Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR RAADS- EN STATENLEDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR RAADS- EN STATENLEDEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

HUMANISTISCH VORMINGSONDERWIJS

door Werkgroep Welzijn

De afgelopen jaren is het aantal openbare scholen waar humanistisch vormingsonderwijs (HVO) wordt gegeven, sterk toegenomen. Op het ogenblik ontvangen zo'n vijftienduizend leerlingen, verspreid over ongeveer 400 basisscholen, het genoemde onderwijs. Het aantal onderwijsgevenden is opgelopen tot ruim 200. Deze ontwikkeling plaatst een toenemend aantal gemeentebestuurders voor de vraag welke houding ingenomen moet worden tegenover subsidie-aanvragen ten behoeve van HVO. In dit informatiestuk wordt geprobeerd enige handreiking terzake te bieden aan onze raadsleden aan de hand van de volgende indeling:

1. Begrippen 2. Enkele historische gegevens 3. Het hedendaagse humanisme 4. Humanistisch vormingsonderwijs 5. SteUingname / conclusies 6. Literatuurlijst

1. Begrippen

Het HVO vormt een onderdeel van het geheel aan georganiseerde humanistische activiteiten in ons land, hetgeen zichtbaar wordt middels onderstaande benamingen en omschrijvingen:

a) Humanisme

Levens-en wereldbeschouwing die niet op het geloof in een persoonlijke God is gebaseerd en volgens welke de oorsprong van rede en zede in de mens zelf ligt.

b) Humanistisch Verbond (HV)

Aanvankelijk een vereniging voor emancipatie van onkerkelijken. Thans een vereniging (± 15.000 leden) die vooral de humanisering van de maatschappij voorstaat. Orgaan: Humanist (zie ook bij 3).

c) Humanitas

Vereniging voor maatschappelijk werk op humanistische grondslag. Men beoogt hulpverlening te bieden aan alle bevolkingsgroepen vanuit het humanistisch beginsel. Activiteiten worden ontplooid op het gebied van bejaardenzorg, vormingsonderwijs, vrijwilligerswerk, vakbondswerk, woonwagen werk, zwakzinnigenzorg.

Organen: Humanitas en Van mens tot mens.

d) HVO

Onderwijs op openbare (lagere) scholen, gegeven door opgeleide HVO-gevenden en gesubsidieerd door de plaatselijke gemeentebesturen. Onderwijsfrequentie: één les-uur per week.

e) Humanistische raadsman / raadsvrouw

Deze bewegen zich op het terrein van de geestelijke verzorging in ziekenhuizen, gevangenissen en in het leger.

2. Enkele historische gegevens

De bij la) gegeven omschrijving van het begrip humanisme is ruim en zou gemakkelijk aanleiding kunnen geven tot misverstanden. Hoewel het waarschijnlijk zo is, dat de leden van het HV de onderhavige omschrijving allen wel voor hun rekening willen nemen, is het andersom beslist niet zo dat alle Nederlanders op wie de genoemde omschrijving van toepassing is, zich aangetrokken voelen tot het HV (zie ledental!). Voorts is het ook niet zo, dat ieder die zich humanistisch noemt, volgens het HV ook humanistisch is. Dat bleek bijvoorbeeld enkele maanden geleden, toen het HV bij de Raad van State beroep aantekende tegen de beslissing van de Kiesraad om de zgn. Humanistische Partij als politieke partij te registreren. Ook zijn er humanisten (hoewel niet veel) die lid zijn van de VBOK, omdat zij — uiteraard los van God — eerbied hebben voor het leven als zodanig. Weer een ander probleem doet zich voor doordat er in de geschiedenis mensen zijn geweest die humanisme en christendom met elkaar wilden verbinden, zoals b.v. Erasmus (die in Luther een geducht tegenstander vond). Men kan dit laatste probleem oplossen door onderscheid te maken tussen het inconsequente, onvoldragen humanisme van Erasmus en anderen, die hun oude moederkerk (uiterlijk) trouw wilden blijven, én het consequente of absolute humanisme, dat zonder enige reserve de mens tot maat van alle dingen verklaart en wel is aangeduid als , , emancipatie van de leer der genade".

In dit stuk is gekozen voor de ruime consequent-humanistische definitie, omdat die ons in de gelegenheid stelt om de wortels van wat zich heden ten dage als humanisme (in engere zin) aandient bloot te leggen. Wortels, die reeds aan te wijzen zijn in de Oudheid, toen het woord humanisme nog niet bestond.

Zo is bij de Griekse filosofen Socrates en Plato een geloof in de rede aanwijsbaar. Volgens Plato zijn in de mens werkzaam (1) een complex van instincten, (2) de zedelijke energie en (3) het vermogen van de rede. Wanneer de rede volgens de aandrang van de zedelijke energie de instincten reguleert, dan wordt innerlijke harmonie bereikt. Plato slaat de zedelijke en redelijke vermogens van de mens dus zeer hoog aan. Tegen déze achtergrond dient ook de bekende spreuk boven het orakel van Delphi gelezen te worden: , , Ken u zelf" (geef u rekenschap van uzelf)-

In de Romeinse tijd werd veel invloed uitgeoefend door de Stoa (stoïcijnen). Zij leerden, dat in al het bestaande, in de kosmos een , .wereldgeest" werkzaam is, waarvan de menselijke geest deel uitmaakt. Die wereldgeest (ratio) omvat de grondslagen van recht en zedelijkheid, welke dus door de mens gekend kunnen worden. Ter verduidelijking: volgens de christelijke leer komen de normen voor het goede en kwade van buiten de mens, n.l. van God; volgens de Stoa zitten de algemeen geldige normen in de mens.

Eén van de kenmerken van de Renaissance, die aan het einde van de Middeleeuwen opbloeide, is dat men teruggrijpt op de klassieken, de handschriften en documenten van de Grieks-Romeinse beschaving. Men wil los van gezag en traditie (ook van de kerk), zelfstandig onderzoeken en denken. De humanistische denkbeelden waar men op stuitte (zie b.v. hiervóór), worden door velen

als „bevrijdend ervaren; anderen proberen tot een synthese (samensmelting) te komen met het (al eeuwenlang) bestaande denken (Erasmus). Een forse stoot in de richting van de autonome mens is evenwel gegeven; zij zal een nog forser vervolg krijgen in het tijdperk van de Verlichting en voorts massale vormen aannemen in onze 20e eeuw, waarin de in de Renaissance weer boven water gehaalde leuze van de Romein Epicurus (pluk de dag, m.a.w. laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij) en de existentialistische walging van al het bestaande twee uitingen zijn van het ene steeds meer overheersende horizontale denken: een denken los van God en met louter aandacht voor het hier en nu. Al zal (lang) niet ieder HV-lid zichzelf als hedonist dan wel als nihilist beschouwen, zijn levensbeschouwing is in de grond der zaak op dezelfde wortels terug te voeren. Kern daarvan is: de souvereiniteit van de mens.

In de lijd van de Verlichting (Rationalisme) heerste vooral — mede als gevolg van de grote successen van wetenschap en techniek — de souvereiniteit van het verstand, van de rede (alleen datgene wat het verstand verklaren kan, was waar), in de Romantiek lag als reactie daarop de nadruk van het gevoel. In beide gevallen zijn vermogens in de mens bepalend voor de vragen van goed en kwaad. Een voorbeeld van het Verlichtingsdenken vinden we in de bekende woorden van de Duitse wijsgeer Immanuël Kant: , , Verlichting is daar waar de mens uit zijn onmondigheid stapt, een onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft". Onder onmondigheid verstond Kant het gebrek aan moed om het verstand te gebruiken zonder leiding van een ander (en dus ook van dé Ander). Overigens geloofde Kant — in tegenstelling tot andere rationalisten — wel in het bestaan van , , het bovennatuurlijke", maar dit kon volgens hem niet gekend of begrepen worden en de mens heeft er dus ook geen boodschap aan. Een voorbeeld van het romantisch humanisme is het boek , , Emile" van de Franse denker Jean Jacques Rousseau. Hierin wordt een opvoedingsideaal getekend, waarbij men a.h.w. de natuur van het kind zoveel mogelijk zijn gang moet laten gaan. De zelfontplooiing — een term die ons heden ten dage wel zeer bekend in de oren klinkt — moet optimaal tot stand kunnen komen.

Organisatorisch komt het humanisme in ons land eerst in de 19e eeuw van de grond. Er verschijnen een viertal verenigingen ten tonele, die min of meer als voorlopers van het huidige Humanistisch Verbond beschouwd kunnen worden. Het zijn De Dageraad (sinds 1856), De Humanist (sinds 1867), , , De Vereniging tot bevordering der Vrije Gedachte" (opgericht in 1882 met als voorzitter F. Domela Nieuwenhuis) en Het Vrije Woord (sinds 1881). De bekendste van de vier is De Dageraad, waarvan artikel 1 na een reorganisatie in 1879 luidde: , , Het doel der vereniging is het zoeken naar en verspreiden van waarheid door rede en wetenschap tot zedelijke ontwikkeling van den mensch en de Maatschappij". Verder was een programmapunt van deze vereniging de bestrijding van de godsdienst in al zijn vormen.

In 1924 vond in de Tweede Kamer een debat plaats n.a.v. de weigering van minister van justitie mr. Th. Heemskerk om koninklijke goedkeuring te hechten aan een statutenwijziging van De Dageraad. De wijziging hield in, dat het de vereniging niet meer ging om , , de vrije gedachte te bevorderen tot zedelijke en verstandelijke ontwikkeling van de mens, maar te streven naar de vrije en volledige ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid." De minister lichtte toe dat hij zijn beslissing niet de vrije uiting van het atheïsme in het geding was (het beleiden van iedere mening is vrij), maar de toepassing van de betrokken mening: wie principieel de in God haar oorsprong vindende normen voor het leven terzijde stelt, aldus de minister, richt zich in beginsel tegen de goede

zeden. En „in onze wetgeving moet men er natuurlijk onder verstaan normen en beginselen, geldende naar de Christelijke traditie. . ., die gedurende vele eeuwen in het volksleven van diep ingrijpende, ja overheersende invloed is geweest."

Ons toenmalige kamerlid, ds. G.H. Kersten, begon zijn bijdrage aan het debat met zijn voldoening uit te spreken over de door de minister genomen beslissing. Hij wilde echter verder gaan: , , Is nu de Overheid van oordeel, dat zij hare goedkeuring onthouden moet aan Statuten waarin ronduit geschreven is, dat de Vereeniging die goedkeuring vraagt, het Atheïsme voorstaat, dan verbindere zij ook de verbreiding dier schrikkelijke ongeloofstheorieën. . . De eere Gods wordt aangetast door het propageren van het ongeloof. Zal de schending der eere van onze vorstin worden strafbaar gesteld en niet verhinderd de schrikkelijke krenking van Gods eere? "

3. Hedendaags humanisme

Het Humanistisch Verbond, opgericht in 1946, heeft een beginselverklaring, waarin als kernidee naar voren komt, dat het humanisme een levensovertuiging is, die probeert leven en wereld te verstaan met een beroep op menselijke vermogens, zonder uit te gaan van bijzondere openbaring. Verder wordt in deze beginselverklaring als kenmerkend voor het humanisme genoemd:

— de voortdurende bereidheid zich in denken en doen naar normen van redelijkheid en zedelijkheid te verantwoorden

— de helpende zorg voor de medemens om deze in staat te stellen zich te ontplooien en aldus in zelfbestemming tot een volwaardig bestaan te komen

— het streven naar een samenleving, waarin vrijheid, gerechtigheid, verdraagzaamheid, eerbied voor de menselijke waardigheid en medemenselijkheid centraal staan

Sfeer en denkklimaat in het HV zouden nader aangeduid kunnen worden met behulp van de volgende opsomming van typische humanistische ideeën en strevingen:

— openheid: men moet alles zeggen, wat men denkt

— men moet leven met onzekerheden: op alle vragen is geen antwoord; dogma's zijn uit den boze — men moet inspelen op allerlei nieuwe ontwikkelingen

— humaniteit; dit omvat solidariteit, medemenselijkheid en het recht op een menswaardig bestaan

— de mens is niet uniek, niet het belangrijkste wezen, maar is onderdeel van de natuur in z'n geheel

— de mens heeft zelfbeschikkingsrecht over zijn leven (en dood)

— men moet bouwen aan een samenleving, waarin voor iedereen recht van leven is overeenkomstig eigen keuze

Het HV heeft, in afwijking van de vroegere Dageraad, niet de bestrijding van de godsdienst in zijn program opgenomen en zegt dan ook niet anti-kerkelijk te zijn. Wél wil het Verbond de volgens hem niet gerechtvaardigde bestaande christelijke machtspositie meer in overeenstemming brengen met de huidige realiteit van een grotendeels onkerkelijk Nederland. In dit verband is er door HV-voorzitter Rob Tielman op gewezen, dat de aanhang van de humanisten veel groter is dan het aantal georganiseerden (we komen hier bij 6. nog op terug). Over het hele land verspreid zijn er zo'n 55 werkgroepen, uitgaande van het HV.

4. Humanistisch vormingsonderwijs

De Stichting Beheer Humanistisch Vormingsonderwijs draagt zorg voor de acquisitie en introductie van het HVO, reguleert de financiën, organiseert het in-en externe overleg van de HV-werkgroepen, zorgt voor begeleiding en zet aan tot studie, verzorgt de vorming en schohng en , , bewerkt" de gemeenten i.v.m. aanvragen voor subsidiëring.

Het Humanistisch Opleidings Instituut (HOI) is een door de overheid gesubsidieerde vierjarige part-time beroepsopleiding voor humanistisch geestelijk werk. Dit laatste houdt in het begeleiden van enkelingen en groepen bij het leren ontdekken, verwerken en hanteren van eigen levensvragen c.q. moeilijkheden van geestelijke (d.i. psychisch-verstandelijke) aard.

Het beroep omvat drie werksoorten: de geestelijke verzorging (zie Ie), de geestelijke vorming (van de leden) en het humanistisch vormingsonderwijs; onder het HVO valt mede het levensbeschouwelijke onderwijs voor het Voortgezet Onderwijs met de vakken omgangskunde, kennis van het geestelijke leven en maatschappijleer.

De lessen van het HVO worden verzorgd door de HVO-gevenden die daar een speciale 2-jarige opleiding voor hebben gekregen (1 jaar theorie en 1 jaar praktijk) en van wie de meesten werkzaam zijn op free-lance-basis.

Reeds het verzoek van één ouder blijkt voldoende om in aanmerking te komen voor HVO-subsidie.

Het HVO (op de lagere scholen) heeft toen doel de vorming en overdracht van een humanistisch mens-en wereldbeeld. Men spreekt wel van geestelijke oriëntatie, welke dan als voorwerp heeft de relaties mens-mens én mens-wereld.

Uitgangspunten van het HVO zijn:

— de mens: deze is autonoom, beslist in principe zelf t.a.v. aile levensvragen en - situaties (zelfbeschikkingsrecht)

— de omgeving van de mens: medemenselijkheid is een groot goed

— de zedelijkheid: (gevestigde) normen van goed en kwaad moeten gerelativeerd worden

Tijdens de lessen wordt een beroep gedaan op het eigen vermogen in het kind. Men probeert het zelfvertrouwen te versterken en aldus het kind te helpen om tot eigen keuzen te komen t.a.v. de wereld om hem heen. Het kind moet dan ook bewust gemaakt worden van de verbanden, die gevormd worden door individu, medemens en omgeving, en geholpen worden om daaraan (mede) vorm te geven. Vragen van het kind over goed en kwaad worden beantwoord of beter gezegd met het kind besproken los van vooroordelen c.q. opgelegde normpatronen. Het kind wordt geconfronteerd met (de verschillen tussen) de diverse geloofs-en levensovertuigingen.

Om aan te sluiten bij de belevingswereld van het kind maakt men wel gebruik van creatief spel en gespreksvormen, waarbij het vooral gaat om

— het kind zelf (wat voel, denk, wil en doe ik? )

— de ander (hoe beleef ik mezelf met anderen? )

— het leren respecteren van de ander, ook al botsen de meningen

De humanisten zien het HVO als een mogelijkheid om de eigen denkbeelden te verbreiden. Men toont zich actief om de ruimte die de openbare lagere school in dezen biedt te benutten en probeert voorts via verhoogde ouderparticipatie (medezeggenschapsraden) de positie van onderwijs, waaraan een humanistisch mens-en wereldbeeld ten grondslag ligt, te versterken.

5. Stellingname / conclusies

— Ons kernbezwaar tegen het humanisme is, dat zijn mensbeeld haaks staat op het mensbeeld van Gods Woord: de mens en zijn vermogens worden zeer hoog aangeslagen, de zondeval met zijn verwoestende gevolgen (o.a. een verduisterd verstand) wordt miskend. Tegenover de van zijn Schepper totaal afhankelijke mens plaatst het humanisme de vrije, autonome mens.

— Dit impliceert het zelfbeschikkingsrecht van de mens die zelfstandig kan beslissen over beëindiging van zijn leven (euthanasie, zelfmoord).

— Het impliceert ook, dat het humanistisch opgevoede kind geen houvast krijgt, nergens op terug kan vallen; het moet steeds zelf kiezen in vrijheid. Het is echter de vrijheid van de Franse Revolutie en niet de vrijheid van (gebondenheid aan) Gods Woord.

— Deze ongebonden vrijheid houdt ook een ondermijning van het gezag in. Het gezag is immers los gemaakt van normen en waarden en vindt zijn oorsprong niet in een macht buiten of boven de mens. Gezag wordt zo op z'n best louter functioneel (b.v. omdat een meerderheid het erkent of omdat het wenselijk wordt geacht).

— Het HV wil de , , humanistische achterstand" in de bezetting van allerlei maatschappelijke organisaties inhalen ten koste van de , , machtspositie" die door de christenen wordt ingenomen

(„openbreken"). Het gaat echter voorbij aan de bevoegdheid van de betrokken besturen om de identiteit van de eigen instelling te bepalen. Bovendien wordt ten onrechte geschermd met het (inderdaad toenemend) aantal onkerkelijken in ons land als argument om de humanistische posities te versterken. Uit het vrij lage (en de laatste jaren steeds teruglopende!) ledental blijkt, dat lang niet alle onkerkelijken zich tot het HV voelen aangetrokken. Tegenover vele kerkleden staat slechts een handjevol HV-leden.

— Het HV beweert niet anti-kerkelijk te zijn, maar is het wel volkomen eens met het, , voorontwerp van wet gelijke behandeling", waarin de kerkelijke activiteiten tot binnen de muren van de kerk worden teruggedrongen. De verdraagzaamheid van de humanisten kent derhalve zijn beperkingen. , , Maar wee als iemand voor de souvereiniteit Gods opkomt. . . Dan wordt de souvereiniteit der rede aangetast en vliegt al wat humanist is te wapen. . .", schreef A. Janse in 1935. Een neutrale levensbeschouwing, , , los van vooroordelen", bestaat ten diepste niet. Het humanisme leidt in uiterste consequentie tot dictatuur. Groen van Prinsterer wees al op dat verband toen hij opmerkte, dat de echte basis voor de vrijheid de geloofsvrijheid is. Ongeloof leidt tot onverdraagzaamheid, meende Groen. Het ongeloof hanteert de leus, dat allen vrij zijn: , , Vrij zijt ge, maar wee u zo ge uwe vrijheid niet naar mijn voorschriften en wenken gebruikt!!!"

— De pretentie van het HV(0), dat het alle onkerkelijken vertegenwoordigt, ten spijt wordt het Verbond bij subsidie-aanvragen gelijkgesteld met een kerkgenootschap. Net als een kerkgenootschap kan, ja moet ook het HV in aanmerking komen voor subsidie, wanneer aan de algemene voorwaarden wordt voldaan. (Het aantal leerlingen is door de wet niet aan een mini-

mum gebonden, al kan de gemeenteraad ander bepalen.) Men kan zich overigens afvragen of die gelijkwaardige positie van het HVO terecht is: heeft men iets te bieden wat op de (algemene) openbare school er nog niet is? Het christelijk onderwijs heeft dat duidelijk wél. Tenslotte: in de toelichting op (artikel 18 van) ons gemeenteprogramma wordt gezegd, dat wanneer een HVO-aanvraag aan de algemene voorwaarden voldoet en dus gehonoreerd wordt, dat nog niet wil zeggen, dat een SGP-raadslid vóór zal stemmen.

6. Literatuur

— Humanisme wat is dat eigenlijk, uitgave van het Landelijk Humanistisch Centrum, Oudkerkhof 11, 3512GH Utrecht.

— Leidraad Werkgroepen HVO, HV, Stichting Beheer HVD; druk: Huisdrukkerij HV.

— Humanist (maandelijkse uitg. HV), nr. 8 sept. 1983.

— Krantenartikelen, trefwoorden Christelijke Encyclopedie en de Larousse encyclopedie.

— Artikel over HV in Terdege üuni 1983) door drs. J.A.E. Vermaat.

— Geestelijk samenleven in Nederland, dr. W. Banning, Amsterdam 1963 (hfdst. „Het humanisme", pg. 92-124).

— Het jongste verleden II, mr. P.J. Oud, Assen 1968 (pg. 289-299 over het Dageraadsdebat).

— Het eigen karakter der christelijke school, A. Janse, Kampen 1935 (hfdst. , , Het humanisme in ons schoolleven", pg. 7-30).

— Het atheïsme in Nederland in de negentiende eeuw, dr. O. Noordenbos, Rotterdam 1931.

— Rede ds. G.H. Kersten bij Dageraadsdebat, De Banier 26 juni 1924.

— Subsidiëring van de kerkenbouw, dr. C.J. Verplanke, Amsterdam 1963 (hfdst. , , Aard en positie van het Humanistisch Verbond", pg. 79-120).

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1984

Zicht | 44 Pagina's

VOOR RAADS- EN STATENLEDEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1984

Zicht | 44 Pagina's