Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eenheid van het Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eenheid van het Woord

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

BEZINNING

drs. P. van Ruitenburg, predikant van de gereformeerde gemeente te Dordrecht

Allereerst wil ik mijn waardering voor het werk dat de bezinningsgroep gedaan heeft voor het totstandkomen van de nota "Theocratische politiek". Ik heb het met genoegen gelezen en vind het een stuk dat het waard is om verder doordacht te worden. Het is mijns inziens een stap tot meer duidelijkheid in de gelederen van de SGP.

De definitie

In het eerste hoofdstuk is een poging gedaan om tot een definitie te komen van het begrip theocratie. Bij het lezen voel je de inspanning om tot een formulering te komen die houdbaar is en ik moet zeggen dat ik het een knappe poging vind. Vooral de redenering op blz. 14 vond mijn instemming: De definitie moet gevat zijn in staatkundige termen(l); theocratie moet gedefinieerd worden als politieke categorie(2); door een politieke definitie blijven dogmatische aspecten buiten beschouwing(3); het is een intentieverklaring(4); het gaat om principes, de norm, achter de vorm(5). Daarmee ben je al een heel eind! "Theocratie in de meest volledige zin des woords kan slechts nagestreefd worden". Akkoord. En de term "theocratische politiek" is op zich ook bruikbaar.

Toch een vraag hierbij. Waarom zag men af van een definitie voor theocratie en stelde men daarvoor in de plaats een definitie van "theocratische politiek"? Is dit geen ontsnapping uit de problematiek? Het was toch de bedoeling te definiren wat theocratie was. Ik vind het best als er ook een definitie wordt gevonden voor wat theocratische politiek is, maar het is me niet duidelijk waarom deze zijweg is gekozen. Zeker niet nadat men er al heel dichtbij was.

Mogelijk heeft de werkgroep zich beperkt tot een definitie van "theocratische politiek" omdat wij in de situatie van nu theocratische politiek willen bedrijven, terwijl een staatsvorm met een theocratisch principe niet haalbaar is. Of men voorzag meningsverschillen die niet gemakkelijk te overbruggen zouden zijn. Hoe het ook zij, ik geloof dat we met de gegevens die zijn aangedragen toch wel tot een definitie van theocratie kunnen komen.

De genoemde definitie van theocratische politiek wekt overigens de indruk een definitie van theocratie in zich te bergen. Theocratie lijkt een bestel te zijn waarin de overheid zich onderwerpt aan het Woord van God. Een definitie die wel erg mager aandoet. Bovenaan blz. 18 is zelfs sprake van een definitie van theocratie waarin sprake is van overheid en onderwerping aan Gods Woord. Heeft er aanvankelijk een definitie in de nota gestaan soms, die later is teruggehaald? Maar laat ik een poging wagen met de geleverde notities tot een definitie te komen. Met enkele aanvullingen luidt die:

Theocratie is het principe (opm. 5) van een staatsvorm (opm. 1, 2) waarin het hoogste gezag aan God toegekend wordt, die zich daarbij bedient van door hem aanvaarde bestuursorganen die streven (opm. 4) naar onderwerping aan het woord van God.

De heilsgeschiedenis

In de nota valt verschillende keren het begrip "heilsgeschiedenis" en heilsopenbaring. Ik wil daar graag op inhaken. We zien in het Oude Testament het heilshandelen Gods getekend. De Heere bracht af naar Egypte en bracht weer op naar Kanaan. Hij leidde in ballingschap en bracht weer terug naar het beloofde land. Het koninklijk zaad werd bewaard zodat Christus uit de stam van David geboren kon worden. Zeker: heilsgeschiedenis.

We vinden in hetzelfde Oude Testament ook de theocratische gedachte. De Heere regeert en gebruikt daartoe instrumenten op aarde: aartsvaders, richters, koningen. Ik geef ook toe dat heilsgeschiedenis en theocratie aan elkaar verbonden zijn geweest. In ieder geval stonden zij niet los van elkaar in de context van het Oude Testament. Maar gaat het niet te ver op grond van deze samenloop van heilsgeschiedenis en theocratische politiek algemene conclusies te trekken? Ik zou het niet voor mijn rekening durven nemen in het algemeen te stellen dat theocratische politiek gestalte krijgt in het kader van het genadeverbond (conclusie 2). Het gevaar van deze algemene uitspraak is dat er buiten de bediening van het genadeverbond geen theocratische politiek nodig zou zijn, of niet geboden is. Daarom kan ik me er in vinden. Andere volkeren dan Israel hadden zich ook voor de Koning moeten buigen, afgezien van het feit dat zij niet tot het verbondsvolk behoorden. Denk aan Psalm 2, waarin ook buitenlandse vorsten worden opgeroepen Israels koning te vereren: "Nu dan gij koningen handelt verstandiglijk, laat u tuchtigen gij rechters der aarde". Het Oude Testament heeft ook vele universele kanten.

Ik zou het zekei niet aandurven om de heilsgeschiedenis op één of andere manier voorwaarde te noemen voor theocratische politiek (blz. 17 regel 45). De indruk zou gewekt kunnen worden dat alleen christenen geroepen zijn zich aan het Woord te onderwerpen. Bovendien gaat het in de theocratische gedacht mijns inziens niet allereerst om het heil van de mens, maar allereerst om de ere Gods. Hij is de Koning der ganse aarde en heeft recht op ieder leven. Dat is toch de grote beweegreden voor theocratie. De Schepper van hemel en aarde is het waard om door wie dan ook gediend te worden. In het veel sterkere historische deel van de nota komen we dat wel tegen. In het bijbels-theologische had het niet gemist mogen worden.

De conclusie 2 op blz. 27 zou ik dan ook liever in de verleden tijd geformuleerd zien: "Binnen het kader van de heilsgeschiedenis en het genadeverbond kreeg theocratische politiek gestalte". En ik zou daar dan verder geen conclusie aan willen verbinden. Ik wil immers niet ontkennen dat theocratische politiek binnen het kader van de heilsgeschiedenis gestalte kreeg. Maar het had ook daarbuiten gestalte moeten krijgen en was dan ook heilzaam geweest. En dat theocratische politiek geboden blijft, zoals op de volgende bladzijde staat in conclusie 3, stem ik van harte toe, maar niet zozeer omdat het "uit de roeping van de christen volgt". Die argumentatie is te zwak. Het is ieders roeping omdat de Heere een God is van de ganse aarde. Hij is onze Maker. Heere der heirscharen is Zijn Naam. Ik ben van mening dat dit in hoofdstuk 3 bij regel 30 uitgewerkt had moeten worden Ik heb begrepen uit het prachtige hoofdstuk 5 dat ook ds. Abma dit punt sterk benadrukte (blz. 59, regel 21, 43). Hiermee houdt verband wat we lezen in conclusie 5 op blz. 28. Daar wordt gesproken over de "taak der gelovigen". Ik zou dat graag veranderd zien in ieders plicht.

Wat zich wreekt in het stuk is dacht ik het gemak waarmee louter feiten worden geïnterpreteerd als normen. Als ik even mag uitleggen: Het feit dat Abraham meerdere vrouwen had is wel een gegeven, maar geeft ons geen vrijheid om dat ook te doen. Dat blijkt uit andere schriftgedeelten. En dat voor een huwelijk bruidsschatten moesten worden betaald is ook een feit, maar wij doen het niet meer. Zo is een feit dat heilsgeschiedenis en theocratische politiek samen gingen, maar daaruit volgt niet dat het alleen zo kan of moet.

Kerk en staat

Eenzelfde mijns inziens onjuiste redenering vond ik met betrekking tot de verhouding kerk en staat. Het loutere feit dat we in de nieuwe bedeling geen staatsbestel meer vinden in de oudtestamentische zin, betekent toch niet dat dit de goedkeuring des Heeren kan wegdragen. Het is onder Zijn toelating en bestuur dat de romeinse overheid het Joodse volk overheerste, maar het zegt niet dat het voor de Heere nu genoeg was en theocratische idealen in een ander licht moeten staan. Ook bij zulke conclusies maken we descripties tot normatieven.

Hier is bovendien het gevaar Oude en Nieuwe Testament zo ver uiteen te trekken dal^de normen van het oude minder relevant zouden zijn in de nieuwe bedeling. Dat in het Nieuwe Testament van een vreemde en heidense overheid sprake is laat onverlet dat de overheid een theocratisch bestel had moeten nastreven. Er is al helemaal geen sprake, van dat er een overdracht is van taken van de overheid naar de gemeente zoals op blz. 23 wordt gezegd (regel 41). Die gedachte ondermijnt mijns inziens een bijbelse visie op theocratie. N.B.: overgedragen op de gemeente. Het lijkt wel een vervangingsmodel. De reformatoren hebben benadrukt dat er niet veel veranderde bij de overgang van oude bedeling naar de nieuwe. De middelmuur tussen de volkeren werd afgebroken, het evangelie werd duidelijker geopenbaard, de belofte is in vervulling gegaan, de ceremoniële wetgeving is overbodig geworden. Maar politiek en normatief is er niets veranderd. Tussen haakjes zei opgemerkt dat onder het oude verbond er meer goddeloze koningen waren, dan godvrezenden. Het merendeel van Israels koningen had al geen theocratisch bestel.

'Het merendeel van Israels koningen had geen theocratisch bestel'.

'Het gaat veel te ver Mze^^n dat het Oude Testament met zijn theocratie heeft afgedaan'.

Kenmerkend voor de visie in hoofdstuk 3 vond ik regel 38 van blz. 23. Onder het Nieuwe Testament zou het Koninkrijk Gods niet (meer) van deze wereld zijn. Onder de oude bedeling zou het Koninkrijk wel van de wereld zijn geweest. Ik acht dit volkomen uit de lucht gegrepen. Het Koninkrijk Gods zou voor David op aarde zijn geweest en voor Petrus een geestelijk karakter hebben? Leze we niet in de Hebreen brief dat Abraham al een ander vaderland verwachtte? Hij verwachtte ook het hemelse Kanaan. Voor Christus komst was het Koninkrijk Gods niet op aarde en na zijn komst evenmin.

Aan het einde van conclusie 2 op blz. 27 en bovenaan blz. 28 lees ik zelfs dat de komst van het Koninkrijk Gods samen zou vallen met de nieuwe bedeling. Vergeten wordt dat er in de Schrift vaak wordt gesproken van het Koninkrijk dat "nabij" is gekomen. Het gaat ook in het Nieuwe Testament vooral om een toekomend Koninkrijk. De moordenaar vraagt: Gedenk mijner als Gij in Uw koninkrijk zult gekomen zijn en Christus leerde zijn discipelen bidden: "Uw koninkrijk kome". En als ik het goed begrijp zouden volgens de nota de bedelingen van het genadeverbond samenvallen met bedelingen in het politiek bestel. Met andere woorden: In de nieuwe bedeling zou theocratische politiek een andere invulling moeten krijgen dan ervoor. Het spijt me, maar ik zie dat niet. Vooral niet omdat ik het Nieuwe Testament zie als een aanvulling en vervulling op het Oude en niet als een verandering. Christus is immers niet gekomen om te ontbinden maar om te vervullen. Met andere woorden: In het Nieuwe Testament wordt nergens de kinderdoop bevolen, maar we weten uit het Oude dat de jongetjes werden besneden. En omdat we vasthouden aan de eenheid van het Woord durven we te zeggen dat de doop in de plaats der besnijdenis is gekomen. De zaken blijven immers ten diepste eender. Het gaat dan ook veel te ver te zeggen dat het Oude Testament met zijn theocratie heeft afgedaan. Dat was juist een van de argumenten om over te gaan tot schrappen van de 21 woorden van art. 36 (blz. 55, regel 45).

U begrijpt dat ik ook de redenering niet kan meemaken dat de openbaringsgestalte van het volk Israel voorbij is omdat volgens Christus Zijn Koninkrijk niet van de wereld is (blz. 23, regel 36). Inderdaad heeft Israël niet meer de uitzonderlijke positie van toen, al blijft het het oude verbondsvolk, maar dat staat toch los van het Koninkrijk Gods. En evenmin zie ik bij de wisseling van oude naar nieuwe bedeling consequenties voor de verdeling van straf door de overheid en tucht der kerk. Hoe was die verdeling in de oude situatie dan? Was die zoveel anders? Waarmee ik niet wil ontkennen dat door de omstandigheden en onder Gods leiding de dingen naar een bepaalde kant zijn ontwikkeld. Maar principieel veranderde er niets. De Romeinse overheid had ook moeten optreden tegen het optreden van welke van Gods geboden dan ook. De overheid hoeft niets aan de kerk over te laten als het daarover gaat. Laat de kerk naast de straf van de overheid aanvullend de medische tucht uitoefenen. In het oude Israël stond de straf van de overheid ook los van het schuld of zonde offer dat men bracht.

'Kerk en staat behoren gescheid^ite zijn. Koningschap en priesterdom tnoetjen niet iti elkaar schuiven'.

Kerk en staat behoren gescheiden te zijn. Koningschap en priesterdom moeten niet in elkaar schuiven. Het zinnetje "dit betekent niet dat de overheid neutraal zou kunnen staan tegenover publiek bedreven kwaad tegen Gods wet" (blz. 28 regel 11-13) is naar mijn stellige overtuiging echter te passief en te weinig. Artikel 36 van onze NGB formuleert krachtiger. De overheid heeft een positieve taak in het bestrijden van de zonde en ik dacht niet alleen de publiek bedreven zonden.

Laten we niet vergeten dat de scheiding van kerk en staat er ook al was in het oude verbond. Al werkten koning, priester en profeet ook wel samen, er bleef distantie. De koning had geen enkele bevoegdheid in kerkelijke benoemingen. Profeten stonden al helemaal onafhankelijk. Vooral dat laatste is interessant. Sommige geleerden hebben wel gesproken van hofprofeten en kijken dan in de richting van Nathan, de profeet die David aanvankelijk de toestemming gaf de tempel te bouwen. Maar het is toch wel opvallend dat dezelfde Nathan David moet bestraffen voor de zonden met Uria en Bathseba. Daar toonde de profeet geheel onafhankelijk en zelfs kritisch te staan. Van latere profeten weten we dat zij de koningen onder scherpe kritiek stelden. Denk aan Jesaja, Micha en Jimla en vele anderen. In het theocratische Israël waren kerk en staat behoorlijk gescheiden.

En ook nu moet naast het volk, ook de kerk een profetisch getuigenis geven naar de overheid, wat gelukkig ook gebeurt door de deputaatschappen voor de Hoge Overheid van verschillende kerken. In feite gebeurde dat onder de oude bedeling ook, al staan we in een andere situatie.

Tenslotte wil ik bij deze paragraaf opmerken dat het doortrekken van oudtestamentische lijnen zoals dat naar mijn mening ook binnen de SGP altijd werd gedaan, geen ruimte laat voor het subsidiariteitsbegrip. Ik heb het nooit Bijbels hard horen maken dat de overheid pas na de kerk en de familie barmhartigheid moet betonen aan de noodlijdende naaste. In psalm 72 wordt duidelijk dat de koning een geweldige taak had voor zijn onderdanen. De koning werd zelfs vaak als een herder aangeduid voor zijn schapen, zoals Christus ook een Herder voor Zijn kerk is. Waarom zou de overheid nu die herderlijke zorg niet moeten hebben? En de overheid hoeft het ook niet alleen te doen. Laten familie, kerk en overheid allen hun steentje bijdragen.

'Ik heb het nooit Bijbels HaM'WaHn maken dat de overheid pas na de kerk en de familie barmhartigheid moet betonen aan de noodttfdendé naaste'.

De staatsvorm

Tenslotte wil ik vragen of in de bijbelse verantwoording niet wat gezegd had moeten worden over de verschillende staatsvormen. Welke staatsvorm acht men in theocratische politiek het meest verkieselijk? Of staat men in theocratische politiek kritisch ten opzichte van iedere staatsvorm?

Ik neig zelf tot het laatste. Hoewel ik me haast te zeggen dat het koningschap van het oude Israël toch wel wat had. Ik ben er nog niet uit of het koningschap dat bij Saul werd ingesteld nu van harte is gegeven of node. Teksten als: "Zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen", liegen er niet om. Anderzijds wordt in Deuteronomium al gesproken over de toekomstige koningen. Ik durf wel de conclusie te trekken dat ook het koningschap kritisch wordt bezien. Het is zeker niet het einde.

Of een monarchie het meest verkieselijk is voor theocratische politiek, weet ik niet. Rehabeam maakte er behoorlijk misbruik van en luisterde niet naar de oude wijze mannen. De raad van zijn fanatieke vrienden sprak hem meer aan. Hoe garandeer je een goede kring van adviseurs rondom de koning? Toch met democratie, misschien? Maar we zullen het er wel over eens zijn dat de praktijk leert dat er altijd een profetisch getuigenis nodig zal zijn. Moge onze SGP mede functioneren in het doorgeven van dat positief kritisch geluid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1994

Zicht | 84 Pagina's

De eenheid van het Woord

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1994

Zicht | 84 Pagina's