Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toekomstvisie bij D’66

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toekomstvisie bij D’66

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het individu in het middelpunt

Heeft D'66 een toekomstvisie? Wat naam betreft herinnert deze partij slechts aan een steeds grijzer worden verleden. Maar dat terzijde. Inzoverre de leden en leiders van D'66 zich in hun politiek handelen ook bezighouden met vraagstukken die niet beperkt blijven tot de zuivere actualiteit van vandaag, heeft D'66 wel degelijk een toekomstvisie. Dan gaat het om ideeën over de oplossing van vraagstukken die nu urgent zijn, en van betekenis zijn voor de toekomst. Maar kun je dan spreken van een visie op de toekomst? Nee en nogmaals nee.

Mijn uitgangspunt is dat een toekomstvisie een uitgewerkte visie op de toekomst moet zijn. Anders gezegd, zo'n visie kan niet bestaan zonder beginselen, zonder ideologie. Kortom een toekomstvisie moet ergens op gebaseerd zijn, moet een fundament hebben. In het vervolg gaat het dus om de vraag of D'66 in het bezit is van zo'n fundament.

Alvorens daarop in te gaan, is het goed eerst iets van de ontstaansgeschiedenis van D'66, en de ideeën die leefden bij de oprichters, te zien. Daarna vi^ordt aan de hand van D'66ers en niet-D'66ers de al dan niet aanwezige ideologie van D'66 geschetst. Het artikel sluit af met een persoonlijke evaluatie.

ONTSTAAN D’66

Het uittreden van Hans Gruyters (anno 1990 burgemeester van Lelystad) in maart 1966 uit de VVD, toen hij in Amsterdam voor die partij in de gemeenteraad zat, is de eerste concrete stap op weg naar een nieuwe partij. Hans Gruyters zet die stap in een interview met Vrij Nederland, waarin hij de oprichting van een nieuwe partij suggereert. Het gevolg is een flink aantal sympathiebetuigingen. Op 30 april 1966 komen 13 verontruste Amsterdammers bijeen in hotel Krasnapolsky. Hans van Mierlo, toentertijd opinieredacteur van het Algemeen Handelsblad, was één van de aanwezigen. Deze groep van 13, die al snel reduceerde tot 11, praatte over allerhande praktische politieke onderwerpen. Daaruit ontstond een lijst met tien punten, waaronder de eis van een gekozen minister-president. De elf aanwezigen stuurden deze tien punten naar een aantal kennissen. Daaruit ontstond een groep van 36 men­sen. De groep kwam bij elkaar. Hans van Mierlo werd toen min of meer per ongeluk voorzitter. Uit de bijeenkomsten van deze groep is een pamflet gerold, dat op 15 september 1966 aan de pers en dus het publiek gepresenteerd werd. Bij het pamflet, dat Appèl heette, was een adhesiekaart bijgesloten. In oktober viel het kabinet Cals-Vondeling, in de Nacht van

Schmelzer. De initiatiefnemers van het Appèl kwamen snel bijeen, om te beslissen over de vraag of al dan niet een politieke partij opgericht moest worden. Bij die bijeenkomst waren ook zo'n 100 'adhesiebetuigers' aanwezig. Besloten werd 'om te gaan werken aan een program en een congres, en als het ons lukte om een fatsoenlijk program te maken en met fatsoenlijke kandidaten te komen, dan zouden we besluiten aan de verkiezingen deel te nemen. De kwaliteitseis was dus hoofdnorm', aldus Hans van Mierlo achteraf.

Met behulp van een vijftiental werkgroepen werd een verkiezingsprogramma opgesteld. Rond kerst 1966 keurde het eerste echte D'66-congres het programma goed. Ook een kandidatenlijst werd opgesteld. Hans van Mierlo werd de eerste lijsttrekker van de nieuwe politieke partij. De verkiezingen van 15 februari 1967 brachten D'66 in de Tweede Kamer met zeven zetels.

Waar het nu om gaat, is de manier waarop D'66 zich, niet in het minst inhoudelijk, presenteerde in de aanloop naar de verkiezingen.

APPÈL

In het Appèl draait het om 'een plan voor her-demoratisering' van het Nederlandse pohtiek bestel. Het Appèl is gericht 'Aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie'. Het Appèl is opgesteld met behulp van een heuse public-relations-man, in die tijd iets volstrekt nieuws. Zoals gezegd gaat het in het Appèl om 'een gevoel van hachelijkheid aangaande sommige verschijnselen in onze parlementaire democratie' en even verder: 'Wij zijn van mening dat ons staatsbestel bedroevend functioneert'. De groep initiatiefnemers noemt ook een mogelijkheid het functioneren van de democratie te verbeteren. Die mogelijkheid is de rechtstreekse verkiezing van de minister-president. Daarnaast wordt ervoor gepleit de Tweede Kamer volgens het districtenstelsel te kiezen.

Het Appèl maakt heel wat pennen en tongen los, niet in het minst bij de parlementaire pers. Duidelijk is, dat het opkomen van de beweging D'66 in die tijd niet in een vacuüm plaatsvond. Het was de tijd van de provo's, de rellen bij het huwelijk van prinses Beatrix, en zo nog een aantal maatschappelijke ritselingen die tesamen aanzwollen tot een vernieuwingsgolf. D'66 was een soort politieke voorhoede van deze vernieuwingsbeweging, die het in eerste instantie moest laten bij vernieuwingsideeën, in plaats van vernieuwingsdaden.

PARTIJREDE

Twee jaar na de oprichting van D'66 hield Hans van Mierlo een rede op het partijcongres, waarin hij terugblikt op de eerste doelstellingen van D'66. Met de nodige humor, die tegelijkertijd als scherpte is te typeren, merkt hij vooraf het volgende op. 'Ik wil (...) beslist niet het slaapverwekkende gebrul aanheffen van de goed getrainde partijleeuw'. Vervolgens schets hij vier hoofdpunten van de eerste twee levensjaren van D'66. Deze hoofdpunten blijken tot op de dag van vandaag essentieel te zijn voor het verstaan van de beginselen of, zo men wil, ideologie van D'66. Ik neem daarom de vier hoofdpunten integraal over.

’We wilden een ingrijpende staatsrechtelijke vernieuwing, omdat we zagen dat er een grote afstand was gegroeid tussen de bestuurders en de burgers, omdat de regering niet kon regeren en het parlement niet controleren en dat was één oorzaak van de malaise.

En dan wilden we een ingrijpende partijvernieuwing omdat we vonden dat de huidige partijen naar vorm en inhoud niet meer de werkelijke politieke alternatieven boden, en dat was een tweede oorzaak.

Vervolgens wilden we een praktische in plaats van een ideologische politiek, omdat de ideologieën geen antwoord meer geven op de vragen die ons bezighouden. En dat was dan de derde oorzaak.

En tenslotte het vierde punt, dat van de democratisering van de samenleving op alle mogelijke niveaus'.

Van Mierlo stelt vast dat in eerste instantie de staatsrechtelijke vernieuwing het belangrijkst was, maar twee jaar later is hij van mening dat de democratisering van de samenleving bovenaan moet staan. In zijn optiek vloeien de andere punten daaruit voort.

Nu is het hoog tijd om wat meer aandacht te besteden aan het inhoudelijke fundament van D'66. Kreten zijn al genoemd. Inkadering moet nog plaatsvinden.

IDEOLOGIE VAN D’66

In eerste instantie komen een tweetal D'66-leden aan het woord, te weten Pieter Fokkink, die in een boek en artikel de geschiedenis van D'66 beschreven heeft en J. Glastra van Loon, die een artikel heeft geschreven onder de titel 'Denken en doen van D'66'. Daarna wordt een niet-D'66er aangehaald, namelijk Arie Oostlander (CDA) die geschreven heeft over D'66. De hier aangehaalde artikelen stonden in een themanummer van Civis Mundi over D'66. Pieter Fokkink stelt om te beginnen het volgende: 'Politieke partijen die in een bestaand partijstelsel willen binnendringen dienen in de eerste plaats een fundamenteel politiek onderwerp te hebben, waarmee zij zich nadrukkelijk onderscheiden van de bestaande partijen. D'66 heeft met de staatkundige hervormingsvoorstellen aan die voorwaarde voldaan'. Direkt daarna maakt Fokkink een belangrijke opmerking: 'De staatkundige hervormingsvoorstellen zijn slechts middel tot een doel: de democratisering van een bureaucratisch-technocratische samenleving'. Daarmee sluit Fokkink aan bij Van Mierlo's partijrede in 1968. Bij D'66 staat de mondige burger centraal, zo maakt Fokkink duidelijk. Hij verwijst dan naar het Appèl. 'De basis-motivering uit het Appèl, die staatkundige hervormingen eist in de richting van vergaande politieke democratisering ter waarborging van de geestelijke en maatschappelijke vrijheden en individualiteit (...).

Mijn (!) conclusie uit Fokkinks betoog is dat er wel degelijk sprake is van een ideologie bij D'66. Om het met de term toekomstvisie te zeggen; het gaat D'66 om de mondigheid van de individuele burger. Die mondigheid moet vergroot worden. Dat is wel degelijk en toekomstperspectief waar D'66 naar streeft. Mijns inziens is D'66 wat dat betreft weinig veranderd.

MENSELIJKE MAAT

Jan Glastra van Loon begint zijn artikel met een aardige inleiding, waarin met name de kritiek van anderen op D'66 aan de orde komt. 'D'66 is anders dan andere partijen. Het heeft bijvoorbeeld geen beginselprogramma. Dat betekent niet, dat het geen beginselen heeft. Het bedrijft politiek op een manier die pragmatisch is genoemd. (...) Een ding is zeker: D'66 is geen leerstellige partij en geen getuigenispartij. Voor D'66 is politiek een bedrijvigheid van mensen voor mensen, een collectieve activiteit die nooit het inidviduele geweten mag overstemmen. (...) Daarmee zet het zich af zowel tegen dogmatisme als tegen utopisme'.

Glastra van Loon (voormalig staatssecretaris, anno 1990 hoogleraar aan de Humanistische Universiteit en voorzitter van het Humanistisch Verbond) legt, evenals Fokkink, nogal wat nadruk op het individuele geweten. Het individualisme voert bij D'66 de boventoon, tenminste als het gaat om het gedachtengoed van D'66. Glastra van Loon schrijft ook het een en ander over de mensbeschouwing van/ binnen D'66. 'Drie dingen staan in die mensbeschouwing centraal: het individuele geweten, zijn feilbaarheid en desniettemin onafwendbare verantwoordelijkheid van ieder voor de gevolgen van zijn handelen voor anderen'. Deze nogal abstracte elementen van de mensbe-

schouwing komen er samenvattend en concluderend op neer dat de mens zelf in het middelpunt staat. Een beroep op bronnen buiten de mens zelf is voor D'66 niet acceptabel Glastra van Loon spreekt kernachtig over de 'menselijke maat'.

OOSTLANDER OVER D’66

Volgens Oostlander (voormalig direceur van het wetenschappelijk Instituut van het CDA, tegenwoordig lid van het Europees Parlement) is D'66 een partj die zijn beginselen verbergt, omdat D'66 geen beginselprogramma heeft. Desondanks destilleert Oostlander een aantal principes van D'66 uit verkiezingsprogramma's. 'Het meest fundamentele principe van D'66 betreft (...) het geloof in het autonome individu. De onafhankelijke individuele mens, die zich niet door normen-van-buiten gebonden acht. De mens die zichzelf tot maatstaf is'. Dit fundamentele principe van D'66 kwam hierboven ook al aan de orde.

Oostlander gaat ook in op het pragmatisme waar D'66 (zie Glastra van Loon) prat op gaat. Oostlander verwoordt dat heel wat negatiever: 'De dogmatiek van het gangbare denken'. Mijns inziens heeft Oostlander wat dat betreft gelijk. Niet besluiten is ook besluiten, zo is geen ideologie ook een ideologie. Principieel past bij het D'66-pragmatisme de afwezigheid van een waarden hiërarchie. Oostlander verwacht als gevolg daarvan 'weinig doortastend beleid (...) op die gebieden waar inividuele mensen door dat beleid rechtstreeks in hun gedrag worden beperkt'. Bovendien noemt Oostlander D'66 onverdraagzaam. 'D'66 gaat zelf voorop in een onverdraagzame houding, waar het stelt dat aanvaarding van het principe van de gelijkwaardigheid van alle visies van alle anderen wordt geëist.

In feite plaatst Oostlander D'66 linea recta tegenover het CDA. Mijns inziens terecht. Eigenlijk is D'66 de partij die het verst van de christelijke partijen afstaat. Christelijke partijen baseren zich juist op een norm buiten de mens, namelijk de Bijbel. Lijnrecht daartegenover staat D'66 dat zich principieel baseert op de mens als individu.

Daarmee is aangegeven dat D'66 wel degelijk een ideologie heeft, in die zin dat een aantal onderliggende, fundamentele principes leidraad zijn voor het politiek handelen. De kern van die principes wordt gevormd door de individuele autonomie.

In het begin van dit artikel is gesteld dat de vraag of D'66 een toekomstvisie heeft, beantwoord zal worden door na te gaan of D'66 een ideologie heeft. Het antwoord is, zoals gezegd, dat D'66 een ideologie heeft, hoewel die niet in een samenhangende nota of iets dergelijks is vastgelegd. Het gaat meer om uitgangspunten, principes, ideeën. Vormen deze een toekomstvisie? Mijn antwoord is bevestigend, omdat D'66 ernaar streeft de individuele autonomie zo groot mogelijk te doen zijn. Dat is het doel van het politiek bezig zijn.

GEBRUIKTE LITERATUUR

Joris Backer, 'Tussen droom en daad'. D'66 en de politieke crisis, Baarn 1983, 163 blz. Vooral interviews met Jan Terlouw en Hans van Mierlo.

Hans van Mierlo, De keuze van D'66. Rede gehouden op het congres van D'66 te Leiden op 14 september 1968, Amsterdam 1968, 55 blz.

Civis Mundi, themanummer over D'66, 1981.

Drs. G. Puchinger, Hergroepering der partijen, Delft 1968. Interview met Hans van Mierlo.

Vivian Voss, 'Beeld van een partij', in: De documentaire geschiedenis van D'66, Haarlem 1981, 173 blz.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

Zicht | 48 Pagina's

De toekomstvisie bij D’66

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

Zicht | 48 Pagina's