Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Groen van Prinsterer en de geest van de Franse Revolutie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Groen van Prinsterer en de geest van de Franse Revolutie

14 minuten leestijd

drs. A.A. van der Schans*

De Franse Revolutie

Allerwegen wordt dit jaar het 200-jarig bestaan van de Franse Revolutie herdacht, gevierd of betreurd. Niemand zal deze revolutie overigens laten opgaan in de bestorming van de Bastille, hét symbool van de onderdrukking die immers 200 jaar geleden, op 14 juli plaatsvond. Deze dag is wel een nationale feestdag in Frankrijk geworden, maar in het geheel van de omwentelingen neemt deze gebeurtenis een ondergeschikte plaats in. Onder de Franse Revolutie wil ik in dit artikel de reeks gebeurtenissen van 1789 tot 1799, verstaan. 1 Waar we ons ook bevinden in het politieke spectrum, men is van links tot rechts eenstemmig over de grote betekenis van de Franse Revolutie. De bekende filosoof Van Koningsbergen, Immanuel Kant, in wiens gewoonten een dergelijke regelmaat heerste, dat de burgers van die stad hun horloge er naar gelijk zetten, stelde, zo zegt men, het uur van zijn middagwandeling uit, toen hij het nieuws van de bestorming van de Bastille hoorde, en overtuigde daarmee Koningsbergen ervan, dat er een wereldschokkende gebeurtenis had plaats gehad.2 In een boekbespreking van Aalders Revolutie en Réveil, las ik dat er in Frankrijk deze zomer meer dan twee boeken per dag over de Franse Revolutie verschenen zijn.3 Elk zichzelf respecterend medium besteedde dit jaar aandacht aan de Revolutie. Een bibliografie van publikaties die alleen dit jaar verschenen zijn, zou vele bladzijden in beslag nemen.

Het vergruisde beeld

Overigens wordt door deze lawine van publikaties het (totaal)beeld van de Franse Revolutie niet duidelijker. We spreken trouwens al sinds jaren niet meer over hét beeld van de Franse Revolutie. Voor de tegenwoordige onderzoekers van de Franse Revolutie staat vast dat de klassieke visie op de oorsprong van de Revolutie totaal onhoudbaar is geworden.^ ln deze klassieke visie móest de Revolutie wel plaats vinden omdat de botsing tussen feodalisme en kapitalisme onvermijdelijk was geworden. De bourgeoisie eiste haar plaats in de maatschappij op, die haar, gezien de werkelijke verhoudingen. toekwam. De aanval op de heersende orthodoxie, waar het de interpretatie van de Franse Revolutie betreft, heeft tot desintegratie geleid.^ De marxisten/socialisten zijn de laatsten geweest die een samenhangend beeld van de Franse Revolutie hebben gegeven, maar dit beeld is, om met Jan Romein te spreken, vergruisd. Een leger van specialisten heeft met kiezelsteentjes, zoals we hun detailstudies wel mogen noemen, het traditionele beeld van de Franse Revolutie verpulverd. Ook deze detailstudies zijn echter niet onbesproken gebleven.6 Halverwege de zeventiger jaren was de venwarring zo groot dat we ons bij een revisionistische visie moesten afvragen welke leer er nu weer herzien werd.

Een dissonant

In dit artikel willen we nu een visie op de Franse Revolutie beschouwen die ondanks haar bijna 150-jarige leeftijd voor een kleine schare van gelovigen nog niet door de tand des tijds is aangetast. We doelen hier op de visie van Groen van Prinsterer, neergelegd in zijn nog altijd monumentale magnum opus Ongeloof en RevolutieJ Groen geeft in dit boek, oorspronkelijk een reeks historische voorlezingen voor een groep van vrienden, een samenhangend totaalbeeld van de Franse Revolutie. Hiermee is deze christen-historicus tegenwoordig een vreemde eend in de bijt. Toch is het ook vandaag nog alleszins de moeite waard om niet alleen kennis te nemen van Groens visie, maar deze ook ter harte te nemen. Groens historische methode mag naar onze huidige inzichten niet meer in alle opzichten voldoen, W.A. Aalders wijst erop dat wie kennis heeft van het verdere verloop van de geschiedenis volmondig moet toegeven dat Groen gelijk had.8

De omkering van denkwijze en gezindheid

Voor Groen geldt eigenlijk alleen maar de godsdienstige of ideële verklaring van de Revolutie. Andere verklaringen noemt hij misschien wel, maar ze spelen bij hem geen rol van betekenis.

* De heer drs. A.A. van der Schans is docent geschiedenis aan de reformatorische scholengemeenschap 'De Driestar' te Gouda.

Wat ziet Groen nu als de geest van de revolutie? Het gaat Groen ten diepste niet eens om de Franse Revolutie, de hoofdrolspelers (bijvoorbeeld Robespierre, Lodewijk XVI, Napoleon) of de belangrijkste gebeurtenissen. In de inleiding van zijn Ongeloof en Revolutie nnaakt Groen ons duidelijk wat hij onder revolutie verstaat. 'Met Revolutie bedoel ik niet één der menigvuldige gebeurtenissen, waardoor verplaatsing van het openbaar gezag te weeg gebracht wordt, niet enkel den omwentelingsstorm, welke in Frankrijk gewoed heeft, maar de omkering van denkwijs en gezindheid, volkssoevereiniteit, maatschappelijk verdrag, conventionele herschepping welke men als de hoekstenen van staatsrecht en staatsgebouw vereert' (biz 19). De kern van de revolutiebegrippen is bij Groen het ongeloof. Hieruit komt de revolutie. 'De revolutie is het stelselmatige ongeloof. De revolutieleer is de religie van het ongeloof’ (bIz. 138).

De hoofdgedachte van het boek is, dat het verlaten van het Evangelie in staat en samenleving via een werelds vrijheidsideaal uitloopt op de anarchie, waaruit alleen de dictatuur nog redding biedt.9 W.A. Aalders vat de hoofdgedachte van Groens werk als volgt samen: 'De Franse Revolutie was de doorbraak van het theoretische en praktische ongeloof in de staatkunde en de politiek'.•'0 In navolging van Groen typeert Aalders de Franse Revolutie als een Europese revolutie en als zodanig het begin van een religiestrijd.

De Verlichting

Wat is de oorzaak van deze 'omkeer in denkwijze en gezindheid? ' Met andere woorden, wat zijn de oorzaken van het ongeloof in de staatkunde? Terecht constateert de historicus W.W. Mijnhardt dat Groen zich concentreert op de theologische en wijsgerige ontwikkelingen van zijn tijd." Het is in dit verband onmogelijk hier niet te wijzen op het tijdperk van de Verlichting. De Verlichting is een internationaal verschijnsel in de 18e eeuw en kan misschien het beste getypeerd worden als een verzetsbeweging. 12 Verzet tegen alle levensbeschouwelijk gezag op velerlei gebied. De Verlichtingsfilosofie - en dan vooral haar verschijningsvorm in Engeland, Frankrijk en Duitsland - eist de volstrekte autonomie van de menselijke rede. De mensheid was volgens de verlichte filosofen gevangen in banden van onwetendheid en bijgeloof. De Verlichting is het tijdperk van de allesomvattende kritiek. Kritiek op het verleden en op het christendom zoals dat vorm gekregen had. De Verlichting maakt het mensbeeld los van het christendom. De mens is niet van nature verdorven, maar goed. Het doel van het leven is het leven zélf en de mens is in staat om, slechts geleid door het licht der rede en door de ervaring, het goede leven op aarde te vervolmaken, 'Hiermee is het optimistische vooruitgangsgeloof geboren dat ondanks zijn vele ups en downs een telkens terugkerende component in onze westerse beschaving is gebleven'.^3 Volgens Groen wortelt de Franse Revoultie in deze Verlichtingsideeën. Aan de boom (de ideeën) kan de vrucht (volkssoevereiniteit, vrijheid, gelijkheid en maatschappelijk verdrag) worden gekend. Uit het ongeloof treedt de revolutie onstuitbaar naar voren en daarin treedt dan tegelijkertijd haar verderfelijkheid aan het licht. 'In het zonder God zijn ligt de vormkracht van het revolutie-tijdperk'. (BIz. 133) 'Het beginsel van de Verlichtingsfilosofie was de souvereiniteit der Rede en de uitkomst godverzaking en materialisme' (bIz. 139). 'De haat tegen het evangelie is het kenmerk van de revolutie, haar anti-christelijke karakter haar spoor’. (bIz. 144)

Groens geschiedbeschouwing

Wanneer we Groens visie op de geest van de Franse Revolutie samenvatten valt het volgende op. De Franse Revolutie betekent in de visie van Groen een absolute en beslissende scheiding tussen twee tijdperken. Na de Franse Revolutie is er volgens Groen sprake van verkeerde beginselen. Deze beschouwing hangt ten nauwste samen met Groens opvatting over de geschiedenis.14

Geschiedenis wordt voor Groen verwerkelijking van de opvattingen die onder de mensen leven. Onder deze opvattingen is het christendom de juiste, en zo krijgt historisch de betekenis van: in overeenstemming met het christelijk beginsel.^^ De revolutie verstoort het historisch gegroeide, waarbij door Groen het historisch gegroeide normatief wordt gemaakt. Daarom is Groen anti-revolutionair. Een breuk met het verleden miskent de norm die voor Groen absoluut is.

Wetmatigheid

In zijn beschouwing over de Franse Revolutie was Groen een kind van zijn tijd. De wetenschap wordt in (de tweede helft van) de 18e eeuw en ook in de 19e eeuw beheerst door wetmatigheden.16 Het liberalisme kent de wet van

Geschiedenis wordt voor Groen verwerkelijking van de opvattingen die onder de mensen leven.

vraag en aanbod, het Darwinisme leert de wet van de 'struggle for life', het Marxisme komt aan met de wet van de klassestrijd. Aan deze wetmatigheden moest ik denken bij het lezen van Groen over de Franse Revolutie. Voor Groen was de Revolutie onontkoombaar en zelfs niet tegen te staan. 'Een hele reeks van dwaalbegrippen en gruwelen moest volgen, toen het ongeloof den boventoon had' (biz. 132). 'Onvermijdelijk was de revolutie, reeds lang eer ze begon' (bIz 133). Groen kan met een bijkans wiskundige redenering het verloop der revolutie voorspellen. Hij zegt ergens: zoals volgens de wet van de zwaartekracht een appel moet vallen die van de steel raakt, zo moest de revolutie uit het ongeloof komen. In deze gedachtengang doet het handelen van bijvoorbeeld Lodewijk XVI en Robespierre er niet meer toe. Voltaire, Montesquieu en Rousseau zijn in Groens visie zeker rebellen, maar in de eerste plaats 'slechts' werktuigen van de tijdgeest. Napoleon, in zeker opzicht een genie, wordt bij Groen een machteloos instrument in dienst van deze tijdgeest, gedoemd naar de ondergang te streven. Groens geestverwanten in anti-revolutionaire kring hebben hem dat later maar wat kwalijk genomen.i'? En niet in alle gevallen ten onrechte. Groen wordt mechanisch idealisme, logicisme en derterminisme verweten. De kern van de kritiek van deze anti-revolutionairen op Groen luidt: De geschiedenis wordt bij Groen een langs vaste banen met logische noodwendigheid verlopend proces. De bovennatuurlijke causaliteit ontneemt aan de geschiedenis haar eigenwettige gang. Met enige instemming halen zij het bekende woord van Opzoomer aan: 'Groen hakt met het "zwaard der voorzienigheid" knopen door, die hij anders niet zou kunnen ontwarren'. Groens historische ideeënleer bracht de consequentie met zich mee, dat niet de grote mannen de geschiedenis maken, maar dat zij werktuigen zijn van de begrippen van hun tijd, de tijdgeest noemt hij het. In Groens tijd domineerde de revolutie-idee. Alle handelende personen zijn ondergeschikt aan de invloed van deze begrippen. Brants conclusie lijkt me niet te voorbarig: Groens historiebeschouwing is een theologische beschouwing waarbij de grens tussen theologie en histonewetenschap wordt overschreden. Een waarlijk christelijke idee over de ontwikkeling der geschiedenis moet uitgaan van de normatieve beginselen der geschiedenis zelf, daar anders te kort wordt gedaan aan de eigenwettelijkheid van het historische, die een scheppingsordinantie Gods is.’18

Verbondscausaliteit?

J. Kamphuis heeft goed geargumenteerde kritiek op Smitskamp en Donner geoefend in zijn rectoraatsrede in 1962.''S Hij neemt Groen in bescherming tegen de kritiek die zich concentreert op de wijze waarop Groen in het historische verloop oorzaak en gevolg meent te kunnen aanwijzen, op zijn causaliteitsbegrip dus, waarbij men dan in Groens werk onderscheid pleegt te maken tussen een bovennatuurlijke (de hand Gods in de geschiedenis) èn een historische causaliteit. Veel argumenten die Kamphuis aanvoert, snijden hout. Maar het is duidelijk te merken dat Kamphuis als theoloog spreekt en niet als historicus, iets waarvoor hij zich al heeft proberen te verontschuldigen.20 Blijkbaar heeft Kamphuis aangevoeld dat een theoloog en een historicus niet identiek zijn. In plaats van voornamelijk met historische argumenten Groens critici te bestrijden, spreekt Kamphuis in de eerste plaats als theoloog. Volgens Kamphuis beheerst bij Groen de Verbondscausaliteit de geschiedenis. Hij verstaat hieronder dat het verbond geen lot, geen fatum is, maar de vervulling van de Bondswoorden. Het Verbond is een historische werkelijkheid, de vervulling van zegen in het onderhouden van Gods geboden, de vervulling van de vloek in het afwijken van Gods geboden. Smitskamp wijst erop dat bij Groen het onderscheid tussen heilsgeschiedenis en wereldgeschiedenis vaak verdwenen is.

Groens bedoeling

Het komt ons voor dat I.A. Diepenhorst gelijk heeft als hij beweert dat het Groen niet verweten kan worden geen historische verklaring van de Franse Revolutie gegeven te hebben.2i Hij bedoelde dat ook niet. De grondgedachte vdn zijn werk is: de oorzaak van de revolutie lag met in de misverstanden, maar in de ontplooiing van begrippen en ongeloofstheorieën. Geyls woorden: 'Een historicus niet, een Evangeliebeliider'22 zijn in dit verband geen venwijt, maar

veeleer een eerbetoon. 'In de verzoening door Christus ligt het middelpunt der wereldgeschiedenis' schrijft Groen. Het gaat in het historieverloop dan ook eigenlijk alleen om de geschiedenis van het Christendom. De betekenis van het woord geschiedenis ligt besloten in het 'er is geschied'. In deze zin is geschiedenis zelfs Openbaring voor Groen, het vlammend schrift van de heilige God.

Groens boodschap

Als geen ander peilt Groen de geest van de Franse Revolutie. Hij doorschouwt zijn tijd. Als we het recht hebben te spreken over personen met een profetische blik, zie dan naar Groen. Nog één keer: Wat was nu de geest van de Franse Revolutie? Dat zij de mens, het volk tot bron en maatstaf van recht en gerechtigheid maakte. De grondslag van de christelijke cultuur in West-Europa werd weggeslagen. Met de woorden van Groen; 'Wij leven in een tijd dat staat en maatschappij losgesneden zijn van hun godsdienstige wortels. De overheersende trek in het moderne leven is om de Natie los te maken van het Evangelie'. Niet langer een christelijke natie, waarin de overheid belijdt het Woord van God als norm in het publieke leven. Het is niet helemaal juist Groens Ongeloof en Revolutie alleen te beoordelen met een historische maatstaf. Terecht merkt Aalders op dat dit werk niet het karakter heeft van wetenschappelijke geschiedvorsing.23 Wel mogen we een boek dat als ondertitel heeft; 'Een reeks historische voorlezingen', ook bevragen op zijn historische merites. Dat Groen ook het vakambachtelijk werk verstond bewijst overigens het eerbetoon, dat een principieel tegenstander als Fruin hem niet onthield, toen deze Groen de 'baanbreker onzer hedendaagsche historiografie'^^ noemde. We kunnen Groen waarschijnlijk het beste eren door in hem een Evangeliebelijder te zien die opkomt voor de waarheid in het staatkundig en maatschappelijk leven, waar de tijd bezwaar maakt. Groens diepste levensmotief was het behoud en/of herstel van de christelijke staat. Het mondigheidsstreven van de Verlichting zocht de oorsprong van alle gezag in de mens. Groen citeert in Ongeloof en Revolutie met instemming een R.K. schrijver: 'De Revolutie is begonnen met de verklaring van de rechten Gods’ (biz. 20).

Noten

1. Ook deze jaartallen zijn arbitrair. Zo is bijvoorbeeld het jaar 1787 ook te verdedigen als aanvang van de Revolutie omdat toen het openlijke aristocratische verzet tegen de Franse monarchie in de provincies is ontstaan. In 1799 komt Napoleon aan de macht, maar vanuit een ander gezichtspunt kan men de Revolutie ook laten eindigen in 1815.

2. E.J. Hobsbawn, De tijd van de revolutie 1789-1848 {A’dam. 1980)68.

3. De Waarheidsvriend 77 (1989) 402

4. Donald M.G. Sutherland, Revolutie en Contrarevolutie. Frankrijk 1789-1815 (A'dam 1989) 14. Zie in dit boek vooral de voortreffelijke bibliografie van dertig bladzijden waarin de meest recente publikaties staan. Volgens professor Schulte Nordholt is het boek erg slecht vertaald. (Trouw, 17 juni 1989, 33).

5. Zie het samenvattende artikel betreffende de revolutiehistoriografie van M. van Os, 'Aard en betekenis van de Franse Revolutie. Verslag van een discussie’. Kleio 19 (1978) 284-297.

6. Zie bijvoorbeeld: Jacques Sole, La Revolution en questions. Seuil 1988. Een boekbespreking hiervan in N.R.C. 3 december 1988 Zaterdags Bijvoegsel 1-2

7. We citeren in dit artikel steeds uit de derde, uitgebreide druk van de bewerking van H. Smitskamp, Franeker 1976. De betreffende pagina's zijn in de tekst opgenomen.

8. W. Aalders, Revolutie en Réveil. Den Haag 1989, 70.

9. Zie ook: A.J. van Dijk, ’Groens Ongeloof en Revolutie’, in: Een staatsman ter navolging. Groen van Prinsterer herdacht (1876-1976) onder redactie van C. Bremmer en M.N.G. Kool, 183

10.W. Aalders, a.w. bIz. 9

11.W.W. Mijnhardt, ’De Nederlandse Verlichting. Een terreinverkenning', in: Kleio 19-3 (1978) 246.

12.Een beknopt doch duidelijk historiografisch overzicht betreffende de Verlichting is te vinden in: A.M. Beliën, 'Recente studies over de Verlichting: titels en trends', Kleio 27-5, 16-21. Verder ook: W.W. Mijnhardt, 'De Nederlandse Verlichting in Europees perspectief', in: Theoreti­sche geschiedenis, 10 (1983) 335-347.

13.L.J.M. Hage, 'Mondigheid als cultuurmotief', in: ZICHT 1977-5, 9.

14.Zie hiervoor: H. Smitskamp, Groen van Prinsterer als historicus. A’dam 1940. Vooral hoofdstuk 3.

15.J.L.P. Brants, Groens geestelijke groei. Onderzoek naar Groen van Phnsterers theorieën tot yS34, A’dam 1951, 59

l6.Zie het heldere boek van: J. Bots, Tussen Descartes en Darwin. Geloof en natuurwetenschap in de 18e eeuw in Nederland, Assen 1972. Verder: E.J. Dijksterhuis, De mechanisering van het wereldbeeld, A’dam 1950.

M.Groens Ongeloot en Revolutie. Een bundei studiën, Wageningen 1949. In de bundel levert een aantal juristen en historici uit anti-revolutionaire kring kritiek op Groen, zoals De Pater, Smitskamp en Donner.

18.J.L.P. Brants, a.w., bIz. 139

19.J. Kamphuis, De hedendaagse kritiek op de causaliteit bij Groen van Prinsterer als historicus, Goes 1962.

20.J. Kamphuis, a.w. bIz. 8

21.I.A. Diepenhorst, 'Groen van Prinsterer en de Revolutie', in: Een staatsman ter navolging, 177.

22.Geciteerd bij J. Kamphuis, bIz. 5

23.W. Aalders, a.w., 18

24.R. Fruin, geciteerd bij Kamphuis, a.w. 5

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1989

Zicht | 36 Pagina's

Groen van Prinsterer en de geest van de Franse Revolutie

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1989

Zicht | 36 Pagina's