLAAG?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KAN EEN SGP-er PARTICIPEREN IN EEN MONISTISCHE BESTUURSLAAG?

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een principiële benadering van dit vraagstuk

door K. van der Plas

Het coördinerend redactielid van dit blad vroeg mij een artikel over dit vraagstuk te leveren. Een vraagstuk, dat een spanningsveld aangeeft. Dat spanningsveld kan nader als volgt worden omschreven: Hoe is de verhouding tussen de praktijk van het besturen van een gemeente èn het gemeenteprogram en program van beginselen van onze partij?

Als er ooit behoefte is geweest om op deze vraag in te gaan, dan is het wel nu. We leven in een tijd, waarin humanisme, marxisme en atheïsme hoogtij vieren. Het is mijn voornemen mijn bijdrage te leveren in rond Nederlands, in, zoals dat wel wordt genoemd „de taal van het volk". Verwacht daarom geen hoogdravende woorden of termen. Trouwens, als dit van mij zou zijn verlangd, zou ik eerlijk moeten erkennen dat ik het niet zou kunnen. Als leden van onze Staatkundig Gereformeerde Partij moeten we bedenken, dat deze partij voornamelijk bestaat uit eenvoudige mensen. Natuurlijk zijn we wel verblijd, dat er zich ook academisch gevormden onder ons vaandel hebben geschaard. Als ze tenminste de beginselen ten volle onderschrijven.

Naast vele predikanten bevinden zich onder onze leden ook „meesters" en „doctors". Wijlen ir. C.N. van Dis was er een voorbeeld van, dat academici vanaf de oprichting binnen onze partij aanwezig waren. Naast, nee, liever boven zijn maatschappelijke kennis had hij een kennis van Godswege. Een kennis, gewerkt door de Heilige Geest, uit louter genade geschonken, bestaande in zelfkennis. Godskennis en kennis aan Christus.

We beleven thans een tijd, waarin de Heere Zijn Geest zo komt in te houden. Een tijd, waarin we zo geneigd zijn naar eigen kennis en kunnen, in eigen kracht op te trekken. De Heere mocht Zijn rechterhand nog eens uit Zijn boezem willen trekken. Hij mocht opnieuw, gelijk in de dagen van weleer. Zijn Geest in onze harten willen werken, opdat de tere Vreze van Zijn Naam onder ons het fundament moge blijven.

Uitgangspunt

Maar ter zake: Bij de oprichting van onze Staatkundig Gereformeerde Partij was het uitgangspunt daadwerkelijk deel te nemen aan de landelijke, provinciale en gemeentelijke politiek. Al vrij kort na de oprichting werd een gemeenteprogram opgesteld. In veel plaatsen werden kiesverenigingen gevormd, om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen.

Bestaat de partij dit jaar 65 jaar, enkele kiesverenigingen hebben hun 60-jarig bestaan al achter de rug, of treffen voorbereidingen voor de herdenking van dat jubileum. Wat was nu de grote reden tot de oprichting van onze partij? De grote reden of aanleiding was het steeds verder afvidjken van hetgeen de Heere in Zijn Woord ook van de overheid vordert. In toenemende mate werden (reeds toen) de geboden des Heeren vertreden en overtreden. Extra treinen werden, bijvoorbeeld, ook toen al op zondag ingezet om de sportterreinen te bezoeken.

In de verschillende redes van ds. G.H. Kersten, gehouden tijdens de algemene vergaderingen van de partij, óf in de Tweede Kamer, komt voortdurend uit, dat hij volk en overheid opriep: Terug, we moeten terug, we moeten onvoorwaardelijk naar Gods Woord terug. In de partijrede, uitgesproken tijdens de algemene vergadering van 1937 gaf hij uiting aan zijn verontrusting over de toestand van land en volk.

Letterlijk zei hij in die rede: , , De groote donkerheid, die de wereld bedekt heeft, noopt ons meer dan ooit terug te roepen tot onderwerping aan God en Zijne geboden. Om de erkenning van de aloude Hervormde beginselen gaat het ons, in den strijd tegen de vier hoornen". Niet alleen in 1937, ook in 1930 klonk zijn waarschuwende stem: , , De van de Hervormers afwijkende beschouwing heeft ons volk op een weg gevoerd, die naar mijn vaste overtuiging verderfelijk is. Met name de vrijheid, die bepleit is (. ..) doet meer en meer ons volk ondergaan in on-en bijgeloof. Wij moeten terug. Wij moeten weer den moed hebben tot de Regeering des Lands te zeggen: Hier ügt Gods Woord en Zijn Wet. Daarnaar zult gij. Overheid, ook in Uw hooge ambt eens geoordeeld worden voor Gods rechterstoel. Niet een algemeene natuurwet, waarvan de overblijfselen zelfs onder de blindste heidenen zijn, maar de Wet der Tien Geboden is richtsnoer voor OverheidshandeUng, en moet door het volk betracht”.

Met droefheid

De oprichters van onze partij zagen het verzinken van ons volk in de goddeloosheid met droefheid aan. Zij verstonden maar al te zeer dat de taak van de overheid lag en nog ligt op het openbare levensterrein. Ze waren er van overtuigd dat het terug roepen van de overheid

op deze gronden geboden was. Maar ze beseften ook zeer wel dat deze levenshouding op enorme tegenstand zou stuiten, zelfs van hen, die zich Calvinisten noemden.

Daarop wees ook ds. Kersten als hij in de partijrede van 1930 zegt: „O, ik bid u, reken den tegenstand niet licht. Geef u wel rekenschap van uw daad, zoo gij u tot de S.G.P. voegen wilt". Als wij het hiervoor geciteerde van ds. Kersten als grondslag doorgeven, op welke plaats we ook gesteld zijn, de praktijk heeft geleerd dat deze tegenstand ervaren wordt. Een tegenstand, die toeneemt naar mate ons volk verder van Gods Woord en Wet afwijkt. In aansluiting op de waarschuwing van ds. Kersten over deze tegenstand, zou ik willen zeggen: Acht de tegenstand niet licht, als u zich kandidaat gesteld hebt voor een zetel in de gemeenteraad.

Er is in onze partij een discussie gaande over de vraag of wij deel mogen nemen aan de praktische politiek. Of het in overeenstemming met onze beginselen en verantwoord is om bestuursverantwoordelijkheid te dragen. Daarover zijn, zo is mij gebleken, de meningen nogal verschillend. Er zijn mensen onder ons, die deze bestuursverantwoordelijkheid afwijzen. Die alleen het principiële getuigen als uitgangspunt nemen. Zij kiezen met andere woorden de zogenaamde zijde van de oppositie, alhoewel dat in de gemeenteraad als bestuursorgaan niet mogelijk is.

Allereerst moeten we ons duidelijk voor ogen stellen, dat de gemeenteraad, als de hoogste instantie in de gemeente, een bestuursorgaan is met een eigen autonome bevoegdheid. Hierbij moet ik echter direct vermelden dat door de hogere overheid aan deze autonome bevoegdheid geknaagd wordt. Ik denk hierbij met name aan de laatste uitspraak van de Hoge Raad inzake het besluit van de gemeenteraad van Bunschoten-Spakenburg. Die gemeenteraad had besloten verenigingen en instellingen, die voor hun activiteiten de zondag gebruiken, uit te sluiten van gemeentelijke subsidiëring. Volgens de Hoge Raad zou dit besluit in strijd zijn met de hogere wetten des lands. Ik kom hierop in het vervolg nog terug.

Bevoegdheden

Desondanks bestuurt de gemeenteraad de gemeente binnen haar bevoegdheden. Zoals bij voorbeeld het bestuur van een woningbouvk'vereniging binnen de grenzen van haar bevoegdheden deze vereniging bestuurt en besluiten inzake het woninggebeuren neemt. Er is in een gemeente ontzaglijk veel meer te regelen, dan de aanleg van sportterreinen, het bouwen van zwembaden enzovoorts, kortom zaken, die nadrukkelijk verband houden met onze beginselen.

Spoedig na de oprichting van onze partij werd in veel gemeenten deelgenomen aan de raadsverkiezingen. Het gevolg hiervan was dat op veel plaatsen SGP-ers hun intrede deden in gemeenteraden. Of er vanaf het begin ook SGP-wethouders zijn geweest, weet ik niet. Het zou aardig zijn dit eens te onderzoeken. Wel weet ik vanuit mijn herinnering dat meer dan dertig jaar geleden er wel SGP-wethouders waren. Ik heb zelf dikwijls contact gehad met wethouder Van der Spek uit Moerkapelle, hij was ook ouderling van de Gereformeerde Gemeente. Hij was een man, voor wie ik diep respect had, vanwege de vreze Gods, die in hem werd gevonden.

Deze Van der Spek heeft zich niet durven onttrekken aan de verantwoordelijkheid. Hij kon en mocht, toen hij daarvoor in de gelegenheid werd gesteld, de bestuursverantwoordelijkheid niet afwijzen. Ik houd mij ervan overtuigd, dat deze man binnen het College van Burgemeester en Wethouders de beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij heeft doen horen.

In deze tijd van geesteloosheid, waarin ons vaderland verkeert, wordt er in onze gelederen zo dikwijls hierover geklaagd, er worden standpunten bepaald, meningen gevormd en besluiten genomen, maar dan op zuiver historisch-theoretische gronden. Het is evenwel voortreffelijker dat wij, als wij voor een beslissing inzake het wel of niet aanvaarden van bestuursverantwoordelijkheid geplaatst worden, het Aangezicht des Heeren zoeken, Hem smeken in het , , HEERE, wat wilt Gij, dat wij doen zuUen? " Persoonlijk ben ik weleens op een bijzondere wijze, waarop ik niet verder zal ingaan, bepaald bij deze woorden: , , Zonder Mij kunt gij niets doen”.

Eed of belofte

Op de eerste dinsdag in de maand september, volgend op de gemeenteraadsverkiezingen, vindt de installatie plaats van raadsleden, die opnieuw of nieuw benoemd zijn. Ook bij deze installatie blijkt, hoever wij van God en Zijn dienst zijn afgeweken. Het is immers mogelijk gemaakt, dat een atheist niet de eed, maar de belofte aflegt. Op een betreffend verzoek van de voorzitter kunnen de te beëdigen raadsleden meedelen of zij de eed, danwei de belofte zullen afleggen. Ik sprak zoeven over de mogelijkheid van de atheist om, inplaats van de eed, de belofte af te leggen. Het is mij bekend dat er ook onder ons zijn, die grote moeite hebben met het afleggen van de eed.

Dezulken vragen zich af of het principieel verantwoord is om de eed af te leggen, waarin trouw wordt gezworen aan de Grondwet en aan de wetten des Rijks. Hierbij denken zij aan de Zondagswet, zowel in ongewijzigde, als in gewijzigde vorm, waarin zoveel is geregeld, dat strijdig is met de heilige Wet des Heeren, strijdig met de wet der zeden. Zij menen, dat een raadsHd na beëdiging gehouden is overeenkomstig deze wetten in de toekomst te zullen moeten handelen.

Het is begrijpelijk dat er zijn, die hierdoor in gewetensnood zijn gekomen. Doch ook onze voortrekkers werden met dezelfde problemen geconfronteerd. Hoewel (en dat geef ik graag toe) de afval heden ten dage ten opzichte van die tijd schrikbarend is toegenomen, ook op het gebied van de wetgeving. Onze Heidelbergse Cathechismus zegt in Zondag 37, vraag en antwoord 100 over de eed: „Mag men ook godzaliglijk bij de Name Gods een eed zweren? Ja, als het de Overheid van hare onderdanen vordert". Laat in al het overige uw ja ja en uw neen neen zijn.

Na de gehouden raadsverkiezingen vinden in veel gemeenten met de gekozen raadsleden voorbesprekingen plaats over het te vormen College van Burgemeester en Wethouders. Hierbij komt vooral in de laatste jaren de vraag naar voren, of dit college een afspiegeling van de gekozen gemeenteraad moet zijn, of een college, samengesteld op basis van een vooraf vastgesteld programma. Moet het college een afspiegelings-of een programcollege zijn.

Programcollege

De vraag komt nu al reeds naar voren welke houding wij als afgevaardigden van de Staatkundig Gereformeerde Partij dienen in te nemen. In principieel opzicht zou voor ons een programcollege de voorkeur verdienen. Mits uiteraard in een dergelijk programma tot uitdrukking komt dat volledig rekening gehouden zal worden met hetgeen de Heere in Zijn Woord van de overheid vordert. Helaas leert de praktijk dat programcolleges gevormd worden om juist datgene wat door onze afgevaardigden wordt bepleit, uit de programma's te weren. Het vormen van programcolleges komt veel voor in links-georiënteerde gemeenten.

Overigens behoeft het geen betoog, dat een college van B. & W. geen kabinet is. De hoge overheid regeert en de lagere overheden besturen provincies en gemeenten. De praktijk van alle dag is, dat programma's na samenstelling van het college in de kast verdwijnen, om er nooit meer naar om. te zien. En als ze weer eens tevoorschijn worden gehaald, moet worden geconstateerd dat veel zal moeten worden bijgesteld. Al was het alleen maar in verband met de thans door de regering aan de gemeenten opgelegde bezuinigingen, de lagere uitkeringen uit het Gemeentefonds, waardoor gemeenten in deze tijd de handen vol hebben om een sluitende gemeentelijke begroting te kunnen maken.

Dat wij met dergelijke programma's, mede gezien de inhoud, grote moeite hebben, zelfs een dergelijk programma afwijzen, houdt tevens in dat een SGP-er geen lid kan worden van zo'n programcollege. Toch zijn er nog gemeenten, waarin bij de samenstelling van een programma rekening wordt gehouden met de wensen van SGP-afge vaardigden. Ik denk hierbij aan de gemeente Barneveld, waar, zij het met veel moeite, een opening is gelaten in het programma, zodat de stem van de Staatkundig Gereformeerde beginselen kan worden gehoord. Alleen op deze manier blijft het bij een programcollege mogelijk, dat een SGP-wethouder wordt gekozen. Dat die wethouder ook in het college kan samenwerken en dus een wethoudersfunktie kan aanvaarden. Alhoewel er van afspiegeling geen sprake is.

Afspiegelingscollege

Toch blijf ik de voorkeur geven aan een afspiegelingscollege. Ik heb daarvoor een aantal redenen. In de allereerste plaats is dit overeenkomstig het democratisch beginsel. Het is goed, dat juist zij, wier fracties in gemeenten een meerderheid in de raad vormen en dus een programcollege zouden kunnen vormen, toch een afspiegelingscollege samenstellen overeenkomstig de uitslag van de gehouden raadsverkiezingen. In zo'n afspiegelingscollege behoudt een SGP-coUegelid de volledige vrijheid zijn geluid te laten horen, minderheidsstandpunten in te nemen en eventueel minderheidsvoorstellen bij de raad in te dienen. Dat laatste verdient, mijns inziens, de voorkeur.

Concluderend zou ik willen stellen, dat ik een voorkeur heb voor de samenstelling van een afspiegelingscollege. Eventueel kan er worden meegewerkt aan de totstandkoming van een programcollege, mits daarin aan SGP-afgevaardigden in zo'n college de ruimte wordt gelaten hun principes in college en raad uit te dragen. Het zal eenieder duidelijk zijn dat bij de samenstelling van een programcollege de uiterste voorzichtigheid geboden is.

Na de samenstelling van een college komt vervolgens de verdeling van de portefeuilles aan de orde. Alvorens in te gaan op de vraag welke protefeuille voor een SGP-wethouder aantrekkelijk kan zijn, geef ik eerst een globale opsomming van diensten, die in een gemeentelijk apparaat funktioneren. Dat zijn onder andere Openbare werken - Gemeentewerken — Grondbedrijf - Nutsvoorzieningen - Volkshuisvesting - Ruimtelijke Ordening - Onderwijs - Sociale Zaken - Welzijnszaken - Personeelszaken - Bouw-en woningtoezicht - Sport en recreatie - Culturele zaken. Soms worden in andere plaatsen andere benamingen gehanteerd, of zijn in grotere gemeenten sommige diensten nog verder uitgesplitst.

Tenslotte nog een opmerking vooraf, alvorens de portefeuille van een SGP-wethouder te bezien: Portefeuilleverdeling betekent in werkelijkheid taakverdeling in een college. Evenwel blijft het gehele college verantwoordelijk voor alle voorstellen aan de raad, die door welke portefeuillehouder dan ook zijn voorbereid. Tenzij een minderheidsstandpunt wordt ingenomen. Het is dan ook noodzakelijk - en dat geldt zeker SGP-wethouders - dat collegeleden goed op de hoogte blijven van zaken, die door collega's in het college worden voorbereid, om te zijner tijd als een voorstel wordt uitgebracht zijn stem te laten horen, een minderheidsstandpunt in te nemen of een minderheidsvoorstel bij de raad in te dienen.

Welke portefeuilles?

Welke portefeuille is voor een SGP-wethouder de meest verkieslijke, de meest aantrekkelijke en - zo u wilt ~ de meest verantwoordeUjke? Dat hangt mede af van zijn opleiding en opgedane levenservaring enerzijds en anderzijds de vraag welke portefeuille het meest verantwoord is in relatie met de beginselen. Gelet op die beginselen zal hij een aantal zaken niet in

zijn portefeuille kunnen opnemen: Sport - Culturele zaken en Welzijnszaken. Voor de portefeuille Sociale zaken is nagenoeg alles bij wet geregeld en wordt de wethouder alleen geroepen aan de wettelijke bepalingen uitvoering te geven.

Voor alle overige diensten zou verantwoordelijkheid aanvaard kunnen worden. Hierbij blijft overigens staan, dat bij elke dienst zaken aan de orde kunnen komen, die toch om des beginsels wil grote problemen met zich kunnen brengen. Zo kan bij Openbare werken de beslissing van de raad aan de orde komen om een crematorium te bouwen. Op grond van de gemeentewet is de wethouder verplicht aan zo'n besluit uitvoering te geven. Doet hij dat niet, dan rest hem nog maar één ding: zijn zetel ter beschikking stellen.

Anderzijds kan Openbare werken een aantrekkelijke portefeuille zijn, evenals Gemeentewerken. De inhoud van de laatstgenoemde portefeuille omvat het jaarlijks terugkerend onderhoud van straten, riolering, plantsoenen enz. De ervaring in Hardinxveld-Giessendam heeft mij geleerd, dat voor gemeentewerken jaarlijks een bepaald budget nodig is voor genoemd onderhoud. Het kan voor een wethouder bijzonder aantrekkelijk zijn om een zo hoog mogelijk budget toebedeeld te krijgen in de gemeentebegroting. Natuurlijk moet hij dan wel serieus in de gaten houden, dat het budget middels credietverantwoording ook wordt verbruikt. Want als blijkt aan het einde van een begrotingsjaar, dat het budget niet is verbruikt, zullen overschotten worden overgeheveld naar de bestemmingsreserves, althans dat is dikwijls de praktijk.

Die bestemmingsreserves zijn reserves bestemd voor zogenaamde onrendabele investeringen, meestal in de sfeer van sportterreinen, sporthallen en wat dies meer zij.

Begrotings-behandeling

Voor ik er nu toe overga te overwegen of een SGP-er, op grond van hetgeen ik hiervoor gesteld heb, bestuursverantwoordelijkheid mag aanvaarden, wil ik nog één zaak aan de orde stellen, die van zeer groot belang is, hoewel die in de praktijk niet vaak wordt toegepast. Kan een SGP-wethouder bij de behandeling van de jaarlijkse begroting een minderheidsstandpunt innemen ten aanzien van bepaalde zaken, die met cijfers in de begroting zijn genoemd? Kan een SGP-wethouder een minderheidsvoorstel indienen bij de behandeling van de begroting over bepaalde principieel onaanvaardbare posten? Wis en zeker!

Als bijvoorbeeld in de begroting een bepaalde post is opgenomen onder de Gewone Dienst, als een jaarlijkse last van een kapitaalswerk, ik noem: de aanleg of uitbreiding van een sportterrein. Laat ik dit met cijfers verduidelijken: Onder de Gewone Dienst is als jaarlijkse last een bedrag van f 112.000, — opgenomen hiervoor. Dat houdt in dat het kapitaalswerk f750.000, - zal gaan kosten. Die investering wordt in een bepaald aantal jaren afgeschreven, terwijl tevens rente aan de lasten wordt toegevoegd.

Welnu, dit kan voor een SGP-wethouder een prachtige gelegenheid zijn, zeker heden ten dage om voor te stellen dit bedrag niet te bestemmen voor aanleg of uitbereiding van het sportterrein, maar om dit bedrag toe te wijzen voor - bijvoorbeeld - de vervanging van een brug, die niet meer aan de eisen des tijds voldoet, of voor andere aangelegenheden, die een economisch karakter dragen. Ook bij zo'n minderheidsvoorstel blijft de begroting sluitend.

Maar nu tenslotte hebben we te overwegen of wij op grond van onze principes bestuursverantwoordelijkheid kunnen en mogen aanvaarden. In onze gedachten moeten we dan weer even terug naar het begin van mijn betoog. Daarin stond ik een ogenbhk stil bij de grondslagen van de oprichting van onze partij. We hebben kunnen lezen hoe in 1918 ds. G.H. Kersten overheid en onderdanen opriep terug te keren, terug naar God en Zijn Woord, terug want het was de hoogste tijd.

Maar bij deze oproep moeten we ook vermelden, dat de inhoud van de redes onzer voortrekkers aantoont, dat zij verstonden dat de taak van de overheid ligt op het openbare levensterrein. Dat openbare levensterrein is er ook bij de lagere overheden. Zoals reeds eerder opgemerkt is een gemeentebestuur een bestuursorgaan, geen regeerorgaan. Ook de gemeente is gebonden aan de wetten des lands, met name de Gemeentewet. Ook al wordt steeds meer geknaagd aan de gemeentelijke autonomie, er blijven tot op dit moment nog legio zaken tot haar eigen beschikkingsrecht.

Toerusting

Juist binnen dat recht kan een wethouder participeren, met behoud van het beginsel. Wil zo'n wethouder echter recht participeren, dan zou hij over de juiste toerusting moeten beschikken. Tot die toerusting behoort bovenal zelfverloochening. Hoe dikwijls ontbreekt hem de vrijmoedigheid - ik zeg niet van altijd, want dan zou het een zeer arme bedoening zijn - en toch is hij geroepen om Gods Woord te laten horen.

Ik heb een oude vriend gehad, die vele jaren lid is geweest van de gemeenteraad. Nu juicht hij voor Gods troon. Die zei wel eens: Kom in het openbaar nooit met je armoede voor den dag, maar spreek in de openbare vergaderingen ruim van de Koning, Die van Israels God is gegeven. Laat horen dat het in Zijn koninkrijk goed dienen is. Voor de wethouder is er de mogelijkheid beide te doen: het getuigend karakter te laten doorklinken, zowel in het college, als in de gemeenteraad, maar ook het praktisch bezig zijn. Daarom moeten we het éne doen en het andere niet nalaten.

Nu is er nog de mogelijkheid om deze verantwoordelijkheid op ons te nemen, hoewel er veel bezwaren aan verbonden zijn. We weten niet hoe lang we deze vrijheid nog zullen genieten. Als we rondom ons zien hoe ons land en volk zich steeds verder van God en Zijn dienst verwijderen; als we letten op het wereldgebeuren, dan kunnen we constateren dat we leven in de schemertijd van de wederkomst van de Heere Jezus.

Gods Woord leert ons dat in het laatste der dagen zware tijden zullen aanbreken. Ja, we mogen ons wel afvragen, en dat geldt niet alleen raadsleden en wethouders, dat geldt eenieder die zich voegt bij de kerk en de SGP: Als de vervolging komt, zullen wij dan volharden?

De Thessalonicensen meenden, gehoord hebbend in de prediking van Paulus over Jezus' wederkomst, maar niet meer te werken. Maar de apostel vermaant hen om getrouwelijk hun werk waar te nemen tot het einde toe. Dat geldt ook voor ons als bestuurders van een gemeente. De Heere geve nog een biddend volk, opdat die bestuurders zich gedragen weten op de vleugelen van het gebed.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1983

Zicht | 32 Pagina's

KAN EEN SGP-er PARTICIPEREN IN EEN MONISTISCHE BESTUURSLAAG?

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1983

Zicht | 32 Pagina's