Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Staatkundig Gereformeerde Partij: anti- of contrarevolutionair?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Staatkundig Gereformeerde Partij: anti- of contrarevolutionair?

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bezinning

mr. C.G. van der staaij

In de loop van de negentiende eeuw hebben zich twee benaderingen ontwikkeld in het christelijke politieke denken: de anti-revolutionaire en de contra-revolutionaire. In het licht van het 75-jarig jubileum mag de vraag wel aan de orde worden gesteld hoe de SGP in dit licht gezien kan worden: is zij een vrucht van de anti-revolutionaire boom of volgt zij het contra-revolutionaire spoor? Of is er sprake van een zodanig nieuw gedachtengoed dat het niet zinnig is het staatkundig-gereformeerde gedachtengoed aan deze stromingen te relateren?

In dit artikel zullen allereerst de verschillen tussen contra-en antirevolutionairen op een rijtje worden gezet. (1) In de tweede plaats wil ik aanstippen dat in het verleden de problematiek van dit artikel ook in spiegelbeeldige vorm' aan de orde is geweest, waar men zich in AR-kring afvroeg of de anti-revolutionaire voorman Groen van Prinsterer niet als staatkundig-gereformeerd kan worden aangemerkt. (2) Vervolgens wordt een globale inventarisatie geboden van hetgeen in de afgelopen jaren in SGP-kring over het onderwerp "Is de SGP anti-of contrarevolutionair? " aan de orde is gesteld. (3) Tenslotte wil ik pogen, deels samenvattend en concluderend uit het voorgaande, wat kanttekeningen bij de vraag en de gegeven antwoorden te plaatsen.

1. VERSCHILLEN TUSSEN CONTRA-EN DE ANTIREVOLUTIONAIREN

In een vorig artikel heb ik gepoogd de belangrijkste verschillen tussen de ideaaltypische contra-en antirevolutionair aan het eind van de negentiende eeuw te geven.' Samengevat werd hierover het volgende gesteld:

Een eerste verschilpunt tussen de contra-en de antirevolutionaire benadering betreft de theologische achtergrond. De contrarevolutionair benadrukt de vreemdelingschap en de lijdzaamheid, terwijl de antirevolutionair de actieve heiliging en de cultuuropdracht beklemtoont.

Deze verschillende theologische achtergrond bepaalt mede de verschillende visie van contra's (negatief) en anti's (positief) op organisatie, politieke participatie en 'positieve acHe'. De wegen gaan verder uiteen door een verschillende opinie met betrekking tot de staatkundige vormgeving, zoals die in de negentiende eeuw zich heeft ontwikkeld tot een parlementaire democratie. Tegenover een voorzichtige acceptatie door de anti-revolutionair volhardt de contra-revolutionair in een radicale afwijzing.

Een volgende verschilpunt betreft de normering van het overheidsoptreden. De contra-revolutionair benadrukt tegenover de anti-revolutionair dat de overheid ook in het staatkundige leven geheel is gebonden aan de eerste tafel van Gods Wet.

Tenslotte is er nog een verschil in tijdsgerichtheid. De contra-revolutionairen zijn sterk betrokken op het verleden, het tijdperk voor de revolutie, terwijl de anti-revolutionair de toekomst accentueert.

2. EEN ANTIREVOLUTIONAIRE VRAAG: WAS GROEN EEN SGP'ER?

Bij de voorgaande opsomming moet wel worden bedacht dat deze verschillen zijn gekoppeld aan ideaaltypen aan eind van de negentiende eeuw. Binnen anti's en contra's zijn, zowel in dezelfde tijd als gelet op de ontwikkeling in de loop der tijd allerlei verschillen te constateren, waarbij de woorden weer een andere inhoud kregen.

Om een voorbeeld te noemen: er zijn aanmerkelijke verschillen waar te nemen tussen het gedachtengoed van de antirevolutionairen Groen van Prinsterer en dat van Kuyper. Maar: ook bij Groen van Prinsterer moeten we weer nuanceren: wat was de betekenis van zijn veelbesproken gewijzigde gedragslijn bij zijn herintreding in de Tweede Kamer, nadat hij deze in 1857 had verlaten?

Ik wil deze problematiek hier verder laten rusten, maar niet zonder gewezen te hebben op een interessante vraag, die in 1927 werd voorgelegd ter bespreking in de rubriek 'Vraag en Antwoord' van het blad Anti-revolutionaire staatkunde.

Deze vraag luidde: "Was Groen - om het in hedendaagsche termen uit te drukken - voor 1862 staatkundig gereformeerd en werd hij in 1862 antirevolutionair? "

De beantwoorder, mr. J.W. Noteboom, meende dat Groen niet op een lijn kan worden gesteld met de staatkundig-gereformeerden. Daarbij wees hij in het bijzonder op Groens positie ten opzichte van Rome alsmede op zijn visie ten aanzien van de godsdienstvrijheid.^

De vragensteller had nog gemeld dat hij tot de formulering van de genoemde vraag gekomen omdat hem van staatkundig-gereformeerde zijde was gevraagd, hoe het mogelijk was dat Groen van Prinsterer voor 1862 als lid van de Staten-Generaal de eed op de Grondwet aflegde. Volgens de beantwoorder was dit geen probleem: Groen bestreed niet het principe der Grondwet, maar de uitlegging ervan, zoals die door de praktijk van de vrijzinnigheid aan de Grondwet werd gegeven. Voor elk anti-revolutionair lid geldt bovendien als eerste eis, aldus beantwoorder Noteboom, dat hij, wanneer hij in het publieke leven optreedt, de bestaande orde van zaken als uitdrukking van Gods voorzienig bestel in het historisch gebeuren dient te respecteren.

Eerder was in het genoemde blad overigens al de vraag voorgelegd of een staatkundig-gereformeerd gemeenteraadslid, dat zich op het standpunt van artikel 36 van de NGB wil plaatsen, wel de eed kan afleggen. Volgens de anti­ revolutionaire beantwoorder was dit onmogelijk: men moet of artikel 36, of de eed loslaten...'

3. SGP ANTI OF CONTRA? VERSLAG VAN EEN WORTELDISCUSSIE

Het antirevolutionaire bleef evenmin als het contra-revolutionaire gedachtengoed beperkt tot de negentiende eeuw. In de twintigste eeuw zien we dat de lijnen doorlopen.

Wie een beeld zou willen tekenen van deze doorwerking en zich daarbij beperkt tot politieke partijen in de twintigste eeuw, moet ondermeer aandacht schenken aan de Anti-revolutionaire Partij en de Christelijke Historische Unie, aan de Hervormd Gereformeerde Staatspartij van ds. C.A. Lingbeek, aan de Christelijke Nationale Actie van Prof. Visscher en de Protestantse Unie van Prof. van Ruler etc. Het betreft hier een uitgebreid terrein, zeker als we de discussie over de reikwijdte van de woorden daarbij nog betrekken.

Ter illustratie van dit laatste een citaat van Ph. ]. Hoedemaker: "Wil men weten waar het kenmerkend onderscheid ligt tusschen hen bij wie ik mijzelven schaar en andere Antirevolutionairen of Christelijk-Historische groepen, ik antwoord: het ligt in het antwoord op de vraag: moet de staat al of niet neutraal zijn? (—) Wil men ons Contra - revolutionairen noemen, omdat wij op die vraag een ontkennend antwoord geven, het is mij wel; mits dit dan niet in den zin van repristinatie wordt uitgelegd."*

Wanneer we ons nu beperken tot de SGP, valt op dat er de afgelopen jaren steeds meer aandacht is gekomen voor de vraag hoe de SGP moet worden geplaatst in relatie tot het negentiende-eeuwse anti-en contrarevolutionaire gedachtengoed. Een kort overzicht.

Gangffiaker van de 'worteldiscussie' in de afgelopen jaren lijkt W. van der Zwaag, wiens studie over de contrarevolutionair Jean Louis Bernhardi (1811-1873) ondermeer uitmondde in de vraag naar de positionering van de SGP. Van der Zwaag ziet in Bernhardi en de zijnen SGP'ers 'avant-le-date'; ^ hij benadrukt dan ook de verwantschap tussen het contra-revolutionaire en het staatkundig-gereformeerde gedachtengoed.

In een recensie van dit in 1987 verschenen boek stipt drs. J. Mulder de vragen aan die er ten aanzien van het eigene van de SGP worden gesteld: "Getuigen of praktische politiek? Een mix tussen contra en anti? .."^

Dr. W. Fieret erkent in zijn dissertatie (1990) dat er overeenkomende opvattingen zijn tussen contra-revolutionairen en staatkundig-gereformeerden. Hij meent echter dat Van der Zwaag te ver gaat door de Datheenpartij een "SGP avant-le-date' te noemen. De sociale continuïteit tussen de contra-revolutionairen en de staatkundig-gereformeerden ontbreekt. Bovendien zijn de opvattingen en de daarmee samenhangende theologische overwegingen van de contra-revolutionairen met betrekking tot politieke participatie niet in overeenstemming met het staatkundig-gereformeerde denken. Meer dan bij de staatkundig-gereformeerden, ziet Fieret de ideeën van de contrarevolutionairen terug bij de Hervormd-Gereformeerde Staatspartij. ^

Naar het inzicht van dr. J. Zwemer stelde deze partij het onverkorte artikel 36 NGB nog meer centraal dan de SGP dat deed en was deze partij radicaler in haar verwerping van de Grondwet van 1848. Hij spreekt in dit verband over 'contra-revolutionaire trekjes'.'

Een symposium dat in juni ]990 door de studentenvereniging Depositum Custodi werd georganiseerd rond het thema 'tijdgeest' sloot af met een discussie over de wortels van de SGP: moeten die gezocht worden bij de antirevolutionaire Groen of de contrarevolutionaire Bernhardi?

Mr. dr. J.T. van den Berg bracht naar aanleiding van deze vraagstelling naar voren dat in de visie op het gebruik maken van politieke middelen de verschillen tussen anti-en contrarevolutionairen in de negentiende eeuw niet te zeer principieel tegenover elkaar moeten worden gesteld. Voor veel van de 'geringen des volks' was het kiesrecht eenvoudigweg niet in het vizier. Ook Bernhardi gebruikte daarentegen politieke middelen als het volkspetitionnement en het benaderen van de Koning. Van den Berg zag echter wel een wezenlijk verschil tussen contra-en antirevolutionairen waar het ging om de beoordeling van de Grondwet, in het bijzonder de Grondwet van 1848. Grofweg gesteld komt het hier op neer dat de contra-revolutionairen de Grondwet van 1848 als revolutionair verwierpen, terwijl Groen van Prinsterer, ondanks het feit dat hij de Grondwet van 1848 in zijn revolutionaire wortel heeft doorgrond en afgewezen, toch daaronder kon functioneren. De SGP is opgericht onder de grondwet van 1848 en in staatsrechtelijke en politieke zin doorgegaan in de lijn van Groen van Prinsterer, zo beklemtoonde Van den Berg.

Een andere spreker op het genoemde symposium, de heer H. Freeke, wees erop dat Groen en Bernhardi door de Voorzienigheid ieder een eigen weg gingen. Bernhardi vervulde een soort waakhondfunctie opdat Groen niet te ver van het spoor zou gaan. Freeke lijkt zo de wortel-verwantschap met zowel de contrarevolutionairen als de anti-revolutionairen te willen benadrukken.'

In een artikel getiteld "Staatkundig Gereformeerde Emancipatie" in het orgaan van de eerdergenoemde studentenvereniging viel K. de Groot in 1991 Fieret bij in zijn stelling dat de Utrechtse Datheenpartij niet zonder meer als voorloper van de SGP kan worden gezien. Aangezien - naar Fieret constateert - sociale continuïteit ontbreekt, kan er volgens De Groot met evenveel recht worden gesteld dat de SGP'ers de lijn van Groen hebben voortgezet. "De Haagse Reveilman en zijn eenzame strijd in de Kamer is dan veel eerder het prototype van een SGP-er. De weg loopt dan van Den Haag naar Middelburg... En van Middelburg weer naar Den Haag, waar in 1922 de SGP haar intrede deed in de Kamer."'"

Uitvoerig wordt vervolgens aandacht geschonken aan de relatie tussen de SGP en het contra-en antirevolutionaire gedachtengoed in het onlangs herdrukte boekje van drs. A.A. van der Schans over Kuyper en Kersten." Van der Schans rekent ds. G.H. Kersten zeer beslist niet tot de contrarevolutionaire richting, al erkent hij de door Van der Zwaag genoemde overeenkomsten tussen Bernhardi en Kersten met betrekking tot de interpretatie van artikel 36 NGB, het verzet tegen de vaccinatiedwang, de nadruk op de gereformeerdorangistische traditie, het anti-papisme en de nauwe band tussen kerk en staat. De theologische opvattingen (lijdelijkheidsgedachte) en maatschappelijke opvattingen van Bernhardi en ds. Kersten verschilden echter volgens Van der Schans in zodanige mate, dat laatstgenoemde zich niet op Bernardi beriep bij zijn streven naar participatie in politiek, terwijl we bij ds. Kersten bovendien nagenoeg geen verwijzingen tegenkomen naar Kohlbrugge, degene die de contrarevolutionaire richting een theologische basis heeft gegeven. Bovendien droeg ds. Kersten zijn contrarevolutionaire gedachtengoed op een actieve, daadkrachtige v/ijze naar buiten, waarbij hij zich bediende van middelen (zoals organisatiestreven en reglementering) die haaks stonden op het gedachtengoed van de contrarevolutionairen.

Van der Schans spreekt dan vervolgens als zijn mening uit dat de SGP naar de inhoud contrarevolutionair is, maar naar de vorm antirevolutionair. Het laatste acht hij noodzakelijk verbonden aan de keus voor het deelnemen aan de parlementaire democratie door onder andere gebruik te maken van het algemeen kiesrecht en het afleggen van de eed. In de onverzoenlijke tegenstelling tussen antirevolutionaire vorm en de contrarevolutionaire inhoud ziet Van der Schans tenslotte de oorzaak voor "het niet opgeloste probleem van de uitvoerbaarheid van artikel 36".

Tenslotte is in het jubileumboek ter gelegenheid van het 75 jarig bestaan van de SGP - onder verwijzing naar en in discussie met veel van de hiervoor genoemde auteurs - ingegaan op het onderwerp van dit artikel door drs. ]. Mulder.'^ Hij constateert dat in de SGP vanaf de oprichting zowel een antials een contrarevolutionaire richting aanwezig was, maar benadrukt de antirevolutionaire verwantschap. De contrarevolutionaire richting zou beslist niet overgegaan zijn tot oprichting van de SGP. Ds. Kersten was volgens Mulder van meet af aan meer anti-dan contrarevolutionair, hetgeen niet alleen blijkt uit zijn organisaüedrang en reglementeringsijver. Ds. Kersten streefde naar de handhaving van de zuivere antirevolutionaire beginselen." Verrassend is tenslotte Mulders ontdekking dat ds. Kersten in een brief nog eens geopperd heeft of de naam Vrij Antirevolutionaire Partij wellicht niet beter zou zijn dan de aangenomen naam.

De discussie over de vraag naar de wortels van de SGP beperkt zich overigens niet tot de SGP-gelederen. In het artikel over contrarevolutionair en antirevolutionair in de negentiende eeuw wees ik er al op dat onlangs nog een GPV-commissie oordeelde dat de visie van de SGP op de verhouding tussen kerk en staat blijk geeft van een conservatisme "dat eerder contrarevolutionair dan anti-revolutionair van aard is".''*

De door Van der Schans gemaakte onderscheiding tussen vorm en inhoud werd kort geleden nog met instemming aangehaald door de GPV-parlementariër Van Middelkoop. Daarbij vatte Van Middelkoop de contrarevolutionaire houding even beeldend als betwistbaar samen met de woorden 'met de rug naar de toekomst lopen'.

4. NOGMAALS DE VRAAG: DE SGP ANTI-OF CONTRA?

Belari'^ van de discussie Mijns inziens gaat het bij de thans aan de orde zijnde vraag niet om een zinloze woordenstrijd of nutteloze anachronistische discussie. Het nadenken over de vraag kan immers in de eerste plaats ons inzicht verscherpen in de historische wording van het staatkundig-gereformeerde gedachtengoed: welke invloeden zijn werkzaam geweest in de ontwikkeling van dit gedachtengoed?

Hieruit vloeit voort dat het ons om verantwoording vraagt omtrent het eigene van de staatkundig-gereformeerde identiteit, zoals men deze tot op de dag van vandaag in theorie en praktijk tot uitdrukking poogt te brengen.

Verder heeft het stellen van de aangeduide vraag nog een ander nut: het schept inzicht in de binnen de SGP bestaande pluriformiteit. Het is namelijk opvallend dat wanneer men diverse SGP'ers confronteert met de hiervoor beschreven verschillen tussen anti en contra en daaraan de vraag toevoegt of de SGP nu meer van de anti's of van de contra's weg heeft, een verschillend antwoord volgt. Met andere woorden: het antwoord op de vraag geeft aan wat de betreffende persoon zelf belangrijk acht dan wel wat hij wezenlijk acht voor de staatkundig-gereformeerde identiteit!

De SGP: allebei en geen van beiden

Zoals uit de eerder genoemde literatuur blijkt, zijn er uit oogpunt van sociale continu'iteit geen duidelijke lijnen te trekken. Bovendien komt het mij voor dat de Staatkundig Gereformeerde Partij in haar presentatie de zelfstandigheid voorop stelde, hoewel de verwantschap met oude anti-revolutionaire standpunten meermaals werd beklemtoond. Het is niet onvoorstelbaar dat de verwantschap met de contra-revolutionairen nadrukkelijk niet te zeer werd geëxpliciteerd omdat een van de karakteristieken van die houding juist was de afwijzing van politieke participatie in het bestel, zoals dat na de grondwetswijziging van 1848 bestond en zich ontwikkelde. En juist tegen deze mijding trokken de vooraanstaande SGP'ers ten strijde!

Wanneer we een andere invalshoek hanteren en de standpunten van "de" SGP vergelijken met de (ideaaltypische) verschilpunten tussen anti's en contra's voert dat tot het weinig verrassende resultaat dat de SGP-standpunten niet volledig te identificeren zijn met de antirevolutionaire, noch met de contrarevolutionaire gedachten.

Dat blijkt al direct met betrekking tot het theologische gedachtengoed. De SGP'ers missen in dit opzicht de duidelijke kenmerken van beide. Het specifieke contrarevolutionaire lijdelijkheidsdenken ontbreekt evenzeer als het meer optimistische en activistische antirevolutionaire gedachtengoed.

De pluriformiteit binnen de SGP-opvattingen wordt duidelijk als we zien op de verschilpunten met betrekking tot de visie op de politieke middelen en de staatkundige vormgeving.

Waar SGP'ers nadrukkelijk ervoor gekozen hebben binnen de parlementaire democratie te participeren zoals die in de twintigste eeuw functioneert, kan men terecht stellen dat dit een antirevolutionaire lijn betekent. Dit brengt tevens aan het licht dat juist bij SGP'ers die meer afstand hebben tot de praktische politiek, eerder een contrarevolutionair geluid wordt gehoord. In dit licht heeft de aangehaalde opmerking van dhr. Freeke ook zijn waarde voor de beoordeling van de verschillende accenten die ook nu binnen de SGP leven: beide kunnen hun nut hebben in de ontwikkeling en toepassing van het staatkundig-gereformeerde denken. De in dit opzicht meer contrarevolutionaire denkers lopen het gevaar te weinig oog te hebben voor de gebrokenheid van de werkelijkheid waarin de SGP'ers hun weg moeten vinden, maar kunnen anderzijds de spiegel van het ideaal voorhouden en met meer afstand tot de alledaagse politieke werkelijkheid wijzen op te grote concessies.

Met betrekking tot het punt van de normering van het overheidsoptreden neemt de SGP een contrarevolutionair standpunt in. (In dit verband zij herinnerd aan hetgeen hierboven van Hoedemaker werd geciteerd!) Ten aanzien van de laatstgenoemde twee punten komt het helderst de spanning binnen het staatkundig-gereformeerde gedachtengoed tot uitdrukking waar het gaat om het uitdragen van de theocratische idealen binnen een bestel waarin de normering niet gezocht wordt in Gods Woord. In dit licht verstaan we de opmerkingen van Van der Schans dat in de onverzoenlijke tegenstelling tussen antirevolutionaire vorm en de contrarevolutionaire inhoud de oorzaak kan worden gevonden voor "het niet opgeloste probleem van de uitvoerbaarheid van artikel 36".

Met betrekking tot de tijdsgerichtheid lijkt me de SGP moeilijk in een contra/anti-model in te delen: met de contrarevolutionairen is er van oorsprong een sterke gerichtheid op en aandacht voor het verleden, maar anderzijds ontbreekt de aandacht voor de toekomst niet.

Onderscheid naar vorm en inhoud

Naar mijn mening is het gelet op de hiervoor genoemde verschilpunten te verdedigen dat de SGP in de praktijk toch meer anti-dan contrarevolutionair blijkt. Voor een politieke partij is immers juist de visie op de verschilpunten met betrekking tot het gebruik maken van de politieke middelen en het politiek functioneren onder de Grondwet van bepalend belang; in dit opzicht is de SGP meer antirevolutionair.

Maar wanneer we letten op de uiteindelijke idealen van de SGP met betrekking tot het gewenste overheidsoptreden, zonder de beperkingen die het geldende recht met zich meebrengt, is de SGP van oudsher meer contrarevolutionair dan antirevolutionair gericht.

Hiermee wordt dus nadrukkelijk aangesloten bij de lijn van de door Van der Schans hieromtrent gegeven karakterisering van de SGP naar inhoud en vorm. Deze typering doet overigens denken aan Da Costa's dichtregels: "Ontwikkeld uit den wortel van Geschiedenis en Geloof! in zijn wezen, vrucht der tijden, - in zijn vorm, van dezen tijd!"".

De ingenomen plaats in het spanningsveld tussen Grondwet en geloofsbelijdenis geeft de SGP ten opzichte van anti's en contra's een eigen positie, die bepaald niet de gemakkelijkste en duidelijkste, maar om die redenen niet minder verkieslijk is.

De SGP tussen contra en anti

Juist doordat het antwoord op de vraag hoe de eigen plaats in het genoemde spanningsveld moet worden ingevuld, niet duidelijk vaststaat, is de inhoud van het staatkundig-gereformeerde ook niet voor eens en voor altijd vaststaand. Daarom vinden we vroeger en nu op dit punt antwoorden, die zweven tussen het anti-en contra-standpunt. De echte antirevolutionairen gingen niet mee met de SGP, en de echte contrarevolutionairen evenmin. Als voorbeeld van de laatste zou de dominee kunnen dienen die 'met grote letters dwars over zijn stembiljet schreef: 'De Heere regeert'" Wellicht dat er nog meer van die contrarevolutionairen in den lande zijn, dan men op het eerste gezicht zou vermoeden.

De SGP heeft altijd te maken gehad met de spanning tussen het meer antirevolutionair en het meer contrarevolutionair ingestelde deel van de achterban. Als gevolg van de staatkundig gereformeerde emancipatie en onder invloed van de voortgaande secularisatie in de pohtieke praktijk is de ontwikkeling in antirevolutionaire zin mijns inziens toegenomen.

Dit betekent niet noodzakelijk - al is er wel het gevaar - dat de contrarevolutionaire idealen welke ook wezenlijk tot het SGP-geluid behoren, onderbelicht worden.

NOTEN


1. 'Contra-revolutionair en antirevolutionair in de negentiende eeuw: hetzelfde en toch verschillend', in: 7.ichl (1992J nr, 4, p. 165 e.v.

2. Antirevolutionaire Staatkunde 3 (1927), p. 424-427.

3. Antirevolutionaire Staatkunde 3 (1927), p. 370-372.

4. Ph. J. Hoedemaker, Een staat met den Bijbel, Den Haag, 1941 (herdruk), p. 85.

5. W. van der Zwaag, jean Louis Bernhardt, Houten 1987, p. 314.

6. Reformatorisch Daj^blad van 7 augustus 1987.

7. W. Fieret, De Staatkundig Gereformeerde Partij 19J8-1948, Houten, 1990, p. 13.

8. J. Zwemer, In conflict met de cultuur, Kampen, 1992, p. 222.

9. Zie o.m. het verslag van het symposium in het Reformatorisch Dagblad van 25 juni 1990.

10. Documentum 3 (1991) 3, p. 10.

11. A.A, van der Schans, Kwi/pereM Kersten, Den Haag/Leiden, 1992', p. 69, 70.

12. J. Mulder, Het bestaan en voortbestaan van de SGP. in: Van Goedertierenheid en Trouw, Den Haag 1993, met name biz. 15 t/m 17.

13. Zie ook W. Fieret 'Om het beginsel in het isolement', Van Goedertierenheid en Trouw Den Haag 1993, p. 106: "Ds. Kersten vatte het kort samen: de SGP is opgericht omdat de ARP de aloude beginselen verzaakte."

14. Zie Ons Burgerschap 45 (1992) 3, p. 47.

15. Uit; Aan Nederland, in de lente van 1844, opgenomen in: Da Costa's Kompleete Dichtwerken dl.2. Leiden, z.j. (negende druk), p. 253.

16. Aangehaald bij H.F. Massink, in: Gereformeerden en het gesprek met de cultuur, Zoetermeer, 1991, p. 217.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1993

Zicht | 44 Pagina's

De Staatkundig Gereformeerde Partij: anti- of contrarevolutionair?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1993

Zicht | 44 Pagina's